Secularisme en rationalisme
Hier dient aan toegevoegd dat anarchisten en in grote mate de revolutionaire socialisten van Links-Zoals-Het-Was niet enkel probeerden te spreken in het algemeen belang van de mensheid, maar veeleer alle ideeën en vooroordelen afzwoeren die de natuurlijke plaats van de mensheid in het schema van de dingen ontkenden. Zij beschouwden het aanbidden van godheden als een vorm van onderwerping aan door de mens ontworpen creaturen, als het verbergen van de realiteit door illusie, en als de manipulatie van menselijke angsten, vervreemding en anomie door berekende elites ten behoeve van een verdrukkende sociale orde. In het algemeen eiste Links-Zoals-Het-Was zeer sterk de rationalistische erfenis op van de Verlichting en de Franse Revolutie, hoezeer dit de marxisten ook opzadelde met mechanistische ideeën. Maar het beconcurreerde ook, in een van Hegel geleende organische redeneringswijze, het mechanisme en het conventionele empirisme. Waar bij de anarchisten intuïtieve begrippen tegenover materialistische stonden, konden zij een respectabel aantal kunstenaars aantrekken tot de anarchistische bewegingen van het verleden, of tot anarchistische ideeën. Daar komt bij dat het rationalisme geen emotieve benaderingen uitsloot die een uiterst moreel socialisme voedden dat vaak niet te onderscheiden was van libertaire standpunten. Maar afgezien van bepaalde individuele uitzonderingen, werd bijna elke poging gedaan om mechanistische, organische en emotieve benaderingen van de realiteit te plaatsen in een rationeel kader, meer bepaald om een coherente benadering van de sociale analyse en de verandering tot stand te brengen.
Dat dit streven leidde tot uiteenlopende tendensen binnen Links-Zoals-Het-Was hoeft ons niet te verbazen. Maar het begrip rationele maatschappij gerealiseerd zowel door rationele als door morele middelen en idealistische gevoelens, vormde een uniforme idee voor Links-Zoals-Het-Was. Slechts weinige linkse activisten zouden William Blake’s opvattingen over de rede als “bemoeiziek” of huidige postmoderne begrippen van coherentie als “totalitair” aanvaard hebben.
Binnen Links-Zoals-Het-Was was er geen eensgezindheid omtrent de vraag of een vreedzame, zelfs reformistische evolutie van kapitalisme naar socialisme mogelijk was, dan wel dat een definitieve breuk met het kapitalistisch systeem onvermijdelijk was. De weigerachtigheid van Links-Zoals-Het-Was tegenover hervormingen kan misschien het best begrepen worden met de vergelijking dat jaren terug ernstige debatten ontstonden bij westerse gauchisten van allerlei slag over de vraag of ze moesten strijden voor de achturige werkdag, waarvan velen verwachtten dat het het kapitalisme zou veraangenamen voor de werkende klasse. In het tsaristische Rusland debatteerde Links ernstig over de vraag of hun organisaties moesten proberen de hongersnood in de boerenstand te verlichten uit vrees dat hun liefdadigheidsinspanningen de woede van de boeren zouden afleiden van het tsarisme.
Hoe ernstig deze verschillen ook waren, pogingen tot hervormingen omwille van de hervorming zelf hebben nooit deel uitgemaakt van de linkse ideologie. Revolutionair Links, dat socialistische en anarchistische bewegingen waarlijk als Links bestempelde, wilde het kapitalistisch systeem zeker niet verbeteren, laat staan het “een menselijk gezicht” geven. “Kapitalisme met een menselijk gezicht” was een uitdrukking die ze zouden beschouwd hebben als een contradictio in terminis. Links-Zoals-Het-Was hoopte het kapitalisme omver te werpen en een radicaal nieuw sociaal systeem te installeren, het was nooit de intentie de bestaande orde te rationaliseren en voor de massa’s aanvaardbaar te maken.
