Het paradijs is geasfalteerd terwille van een parkeerplaats

Jac. P. Thijsse merkt in zijn boek Vogelzang op dat het zingen van vogels je niet kan ontgaan: steek je hoofd maar buiten het raam of je deur en je hoort ze. Het minst in augustus, de stille maand. Het feit dat er het hele jaar gezongen wordt maakt dat hij het idee dat het om territoriumafbakening of het lokken van een soortgenote gaat afwijst, het lijkt mij moeilijk daar tegen in te gaan.

© Ina Dijstelberge
© Ina Dijstelberge
Ik heb zijn boek niet zo heel lang geleden geleden gelezen – lang genoeg om te kunnen vaststellen: ja het klopt, je hoort eigenlijk altijd wel zingen. Maar toch ook nog wel kort geleden. Gelukkig hoor ik terwijl ik deze regel tik wel meesjes kwetteren en andere vogelgeluiden dringen tot mij door terwijl ik over deze tekst nadenk, maar de vaste druktemakers die er voor zorgden dat er altijd wel vogels te horen waren in bebouwd Amsterdam zijn niet meer waar ik ben. Het is niet geleidelijk gegaan, ze waren plotseling weg – of het is in ieder geval ongemerkt gegaan tot het punt waarop het opviel: de huismus is verdwenen. En het is wel degelijk regelmatig Silent spring – het boek van Rachel Carson heet in het Nederlands Dode lente dus moet ik toch in dit verband juister van Stil voorjaar spreken.

Nog maar enkele dagen geleden drong tot mij door dat ik andere stadsbewoners ook al een tijd niet meer gezien heb. Ik kwam op het idee door de pluksla die wij in onze stadstuin kweken op het balkon: de bladeren daarvan doen denken aan die van de Raket, een nogal hoog wordende kruisbloemige die vroeger menige straat sierde, en familie van de sla of mosterd. Sierde, of beter: ontsierde, zal men dan wel vinden. Want het bestrijdingsmiddel waar sommigen boos over praten, Roundup, wordt kwistig namens het gemeentebestuur op de straatstenen losgelaten om een verdorde massa achter te laten waartussen de raket al tijdenlang niet meer te vinden is. Evenmin als een andere ongewenst verklaarde gast, de brandnetel, gastheer of gastvrouw van heel wat vlinders en van bijvoorbeeld de nachtegaal, waar men dan vast wèl sentimenteel over kan praten. Raket noch brandnetel zijn zeldzaam, evenmin als de huismus, ze zijn alleen ongemerkt uit mijn dagelijkse omgeving verdwenen. Zoals Joni Mitchell in haar toepasselijke Big yellow taxi zingt: je weet pas wat je had als het weg is.

Rachel Carson, Murray Bookchin, Cornelis Jan Briejèr waarschuwden vijftig jaar of langer geleden voor de komende doodse stilte, en er is misschien naar hun geluisterd, maar dan zonder gevolgen. Bestrijdingsmiddelen zijn handelswaar, vlinders, huismussen *) of nachtegalen niet. Het is economisch interessant ze uit te roeien, niet om ze te behouden. Tenzij in een reservaat waar toegangsgeld voor gevraagd kan worden en het onvermijdelijke pannekoekenhuis een verdienmodel biedt. Maar al met al zijn dode dingen altijd interessanter dan het leven. Het lijkt wel een verkniptheid – zeker niet een die de mensen is aangeboren, zij is aangekweekt. In de afgelopen veertig jaar is de helft van de levende gewervelde dieren – mensen “uiteraard” niet inbegrepen – van de aardbodem verdwenen.

Ik hoef nu niet de moeite te doen hier zelf te verwoorden wat er aan de hand is, ik vertaal enkele passages uit zeer recente artikelen van de “groene” publicist George Monbiot:

En zo gaat het grote mondiale polijsten voort, waarbij de aarde platgemaakt wordt, alles wat onderscheidend en opmerkelijk is wordt weggepoetst, in de menselijke cultuur en in de natuur. Wij worden gereduceerd tot vervangbare automaten in een gelijkvormige mondiale werkbrigade, waarbij de rijkdom van de wereld onverbiddelijk in een oninteressante monocultuur wordt omgezet.

En:

Een ontmenselijkend systeem vereist onmenselijke taal. Deze taal is zo alledaags en opdringerig geworden dat zij vrijwel onopgemerkt ons leven is binnengekropen. Wie een baan hebben worden – net als de “voorraad” werklozen of onbruikbaren – beschreven in termen die uitdrukken hoe zij het kapitaal kunnen dienen. Dezer dagen zijn zij algemeen bekend als menselijke grondstoffen (een term die voor Nederlandse oren zo grof is dat men het Engelse “human resources” gebruikt, maar zo moet het toch echt vertaald worden – AvdK).

Ik opende dit stuk met een verwijzing naar Jac. P. Thijsse. Ik vrees dat als de naam nog bekend is deze geassocieerd wordt met een koekjesfabriek. Die dan wel, zo’n tachtig jaar geleden, handel zag in de natuur die verder niet met koek of chocola te maken had. Thijsse is altijd nog bekender dan de man met wie hij ooit voor een groter publiek “de levende natuur” ontsloten heeft, Eli Heimans. Dit jaar is het het Heimansjaar, de man is honderd jaar dood. Vermoedelijk is de viering u ontgaan. Natuurbeschermers zijn onbelangrijk voor de handel.

*) Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? – zegt een bijbeltekst, als om de onverkoopbaarheid van musjes aan te duiden.

– Aangeboden als column voor Joint Radio Politics, 30 oktober 2014, Salto 2, 18.00-20.00

2 gedachten over “Het paradijs is geasfalteerd terwille van een parkeerplaats”

  1. Pingback: Hoe Amsterdam aan zijn dode lente werkt | Krapuul

  2. Pingback: De oorverdovende stilte van een julidag | Krapuul

Reacties zijn gesloten.