Kolonialen als slachtoffer?

In Ter Apel, deportatiedorp eerste klas, wordt op uitgerekend 15 augustus, de dag van de Proklamasi, een monument onthuld voor zielige Nederlanders die slachtoffer zijn geworden van de bevrijdingsstrijd in Indonesië.

Op zaterdag 15 augustus wordt in Ter Apel een herdenkingsmonument onthuld ter nagedachtenis aan de slachtoffers, die zijn gevallen in Nederlands-Indië. In de Tweede Wereldoorlog werd dat land bezet door Japan.

Toen Japan in 1945 capituleerde en de Indonesische revolutie begon, werden duizenden Nederlanders en andere Europeanen vermoord.

Bron.

Eerlijk gezegd: de keuze van de plaats en de dag van plaatsing zijn gespeend van elke goede smaak. Ik gun iedereen haar droevige nagedachtenis, of liever: zou willen dat het niet nodig zou zijn, maar opnieuw wordt hier gedemonstreerd hoe vreemd “Nederland” tegenover het koloniale verleden staat. Dat blijkt uit van alles: massamoordenaar Soeharto wordt met open armen ontvangen, kleinschalige moordenaar Bouterse, die toch in ieder geval gekozen is – welke president heeft geen bloed aan zijn (haar) handen? – staat op “Opsporing verzocht”. Gedenk alle doden, aan beide zijden en hang niet het zielige slachtoffer uit.

Een tijdgenoot van Multatuli, Sikko Roorda van Eysinga, dichtte het onderstaande in 1866. Naar de documentatie strekt was hij de eerste die zich in Nederland anarchist noemde. De missers die van licht onbegrip jegens de Javanen getuigen zien we door de vingers. Het zou nog ruim tachtig jaar duren voor die laatste dag was aangebroken.

Vloekzang, de laatste dag der Hollanders op Java

Zult gij ons nog langer vertrappen,
Uw hart vereelten door het geld,
En, doof voor de eisch van recht en rede,
De zachtheid tergen tot geweld?

Dan zij de buffel ons ten voorbeeld,
Die sarrens moê de hoornen wet,
Den wreden drijver in de lucht werpt
En met zijn lompen poot verplet.

Dan schroeie de oorlogsvlam uw velden,
Dan roll’ de wraak langs berg en dal,
Dan stijg’ de rook uit uw paleizen,
Dan trill’ de lucht van ’t moordgeschal.

Dan zullen wij onze oren streelen
Aan uwer vrouwen klaaggeschrei,
En staan, als juichende getuigen,
Om ’t doodsbed van uw dwingelandij

Dan zullen wij uw kinderen slachten
En de onzen drenken met hun bloed,
Opdat der eeuwen schuld met rente,
Met woekerwinst word’ vergoed.

En als de zon in ’t Westen neerdaalt,
Beneveld door den damp van ’t bloed,
Ontvangt zij in het doodsgerochel
De laatste Hollandsche afscheidsgroet.

En als de nachtelijke sluier
De rookende aarde heeft overdekt,
De jakhals de nog lauwe lijken
dooreenwoelt, afknaagt, knabbelt, lekt …

Dan voeren wij uw dochters henen,
En elke maagd wordt ons een boel,
Dan rusten wij aan haar blanke boezems
Van moordgetier en krijgsgewoel.

En als haar schand zal zijn voltrokken,
Als wij ons hebben moegekust,
Als elk tot walgens toe verzadigd,
Het hart van wraak, het lijf van lust …

Dan tijgen wij aan ’t banketteeren,
En de eerste toast is: `’t Batig Slot!’
De tweede toast: `aan Jezus Christus!’
De laatste dronk: `aan Neêrlands God!’

En als de zon in ’t Oosten opdaagt,
Knielt elk Javaan voor Mohamed,
Wijl hij het zachtste volk der aarde
Van Christenhonden heeft gered.