Het deelnemen aan de strijd voor hervormingen werd gezien als een middel om de massa’s op te voeden, niet een manier om liefdadigheid uit te delen of hun materiële lot te verbeteren. Eisen voor hervormingen waren altijd doordrongen van de bredere boodschap dat een fundamentele sociale reconstructie noodzakelijk was. De strijd voor de achturige werkdag, jaren terug, en stakingen voor betere levensomstandigheden, om te zwijgen van juridische verbeteringen voor de werkende mensen, werden beschouwd als middelen om de verdrukten te mobiliseren, om hen te betrekken in de strijd en om de grenzen – en het fundamentele irrationalisme – van het kapitalisme bloot te leggen, maar niet zozeer als een louter middel om het leven onder het kapitalisme te verbeteren. Slechts later begonnen de zogenaamde linkse partijen, kandidaten, volksvertegenwoordigers en filantropen hervormingen te verdedigen als technieken om het kapitalisme te “vermenselijken” of om linkse kandidaten populairder te maken – en verkiesbaar voor het politieke bestel.
Betere werk- en levensomstandigheden vragen werd beschouwd als een manier om het “loonsysteem” en de soevereiniteit van het kapitaal direct uit te dagen. Zelfs zogenaamde “evolutionaire” of “reformistische” socialisten, die hoopten om van het kapitalisme naar het socialisme te glijden, waren revolutionair in die zin dat ze geloofden dat het kapitalisme moest worden vervangen door een radicaal nieuwe sociale orde. Hun conflicten met de revolutionaire socialisten en anarchisten binnen Links-Zoals-Het-Was waren geconcentreerd op de vraag of het kapitalisme vervangen kon worden door middel van vreedzame veranderingen, en niet zozeer of men het een “menselijk gezicht” kon geven. De Eerste Wereldoorlog en vooral de revoluties die erop volgden, legden het reformistische socialisme in puin. Maar het bracht ook een Links voor dat in veel van zijn dogma’s radicaal verschilde met Links-Zoals-Het-Was.
De Eerste Wereldoorlog en het bolsjewisme
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, de bolsjewistische revolutie van 1917 en de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht tijdens de Spartacusopstand (het vergieten van socialistisch bloed met indirecte ondersteuning van de officiële Duitse sociaaldemocraten) veroorzaakten een breuk in de geschiedenis van heel Links.
Bij het uitbreken van de oorlog lieten bijna alle socialistische partijen van de betrokken landen zich verleiden tot nationalisme. Hun parlementaire fracties keurden oorlogskredieten aan hun respectieve kapitalistische staten goed. Ook de houding van zekere leidende anarchisten, zoals Kropotkin, bleek niet eerbaarder te zijn dan die van de “sociale patriotten” om Lenins epitheton te gebruiken voor de Duitse en Franse socialistische leiders die het ene of het andere kamp in de oorlog ondersteunden.
Een grondige analyse van de oorzaken van deze breuk in Links-Zoals-Het-Was zou een aparte studie vragen. Maar de bolsjewistische machtsovername in november 1917 kon deze breuk niet helen. Integendeel, zij verscherpte de breuk, niet alleen door de onvermijdelijke polarisatie van het bolsjewisme tegen de sociaaldemocratie, maar ook door de autoritaire elementen die deel uitmaakten van altijd al samenzweerderige Russische revolutionaire beweging. De bolsjewistische partij was de volksdemocratie niet erg genegen. Lenin had in de “bourgeois democratie” nooit meer gezien dan een instrument dat naar believen gebruikt of opzij geschoven kon worden. Er werden veel vraagtekens geplaatst bij het overwegend bolsjewistische regime dat in november gevormd werd (aanvankelijk behoorden ook Linkse sociaal-revolutionairen ertoe): het voortdringend Duitse leger aan het oostfront, de ongelooflijk bloedige burgeroorlog die op de revolutie gevolgd was, de verwijdering tussen de bolsjewieken en de arbeiders en boeren in het begin van de jaren twintig, en de poging van de Kronstadt mariniers om een sovjetdemocratie te herstellen die door de bureaucratische bolsjewistische partij was weggevaagd. De combinatie van al deze vraagtekens toonde de ernstigste gebreken van Lenins centralistische visie en zijn opportunistische standpunten m.b.t. democratie. In het begin van de jaren twintig werden alle leden van de Communistische Internationale ‘gebolsjewiseerd’ door Zinovjev en zijn stalinistische opvolgers, totdat de gehechtheid van het socialisme aan de democratie gemarginaliseerd was en grotendeels naar de achtergrond was gedrongen in de communistische partijen van de wereld.
