Vladimir Poetin is een machtswellusteling en nauwelijks democraat te noemen. In Europa is het in Rusland met de persvrijheid slecht gesteld – Wit-Rusland doet het nog net iets slechter – en vinden Poetins politieke tegenstanders er op mysterieuze manieren de dood. Dit heeft weliswaar niets met het hierna volgende onderwerp te maken, maar ik voel me gedwongen om me vooraf te distantiëren van Poetin. Want een ieder die iets ten gunste van Poetin te berde brengt, lijkt in een verdachte hoek te worden gezet.
Tweestrijd
Over politiek-economische modellen gaat dit stukje. Nog steeds gaat de discussie door over het Angelsaksische versus het Rijnlandse model, maar vooral een aantal jaren geleden woedde die. In het Angelsaksische model heerst het marktdenken en dienen sectoren die hier lange tijd door de overheid werden geregeld, zoals de nutsbedrijven, de post en de gezondheidszorg, er aan te geloven. Daarentegen houdt een overheid zich in het Rijnlandse model actief bezig met sociale vraagstukken, weegt belangen van ruimtelijke ordening, milieu en economische efficiëntie af. Het kent ook corporatistische trekjes in de gevraagde samenwerkingsbereidheid tussen overheid, werkgevers en werknemers.
Waartoe het Angelsaksische model leidt merken we iedere dag in de economische crisis. Ieder woord extra eraan gewijd is verspild. Maar het Rijnlandse model deugt evenmin. De zwakke stee is de opvatting over overheid. Men hanteert het begrip maar over welke overheid heeft men het? Impliciete veronderstelling erbij is dat de Luxemburgse overheid dezelfde mogelijkheden heeft als die van de Verenigde Staten van Amerika. Dat is zonder meer nonsens. Een dapper Luxemburgs volk dat, zoals de dorpsbewoners van Asterix en Obelix, weerstand kan bieden aan een overmacht is een fictie. Zo heeft ten gevolge van de Luxleaks-affaire voormalig premier Jean-Claude Juncker verklaard dat hij geen andere optie voor welvaartscreatie zag dan het instellen van een gunstig belastingregime voor grote multinationals. Na het wegvallen van de staalindustrie kon het kleine landje op economisch vlak niet meer mee met de aanzienlijk grotere buurlanden in Europa. Voorts is er momenteel een harde strijd gaande tussen de Griekse regering (Syriza) en de EU over autonomie van Griekenland met betrekking tot een zogeheten ‘humanitaire crisiswet’. Zelfbeschikking door een land is niet vanzelfsprekend, integendeel.
Deprivatisering
Van de situatie waaraan voldaan is aan de noodzakelijke voorwaarde van een grote mate van zelfbeschikking is Rusland een voorbeeld. Poetin bepaalt en geen andere macht, ondanks westerse boycotmaatregelen, kan daar veel tegenin brengen. Hoe anders was Rusland onder Jeltsin. De alcoholistische leider voerde braaf orders uit van het neoliberale kamp. Als gevolg daarvan ontstond er in sneltreinvaart een club van superrijken die vooral profiteerde van de exploitatie van Russische bodemschatten. Heel anders zag het er voor de arme Rus uit. Die crepeerde; de levensverwachting daalde onder Jeltsins bewind. Poetin heeft de uitverkoop van Ruslands natuurlijke rijkdommen ingeperkt. Zo heeft hij de privatisering van olie- en gasgigant Gazprom deels teruggedraaid. De intentie vanaf midden jaren negentig was om het bedrijf volledig te privatiseren. Nu is weer de helft van de aandelen staatseigendom en Poetin is van zins dat staatsaandeel nog te verhogen. Verder wordt sinds 2013 de ruimte-industrie goeddeels gehernationaliseerd. Fouten zijn fataal in de ruimtebusiness. Privatisering had te veel problemen met de efficiëntie van planning en productieprocessen opgeleverd.
Deze deprivatiseringen hebben geleid tot wat ik gemakshalve het Poetinmodel noem. De rol van de publieke sector is er belangrijker dan in het Rijnlandse model. Cruciale bedrijvigheid voor de economie wordt door staatsbedrijven verricht. Overigens blijven de bakker, de slager en de brouwer vrij om hun nering te doen. Adam Smith wist zo’n tweeënhalve eeuw geleden al te vertellen dat de welvaart van een natie gebaat is bij een groot aantal kleine zelfstandige ondernemingen.
Aan publieke bedrijven kleeft haast onvermijdelijk het nadeel van corruptie. VVD-achtige types komen er als vliegen op de stroop op af. Zo is het Braziliaanse Petrobras momenteel middelpunt van een omvangrijke fraudezaak. Daarom is het verstandig om het aantal dergelijke bedrijven beperkt te houden. Ondanks de grote kans op fraude en corruptie is het een wijze afweging om bepaalde vitale economische bedrijvigheid, vooral exploitatie van bodemschatten, door publieke organisaties te doen runnen. De winsten komen dan in principe iedereen ten goede en niet aan de inmiddels beruchte top 1 procent. Bovendien is het op die manier gemakkelijker beleidsdoelen die buiten het directe winststreven liggen, bijvoorbeeld milieudoelstellingen of veiligheid van bewoners voor aardbevingen ten gevolge van winning, te implementeren.
Pingback: Postscriptum over het Poetinmodel | Krapuul