Het wederzien met repressie

Het afwijzen van repressie hoort ondeelbaar te zijn. Het was nog in zonnige dagen van 2019 dat politie insloeg op studenten van corporale snit in Utrecht, omdat ze ergens zaten te drinken. Ja, het was overlast. Ja, de politie slaat er dan blijkbaar op in. En dat is bij corpsstudenten niet iets om je over te verkneukelen zoals het dat niet is als het om “Marokkaanse rotjochies” gaat. De politie is niet je beste kameraad.

En het is niet omdat ik zelf ervaring heb met charges van de mobiele eenheid, compleet met waterkanon waarbij traangas in het water was opgelost (was dat niet zo de afgelopen zondagen? enfin, met water spuiten is hoe dan ook een daad van agressie in januari). Het gaat om die ondeelbaarheid van het afwijzen van repressie. De vrouw die de internationale pers heeft gehaald door waarachtig plat tegen een muur gespoten te worden op korte afstand zal best extreemrechts zijn – interviews aan Ongehoord Nederland en 9fornews geef je niet zomaar – maar dat rechtvaardigt het optreden van de politie nog steeds niet. Nee, ik weet niet hoe “de orde” in dit geval gehandhaafd moet worden, het is mijn taak niet. Ik weet wat ik niet wil, hoe ik het wel wil is niet aan de orde.

Ik weet niet of de mensen die de knuppel of het waterkanon te voelen krijgen prompt van de dwalingen huns weegs worden afgebracht. Ik zou zo denken van niet: “the quickest radicalizer is a police club”. Die uitdrukking stamt uit tijden dat die knuppel neerkwam op linkse lieden die zich tegen de bestaande orde keerden. Eerlijk gezegd heb ik er nooit bij stilgestaan dat het (nog) zou kunnen gebeuren dat er (ultra-)rechtse lieden zouden zijn die met de knuppel zouden krijgen omdat zij zich tegen de orde verzetten. Alles is nieuw voor iedereen: de pandemie, de onzinverhalen erover, avondklok en het dringende advies binnen te blijven.

In het holst van de Rode Jaren was ik (mede-)uitgever en redacteur van een blad gewijd aan onderdrukking en revolutionair verzet in Europa. Die geografische beperking was nodig omdat het leed van de hele waereld meer iets is voor een Wereldbulletin. Ik diep even op wat ik er over geschreven heb elders:

Na enkele nummers was het Ierland Bulletin, dat gedragen werd door de Federatie van Vrije Socialisten Amsterdam, omgezet in een tamelijk autonoom blad gewijd aan onderdrukking en revolutionair verzet in Europa, door Frank Rutten en mij samengesteld en uitgegeven onder de in een jolige bui bedachte naam Repressie Revue. We schrijven voorjaar 1973. Het batig saldo van het blad zou uitgekeerd worden aan het Fonds voor Internationale Solidariteit van de landelijke Federatie, en er was zowaar na de eerste nummers een batig saldo!

Wie speciaal die internationale-solidariteitsthema’s overziet (ik zou Vietnam nog haast vergeten, maar dat komt ook doordat de anarchisten hier weinig initiatief namen), zal niet zo verbaasd opkijken dat de provocatie altijd op de loer lag. Voor sommige mensen was het koketteren met ‘de gewapende strijd’ reuze interessant. Dat was en is hij niet, zeker niet in Nederland, en u kunt er van op aan dat degene die begint ‘dat er toch iets meer gedaan moet worden’ en die ‘wel ergens aan kan komen’ speciale contacten met de overheid heeft. Laat ik over de niet onverdachte types enkel maar Bomans citeren: “Alles heeft hij opgeblazen! Alles, tot zichzelf aan toe!”. Het tolereren van dubieuze gewapende-strijdadepten in de omgeving van een volstrekt open werkende anarchistische organisatie was voor mij een van de redenen het voor gezien te houden, en wel in de zomer van 1974. Een andere was een groeiend ongeloof in het benaderen van ‘het’ of welk ideaal ook door middel van een organisatie van anarchisten – en dat zijn nog niet alle redenen, maar hier laat ik het bij.

Repressie Revue heeft zich naar ik begrijp achteraf een zekere cultstatus verworven. Het blad heeft een bewogen, korte geschiedenis gekend. Na een eerste conflictueuze breuk met ‘de afdeling wierpen humanistische jongeren onder leiding van Lambert de Vos zich op als mede-uitgevers, een betrokkenheid die als een strovuur uitging. Het blad viel met een harde klap terug op ‘de afdeling’. Harm Puite nam de plaats in van Frank Rutten toen deze zich met de anarchistische uitgeverij AU ging bezighouden. In dit latere stadium is het als een apart anarchistisch tijdschriftje onder de naam Vrijheid tenslotte dapper ten onder gegaan (1975) – gestencild op een eigen handstencilmachine, die terecht is gekomen bij het verzet in Chili, een waardige bestemming. De correspondent voor België, Eddy Bonte, en die voor Duitsland, Marianne Ebertowski, zijn nog betrekkelijk bekende journalisten geworden in Nederland. Een enkele keer grappen Harm en ik nog wel dat er weer eens een nummer van Repressie Reveu – immers bij ons vooral vermaard om zijn tikfouten – zou moeten komen; als u hard aandringt, misschien.

Tot zover dit zelfciteren. En nogmaals: het was (en is) onvoorstelbaar dat we ons ooit zouden moeten verdiepen in repressie tegen rechts. En daar bedoel ik niet zozeer het oprollen van conspiratieve gewelddadige genootschappen mee, maar wat we de afgelopen zondagen gezien hebben: meppen en spuiten en honden op mensen loslaten. Juist ook omdat we (in ieder geval de redactie van Repressie Revue) dit hebben mogen meemaken namens een stadsbestuur dat zich een Progressief Akkoord noemde, net als nu in Amsterdam. “De Nieuwmarkt”, weet u wel? Lang niet zeker dat u het weet.

Op die Repressie Revue en de aanhangende jaren zeventig kom ik nog wel terug, houd mij niet aan een datum in de nabije toekomst.

  • Uitgelichte afbeelding: Door Mauritsvink – Eigen werk, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5053004