Een niet geringere invloed in het ondermijnen van Links-Zoals-Het-Was hadden de verschillende door Lenin gepopulariseerde mythes dat het kapitalisme een uniek en “finaal” stadium van ontwikkeling bereikt had, een stadium dat gekenmerkt werd door “imperialisme” en wereldwijde “strijd voor nationale bevrijding”. Ook hier is de positie van Lenin te complex om in enkele pennentrekken te omschrijven. Maar belangrijk is dat het traditionele internationalisme dat Links-Zoals-Het-Was gekenmerkt had meer en meer plaats maakte voor een benadrukken van de “nationale bevrijdingsstrijd”, gedeeltelijk om het westers imperialisme te fnuiken, en gedeeltelijk om de economische ontwikkeling in de gekoloniseerde landen te voeden, om zo het lokale klassenconflict in deze landen bovenaan de nationale agenda te plaatsen.
De bolsjewieken gaven de retoriek van het internationalisme niet op; zeker niet meer dan dat bij de sociaaldemocraten het geval was. Maar de “nationale bevrijdingsstrijd” bevestigde kritiekloos de neiging van Links om nieuwe nationale staten te vormen. Het nationalisme kwam meer en meer op de voorgrond van de socialistische theorie en praktijk te staan. Het valt niet te verwonderen dat de eerste “Volkscommissaris van Nationaliteiten” in de nieuwe Sovjet-Unie Jozef Stalin was, degene die later deze nationalistische trend in het marxisme-leninisme koesterde en die het tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een uiterst “patriottische” bijklank bezorgde in de USSR. Uitdrukkingen die stelden dat de Sovjet-Unie het “vaderland van de werkende klasse” was, waren gemeengoed bij de communisten tijdens het interbellum, en hun partijen hadden als model de gecentraliseerde bolsjewistische partij om zo Stalins flagrante bemoeizucht in hun zaken te bevestigen.
Tegen 1936 was het beleid van de Communistische Internationale (of wat ervan over was) scherp afgeweken van de idealen die eens Links-Zoals-Het-Was geleid hadden. Luxemburg, die meer geëerd werd als martelares dan als theoretica, werd door Stalins kliek gediscrediteerd of totaal genegeerd. De Tweede Internationale was eigenlijk op sterven na dood. Idealisme begon plaats te maken voor een primair amoreel opportunisme en voor een antimilitarisme dat andere klemtonen kreeg, verworpen werd of aangepast aan de buitenlandse politiek van Stalin.
Als er tegen 1939 nog oppositie was tegen de degeneratie van de ideeën die Links-Zoals-Het-Was hadden gekenmerkt, kwam ze van de linkervleugels in bepaalde socialistische partijen, van anarchisten en van dissidente communistische groepen. Links-Zoals-Het-Was verdween niet zonder furieuze debatten over deze idealen, of zonder pogingen om deze historische premissen te herstellen. De idealen bleven bovenaan de revolutionaire agenda gedurende de gehele periode tussen de twee wereldoorlogen, niet enkel als bron van polemieken, maar ook als onderdeel van een gewapende confrontatie in de Spaanse Revolutie van 1936. Linkse partijen en groepen worstelden nog met thema’s zoals internationalisme, democratie, antimilitarisme, revolutie en hun relatie met de staat; discussies die enorme conflicten veroorzaakten binnen en tussen partijen. Deze thema’s kenmerkten de hele periode voor ze begonnen te vervagen, en hun vervagen wijzigde de definitie zelf van het linkse activisme.
Links en de Koude Oorlog
De “Koude Oorlog” legde beslag op de humanistische agenda van Links-Zoals-Het-Was door de meeste Linkse organisaties om te turnen tot partizanen van West of Oost en door een dubieus “anti-imperialisme” te introduceren in wat het Koude Oorlogsbeleid werd. “Nationale bevrijding” werd het virtueel centrale thema van “Nieuw Links” en van het ouder wordende “Oud Links”, tenminste de verschillende stalinistische, maoïstische en castroïstische versies ervan.
