Giorgio Agamben: Requiem voor de studenten

Een vertaling van een vertaling – vanuit het Italiaans naar het Engels van Enough14. Dit lijkt mij echter minder bezwaarlijk omdat beide teksten als vanzelfsprekend veel op het Latijn teruggaande woorden bevatten (nogal wiedes bij Italiaans natuurlijk) die in dezelfde mate houtenklazenproza zouden opleveren als het niet een beetje ontromaanst wordt in het Nederlands.
De tekst heeft betrekking op de situatie in Italië. De corruptie in Nederland en België is zeker niet minder en bij het horen van het woord “studentenleven” in Nederland zal menigeen bovenal aan
biertjes denken. Die overigens ook best bij de genoemde studie- en onderzoeksgroepjes horen.

“De zogenaamde pandemie” klinkt complotdenkerig. Vertalen betekent niet volkomen instemming. – AJvdK

Zoals we al voorzien hebben zullen de universitaire colleges volgend jaar online gegeven worden [in het Engels]. Wat oplettende waarnemers al vanzelfsprekend vonden – namelijk dat de zogenaamde pandemie een voorwendsel zou zijn voor de toenemende opdringerige verspreiding van digitale technologieën – wordt dan ook verwezenlijkt.

We zijn hier niet zozeer geïnteresseerd in de hierop volgende transformatie van het onderwijzen, waarin het element van fysieke aanwezigheid (altijd zo belangrijk in de verhouding tussen studenten en docenten) definitief verdwijnt, als in het verdwijnen van groepsdiscussie in seminars, wat het levendigste onderdeel van het leren was. Een deel van het technologisch barbarendom dat we nu beleven is het uit het leven weghalen van iedere zintuiglijke ervaring evenals het verlies van de wederzijdse blik, blijven gevangen als men is in een spookachtig scherm.

Veeleer beslissend bij wat er gebeurt is iets wat veelbetekenend in het geheel niet genoemd wordt, namelijk, het einde van het student zijn als levensvorm. Universiteiten zijn ontstaan in Europa uit studentenverbonden – universitates – en zij danken hun naam daaraan. Student zijn hield oorspronkelijk een levenswijze in waarin studeren en naar lezingen luisteren zeker zeer belangrijke onderdelen waren, maar niet minder belangrijk waren de ontmoetingen met en voortdurende uitwisselingen met andere scholarii, die vaak van ver kwamen en zich verenigden naar hun plaats van herkomst in nationes. Deze levenswijze ontwikkelde zich op verschillende manieren in de loop der eeuwen, maar, van de clerici vagantes van de Middeleeuwen tot de studentenbewegingen van de twintigste eeuw is de sociale dimensie van het fenomeen constant gebleven. Iedereen die in een universiteitslokaal heeft onderwezen weet goed hoe onder iemand ogen vriendschappen worden gesmeed en overeenkomstig hun culturele en politieke interesses kleine studie- en onderzoeksgroepen worden gevormd die blijven voortbestaan nadat de lessen zijn beëindigd.

Dit alles, dat bijna tien eeuwen heeft geduurd, eindigt nu voorgoed. Studenten zullen niet langer wonen in de steden waar universiteiten zijn gevestigd. In plaats daarvan zullen zij luisteren naar lezingen, opgesloten in hun kamers en soms honderden kilometers gescheiden van hen die vroeger hun studiegenoten zouden zijn geweest. Kleine steden die vroeger prestigieuze universiteitssteden waren zullen hun studentengemeenschappen, die vaak het levendigste deel uitmaakten van de stad, zien verdwijnen uit de straten.

Van elk maatschappelijk verschijnsel dat sterft kan gezegd worden dat het in zekere zin zijn einde verdiend heeft. Het is zeker dat onze universiteiten een zodanige graad van corruptie en specialistische onwetendheid bereikt hebben dat het onmogelijk is er om te treuren, en de levenswijze van studenten is dienovereenkomstig verarmd. Twee punten echter zouden vast moeten staan:

Professoren die zich onderwerpen aan de nieuwe dictatuur van telematica – en ze doen het en masse – en hun colleges alleen online te houden zijn het volmaakte equivalent van de universiteitsdocenten die in 1931 trouw zwoeren aan het fascistisch regime. Zoals toen zullen waarschijnlijk slechts vijftien van de duizend weigeren, maar hun namen zullen zeker in herinnering blijven naast die vijftien die de eed niet aflegden.
Studenten die echt willen studeren zullen moeten weigeren zich in te schrijven op universiteiten die op deze manier zijn veranderd, en, als in de begintijd, zich moeten organiseren in nieuwe universitates, waarin alleen tegenover het technologisch barbarendom, het woord van het verleden levend zou kunnen blijven en iets als een nieuwe cultuur wordt geboren – als zij geboren zal worden.