Revolutie in de studie betekende dat je twee tot drie keer zo veel te lezen had als degenen die zich braaf aan het curriculum hielden. Voor economie betekende het bijvoorbeeld kennisnemen van de “andere burgerlijke” economen – Keynesianen die in ongenade aan het vallen waren, zoals Galbraith, en Robinson, Jacobs, noem maar wat namen. En dan waren er de marxisten, van wie mij speciaal Baran & Sweezy troffen met hun Monopoly capital, waarvan ik hele stukken als waren het brevierpassages zou kunnen declameren als het mij gevraagd werd. Over Marx zelf zwijg je dan maar helemaal.
En dan was er wat voorgeschreven werd. Om het te kunnen kritiseren moest je dit in ieder geval kennen. Op dit punt heb ik hardhandig ondervonden wat kameraadschap en inzet voor de zaak waren.
Het was voor de kerst- en nieuwjaarsvakantie 1971/72 dat bij het hoofdvak Economie (door wie, vraag ik mij nu af) de eis gesteld werd dat er een Marxistisch Boek op de lijst kwam, Paul Sweezy’s Theory of capitalist development. Volstrekt ondenkbaar nu: dit zou gelezen worden in het Duits, er was een goedkope onmiddellijk leverbare vertaalde uitgave van. De docenten zagen het er niet in en kwamen met een tegenvoorstel als “alternatieve mogelijkheid”, een boek over verschillende economische stelsels. Afgesproken werd dat alle voorgestelde boeken besproken zouden worden in een nieuwe bijeenkomst na de vakantie.
Eenzaam op mijn zolderkamer besteedde ik de kerstvakantie aan het Voorgeschreven Boek, het door de docenten genoemde alternatief en aan Sweezy, een net zo grote pil als het voorgeschreven Positive economics van Lipsey & Steiner, het nieuwe Strakke Handboek. Tussendoor maakte ik ook nog kennis met het in het Nederlands vertaalde werk van Michael Bakoenin waarin ik samenhang miste – iets wat in mijn jeugdige overmoed als een verwijt kon klinken.
Eerst het goede nieuws over deze inspanningen met de feestdagen.
Het tentamen was een makkie en dat kon ik lang niet altijd zeggen.
Er was voor het tentamen de mogelijkheid het door de docenten aangewezen alternatief te kiezen. Ik vond het onderhavige boek lichtelijk waardeloos en koos er dus demonstratief wel voor. Nee, het Marxistische boek had het niet gehaald. Een Verraderlijk Complot van Burgerlijke Ideologen?
Nou, daar valt wat op af te dingen.
Bij de bespreking die afgesproken was vroegen de docenten wie het marxistische werk van Sweezy gelezen had inmiddels.
Ik keek om mij heen en liet mijn vinger laag.
Er ging er niet een de hoogte in. Ook de mijne niet, omdat ik niet – plotseling als spelbreker – de enige wilde zijn.
Maar God hoort mij nog steeds brommen.
En terwijl ik deze regels tik komt de vraag op die ik boven al tussen haakjes had gesteld: hoe kun je om het voorschrijven van een boek vragen dat je zelf niet gelezen hebt?
De docenten maakten zich hier in de zaal en later in geschrifte gepast vrolijk over.
Links en intellectueel en Nederland, het is niks, het was niks, en zal het ooit wat worden?
Experiment van Asch in de praktijk (http://nl.wikipedia.org/wiki/Overeenstemmingsexperimenten_van_Asch)?