We moeten duidelijk stellen – want Links deed dit niet – dat imperialisme geen exclusiviteit is van het kapitalisme. Als middel van exploitatie en culturele homogenisatie en als een bron van belastingen bestond het in de oudheid, de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. In de oudheid werd de imperiale hegemonie van Babylon gevolgd door die van Rome en het middeleeuwse Heilig Roomse Rijk. De hele geschiedenis lang zijn er Afrikaanse, Indiaanse, Aziatische en, in de moderne tijden, expansionistische en “subimperialistische” staten geweest die meer prekapitalistisch dan kapitalistisch waren. Als “oorlog de gezondheid van de natie is”, heeft oorlog gewoonlijk expansionisme (lees: imperialisme) betekend voor de leidende staten van de wereld, en zelfs voor de aan hen onderworpen staten.
De verschillende essays aan het begin van de twintigste eeuw over imperialisme van o.a. J.A. Hobson, Rudolph Hilferding en Lenin hebben het concept imperialisme niet ontdekt. Ze voegden gewoonweg nieuwe kapitalistische kenmerken toe aan vroegere beschrijvingen van imperialisme, zoals de “uitvoer van kapitaal” en de invloed van het kapitalisme op de economische ontwikkeling van gekoloniseerde landen. Maar wat het kapitalisme buiten het kapitaal zelf nog heeft uitgevoerd, was het nationalisme (niet alleen de roep om culturele autonomie) en nationalisme in de vorm van gecentraliseerde nationale staten. De gecentraliseerde natiestaat werd geëxporteerd naar volkeren die redelijkerwijze zouden geopteerd hebben voor confederale vormen van strijd en sociale reconstructie door hun culturele eigenheid en hun recht op zelfbeschikking te beklemtonen. Laat ik er de nadruk op leggen dat mijn kritiek op nationalisme en etatisme niet bedoeld zijn om de authentieke aspiraties van culturele groepen voor volwaardige uitdrukking en zelfbestuur te verwerpen. Dit is meer bepaald het geval daar waar gepoogd werd hun culturele eigenheid en hun recht op autonomie te ondermijnen. Wat mij aanbelangt, is hoe hun culturele autonomie uitgedrukt wordt en de institutionele structuren die zij ontwerpen om zichzelf als culturele entiteit te beheren. De culturele entiteit van een volk hoeft niet belichaamd te worden in de vorm van een nationale staat. Ze zou m.i. uitgedrukt moeten worden in vormen die waardevolle culturele tradities en praktijken behouden in confederale instellingen van zelfbeheer. Dergelijke doelstellingen werden geoppperd en geprezen door de overgrote meerderheid van anarchisten, libertaire socialisten en zelfs bepaalde marxisten in het Links-Zoals-Het-Was.
Wat in plaats daarvan gebeurde, is dat het exporteren van de nationale staat niet alleen het moderne Links vergiftigd heeft maar zelfs de menselijke conditie. In een recent verleden hebben ‘balkanisering’ en parochialisme desastreuze proporties aangenomen. Het recente en veelbesproken teloorgaan van het Russische Rijk heeft geleid tot bloedige strijd en aspiraties voor het vormen van staten die cultureel verschillende gemeenschappen op een barbaarse manier tegen elkaar opzet. De internationalistische idealen die Links-Zoals-Het-Was aanhing, vooral in het voormalige “socialistische blok”, werden vervangen door een grimmig parochialisme, in het algemeen gericht tegen de Joden, en vaak in Europa ook tegen “gastarbeiders” uit alle delen van de wereld. In het Nabije Oosten, Afrika, Azië en Latijns-Amerika hebben gekoloniseerde of ex-gekoloniseerde volkeren zelf imperiale gevoelens ontwikkeld, zodat veel van wat nu doorgaat voor ex-kolonie, bevrijd van Euro-Amerikaanse imperialistische machten, nu zelf brutale imperialistische aspiraties koesteren.
