Laten we het vooral over artikel 23 hebben

Dit stuk heb ik jaren eerder alweer op mijn eigen weblog geplaatst en ik herplaats het nu, met deze aanvulling, omdat er weer zoveel gekwebbeld wordt over artikel 23 van de grondwet, en de wenselijkheid van uitsluitend openbaar onderwijs. Het kwebbelen is eigenlijk alleen gericht tegen de moslims, die gemakshalve met “salafisten” worden vereenzelvigd. En zo marcheert het Volksche Denken verder, nu via VVD en PvdA (ze hebben elkaar weer gevonden).

De zittingen met mijnheer Prins begonnen met gebed. Eigenlijk ook heel raar op een openbare school. Een stiekem meisje vond dat met ogen dicht zitten een goeie gelegenheid om mij onder tafel van achteren te schoppen. Zo verheven was de stemming.
Of ze die Prins nu via de hervormde gemeente hebben opgedaan? Het was niet mijn gemeente, ik was verbonden aan een vrijzinniger, “aan de andere kant van het spoor”.
Het zijn vragen die wel niet meer beantwoord zullen worden. Ik vraag mij wel af of dit soort lui nog wordt losgelaten op openbare scholen anno 2019.

De man die een soort catechisatie gaf heette Prins. Hij had plakplaatjes met bijbelse taferelen waarop stond dat ze niet voor de verkoop bestemd waren. Voor je goede fatsoen moest je hem een dubbeltje geven voor zo’n plaatje. Een kwartje was beter, en met een stuiver nam hij geen genoegen. Toen ik hem er eens stoutmoedig op wees dat ze niet voor de verkoop bestemd waren gaf hij ten antwoord: “Ik verkoop ze jullie ook niet, ik ruil ze – voor geld.” Daar hadden we vooralsnog niet op terug. Althans, ik deed er het zwijgen toe. Maar het wantrouwen was nu wederzijds.
De man was een griezel die ons jonkies lastig viel met de Zwarte Ruiter des Doods die rondwaarde om ons te halen. En als de Joden Christus erkend hadden als de Messias was het einde der tijden daar. Hoe kwam een openbare school eigenlijk aan zo’n type, bedenk ik terwijl ik het tik.

Keek hij mij nu vorsend aan toen hij betoogde dat jongens die iets tegen de politie hadden en die een agent niet recht in het gezicht konden kijken iets achter de elleboog hadden en op zouden groeien voor galg en rad? Mensen recht aankijken – daar ben ik in het algemeen te verlegen voor – alleen op heel verliefde ogenblikken lukt het – maar ik kan mij niet herinneren ooit verliefd te zijn geweest op een politieagente. Dus nee – alleen al om die reden kijk ik een smeris niet recht aan. Waarom zou ik? En heb ik het dus achter de elleboog. Ja hoor mijnheer Prins, ik ben opgegroeid voor galg en rad. (Al nam ik zijn praatje cum grano salis omdat ik niet tevreden was met zijn “ruilen voor geld”).