Het is desastreus voor het opkomen van een authentiek Links dat linkse activisten in de Verenigde Staten en in Europa vaak wangedrag van een deel van de ex-kolonies oogluikend toelaten onder het mom van “socialisme”, “anti-imperialisme” en natuurlijk “nationale bevrijding”. Links is vandaag de dag niet minder slachtoffer van de “Koude Oorlog” dan de gekoloniseerde volkeren die er de gijzelaars van waren. Links heeft de idealen van Links-Zoals-Het-Was zo goed als afgezworen en zodoende heeft het een soort cliëntschap voor zichzelf aanvaard – eerst in de jaren dertig door het “vaderland van de arbeiders” in het oosten te ondersteunen, en recent door de vroegere kolonies te ondersteunen die zich op hun beurt in imperialistische avonturen wentelen.
De hamvraag is niet of zulke linkse activisten in Europa of de Verenigde Staten de “bevrijde” opkomende, subimperialistische of imperialistische nationale staten al dan niet ondersteunen. Voor deze nationale staten betekent de “steun” van westerse linkse activisten zoveel als een muggenplasje in de zee. Wat eigenlijk van belang is – en hier zit precies de tragedie van hun eigen politieke identiteit – is het feit dat deze linkse activisten zich zelden afvragen of de volkeren die ze ondersteunen etatistische regimes of confederale samenwerkingsverbanden aanvaarden, of ze andere culturen verdrukken, of ze het eigen of andere volkeren verdrukken, om maar te zwijgen van de vraag of zij zelf wel een nationale staat moeten steunen.
Vele linkse activisten hebben zich de gewoonte aangemeten om het imperialisme van de supermachten aan te vallen in een loutere reactie op de antagonisten van de “Koude Oorlog”. Deze “Koude Oorlogsmentaliteit” duurt echter voort zelfs na het beëindigen van de “Koude Oorlog”. Meer dan ooit moeten linkse activisten zich vandaag afvragen of hun “anti-imperialistische” bezorgdheid en hun dwepen met “nationale bevrijding” bijdraagt tot het ontstaan van meer nationale staten en meer etnische en “subimperialistische” rivaliteiten. Zij moeten zich afvragen wat de eigenschappen van het hedendaags anti-imperialisme zijn. Bevestigt het etnische rivaliteiten, het ontstaan van plaatselijke tirannieën, subimperialistische ambities en een hebzuchtige verzameling van militaristische regimes?
Een ding is duidelijk, parochialisme is een product van het “anti-imperialistische” nationalisme en etatisme die gevoed werden door de “Koude Oorlogsmentaliteit” en door het herleiden van verblinde gauchisten tot pionnen van stalinistische en maoïstische conflicten, verscholen onder het mom van “nationale bevrijding”. Parochialisme kan ook intern functioneren, ten dele als een uitbreiding van de “Koude Oorlog” naar de huiselijke levenssfeer. Zogenaamde woordvoerders van etnische groepen die letterlijk de ene etnische groep opzetten tegen de andere, de ene ontmenselijken om de andere te versterken (om welke reden dan ook); woordvoerders van seksegroepen die zich afzetten tegen de andere; woordvoerders van religieuze groepen die hetzelfde doen tegenover andere religieuze groepen, – ze bevestigen allen de atavistische ontwikkelingen die geen plaats zouden gehad hebben binnen Links-Zoals-Het-Was. Dat de rechten van etnische, sekse- en andere dergelijke groepen van een bepaalde bevolking moeten gevrijwaard worden en dat culturele verschillen gerespecteerd moeten worden, staat buiten kijf. Maar naast de gerechtvaardigde eisen van al deze groepen zouden hun doelstellingen gezocht moeten worden binnen een menselijk georiënteerd kader en niet binnen een exclusief of parochiaal volk-georiënteerd kader. Wil een authentiek Links herrijzen, dan zal de mythe van een “hegemonische” groep van verdrukte volkeren, die menselijke relaties wil herstellen in een nieuwe hiërarchische piramide, vervangen moeten worden door de doelstelling een ethiek te bereiken van complementariteit waarin verschillen het geheel verrijken. De slaven van Sicilië die in de oudheid in opstand kwamen en alle vrije mensen dwongen om te vechten als gladiatoren in hun amfitheaters, gedroegen zich eigenlijk net als hun meesters. Door de ene soort slavernij te vervangen door een andere, reproduceerden zij iets dat nog altijd een slavencultuur was.
Meer nog, als er een Links moet komen dat in enig opzicht gelijkt op Links-Zoals-Het-Was, dan kan het nauwelijks een “Links van het centrum” zijn. Liberalisme – met het recept van kleine hervormingen die de irrationaliteit van de bestaande maatschappij verbergen en die het sociaal meer aanvaardbaar maken – is een arena op zichzelf. Liberalisme heeft geen “links” dat kan worden beschouwd als zijn ouders of kritische buurman. Links moet zijn eigen terrein afbakenen, een terrein dat in revolutionaire oppositie staat tegenover de actuele maatschappij, niet een die deelneemt aan haar activiteiten als een “linkse” partner.
Zal er een Links-Van-Vandaag zijn?
Zeker het Links-Zoals-Het-Was vocht tegen ontelbare irrationaliteiten in de bestaande orde, zoals lange afmattende werktijden, hopeloze honger en verschrikkelijke armoede. Het deed dit omdat als deze irrationaliteiten zouden voortduren, de krachten die vochten voor sociale verandering totaal gedemoraliseerd zouden worden. Het stelde vaak quasi “reformistische” eisen, maar deed het om het falen van de bestaande sociale orde om de meest elementaire noden van de werkende bevolking te lenigen, aan het licht te brengen. Door echter voor deze “hervormingen” te strijden, was de bekommernis van Links-Zoals-Het-Was expliciet en overduidelijk gericht op de noodzaak om de hele sociale orde te veranderen, niet om ze minder irrationeel en meer aanvaardbaar te maken. Vandaag zou Links-Zoals-Het-Was ook wanhopig gevochten hebben tegen de krachten die de ozonlaag aantasten, de wouden vernietigen en de kerncentrales overal neerplanten, dit om het leven zelf te behouden op deze planeet.
Links-Zoals-Het-Was erkende dat er vele problemen bestaan die binnen de structuur van het kapitalisme niet opgelost kunnen worden. Hoe “onrealistisch” dit ook mag schijnen, het hield vast aan zijn revolutionaire positie eerder dan in het gevlei te komen bij de publieke opinie, eerder dan zijn identiteit op te geven voor opportunistische programma’s. Op sommige momenten in de geschiedenis komt Links niet naar voren met duidelijke gestructureerde alternatieven of onmiddellijk “effectieve” actiemodellen. Bijvoorbeeld in augustus 1914 bestond geen enkele macht die het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had kunnen verhinderen, ook niet de sociaaldemocratie die zelf had opgeroepen tot oppositie tegen de oorlog. Links moest een ondoeltreffend, vaak verborgen, frustrerend leven leiden terwijl een goedkoop chauvinisme opkwam dat het overgrote deel van Europa zou overspoelen. Op gelijkwaardige wijze bleef in 1938 geen enkele mogelijkheid over om de Spaanse Revolutie te redden van fascistische militaire aanvallen en van een geniepige stalinistische contrarevolutie, dit ondanks de dappere strijd die in het er opvolgende jaar werd voortgezet.
Het is betreurenswaardig dat onmogelijke situaties voorkomen waarin een authentiek Links slechts een moreel standpunt kan innemen, zonder de hoop om succesvol te kunnen tussenkomen. In dergelijke omstandigheden kan Links enkel geduldig proberen diegenen die willen luisteren op te voeden, zijn ideeën te verspreiden onder rationele individuen – hoe klein ze in aantal ook mogen zijn – en op te treden als een ethische macht in tegenstelling tot “de kunst van het mogelijke”, om een bekende liberale definitie van politiek te gebruiken. Een recent voorbeeld was een wonderbaarlijke slogan die ontstond tijdens de Golfoorlog, namelijk “Geen enkele partij heeft het bij het juiste eind”, een slogan die klaarblijkelijk niet beantwoordde aan de nationalistische houding van de overgrote meerderheid van de Amerikaanse bevolking en die evenmin politiek resultaat kon ressorteren. Inderdaad, partij kiezen tijdens de Golfoorlog zou betekend hebben enerzijds het Amerikaans nationaal chauvinisme verwarren met democratie en anderzijds een onverschilligheid tegenover Saddam Hoesseins totalitarisme verwarren met “anti-imperialisme”. Of zoals een auteur het zeer treffend uitdrukte in het Duitse radicale magazine Konkret: “Ik kan het slechte en het lelijke in deze oorlog vinden, maar ik kan het goede niet vinden”. Deze expliciet morele kijk op de zaak probeert een humanistische opinie naar voren te schuiven tegenover de afschuwelijke politieke en economische realiteit waarin beide kampen in het conflict stonden.
Beweren dat een authentiek Links altijd een praktische oplossing kan aanbieden voor elk probleem in de maatschappij, is een hersenschim. “Een mindere kwaal” aanbieden als oplossing voor alle kwalen die deze maatschappij voortbrengt, zal leiden tot de ergste van alle mogelijke kwalen: het verzuipen van Links in een liberaal moeras van eindeloze compromissen en vernederingen. Temidden van deze strijd ter ondersteuning van concrete thema’s brengt een authentiek Links de boodschap over dat het huidig maatschappijmodel vernietigd moet worden en vervangen door een rationele maatschappij. Dat was het geval in het Links-Zoals-Het-Was met socialisten als Eugene V. Debs en anarchisten zoals Emma Goldman en Alexander Berkman. Om het scherp te stellen: wat deze maatschappij gewoonlijk doet, zou linkse activisten moeten uitnodigen om de logica van de gebeurtenissen te onderzoeken vanuit een rationeel standpunt of om op te roepen tot wat de maatschappij zou moeten doen. Elke poging om het rationele “zou moeten” aan te passen aan het irrationele “is” laat in het politiek spectrum een ruimte open die zou moeten worden ingevuld door een Links gebaseerd op redelijkheid, vrijheid en ecologisch humanisme. De noodzaak om vastberaden vast te houden aan de principiële drijfveren die een Links minimaal definiëren, is niet altijd populair. Maar het alternatief voor de monstrueuze irrationaliteiten waarvan de hedendaagse maatschappij doordrongen is, moet altijd opengelaten, gekoesterd en ontwikkeld worden als we ooit een vrije maatschappij willen bereiken.
Het is goed mogelijk dat binnen een afzienbare toekomst een authentiek Links weinig – om niet te zeggen geen – vooruitzichten heeft om een breed publiek aan te spreken. Maar als het zijn basisprincipes – internationalisme, democratie, antimilitarisme, revolutie, secularisme en rationalisme – en andere principes zoals confederalisme opgeeft, zal het woord Links niet langer van enige betekenis zijn in onze politieke woordenschat. Men kan zichzelf een liberaal, een sociaaldemocraat, een “realo”-groene of een reformist noemen. Dat is een keuze die elk individu vrij kan maken volgens zijn of haar sociale en politieke overtuigingen. Maar voor diegenen die zichzelf linkse activisten noemen, zou er een helder begrip moeten zijn dat het gebruik van de term Links het aanvaarden impliceert van de fundamentele principes die letterlijk het gebruik van het woord definiëren en rechtvaardigen. Dit betekent dat bepaalde ideeën zoals nationalisme, parochialisme, autoritarisme, en zeker voor alle soorten van anarchisten, elke neiging tot een nationale staat, en symbolen zoals het gebroken geweer vreemd zijn aan de principes die het Links definiëren. Dergelijke in de politiek geïntroduceerde ideeën hebben geen plaats in gelijk welke politiek die authentiek als linksgericht bestempeld kan worden. Als zo’n politiek niet bestaat, mag de term Links sneuvelen op het veld van eer.
Maar als Links uiteindelijk zou moeten verdwijnen door het vermengen van reformistische, liberale, nationalistische en parochiale opinies, dan zou niet alleen de hedendaagse maatschappij het “principe van de hoop” verliezen, om de uitdrukking van Ernst Bloch te gebruiken, een permanent principe dat alle revolutionaire bewegingen van het verleden geleid heeft, Links zou ophouden het geweten van de maatschappij te zijn. Noch zou het het geloof kunnen propageren dat de huidige maatschappij totaal irrationeel is en vervangen moet worden door een maatschappij die geleid wordt door rede, een ecologische ethiek en respect voor het menselijk welzijn. Wat mij betreft, dat is niet de wereld waarin ik zou willen leven.
– In dankbaarheid overgenomen van marxists.org.
Vanwege de omvang gesplitst, eerste helft hier