Onderstaand artikel is overgenomen met toestemming van de auteur, Jan Dirk Snel, en verscheen eerder op zijn eigen site.
Wat ik niet goed begrijp, is het huidige defaitisme. Ook gisteren werd me dat weer voorgehouden: we kunnen niet om de PVV heen, we moeten die mensen serieus nemen.
Met dat laatste ben ik het eens. In principe behoren we al onze medemensen serieus te nemen tot eventueel het moment zich aandient dat ze een dergelijke benadering niet waard zijn. Maar het is net alsof PVV-kiezers extra serieus moeten worden genomen. De vraag is dan alleen waarom.
Dit jaar hebben 1.442.977 mensen op de partij van Geert Wilders gestemd. Dat is 15,5% van het electoraat. 7.988.484 mensen hebben op een andere partij gestemd. Bijna acht miljoen dus. Toch lijkt het steeds of die anderhalve miljoen een streepje voor hebben op die andere acht miljoen. Om de PVV-aanhang kan men niet heen, maar wel om de ruime 1,8 miljoen mensen die op de PvdA stemden of de ruim 300 duizend landgenoten die de ChristenUnie hun stem gaven, om maar enkele willekeurige voorbeelden te noemen.
In 2006 stemden 1.630.803 mensen op de SP. Dat was 16,6% van het electoraat. Terwijl de PVV nu van 9 naar 24 zetels steeg, ging die partij destijds van 9 naar 25. In alle opzichten waren die cijfers net een tikkeltje indrukwekkender. Toch stond de SP snel buiten de vorming van een regering. Het was ook volstrekt duidelijk waarom: men had die partij niet nodig. CDA en PvdA waren er samen bijna en om aan de meerderheid te komen hadden ze nog een kleintje nodig en dat werd de ChristenUnie, een partij die in zekere zin ook tussen hen in stond: het confessionele deelde die partij met het CDA, het sociale met de PvdA.
Werd de SP toen uitgesloten? In zekere zin wel. Maar was dat erg? Ach, het hoorde bij het politieke proces. Zo gaan de dingen. Het gaat om getalsverhoudingen en macht. Wie kan het beste met wie een werkbare meerderheid vormen? Niets mis mee.
In die zin is er nu ook niets mis met pogingen van VVD en CDA om zich door gedoogsteun van de PVV van een nipte meerderheid te voorzien – al is het vreemd dat die meerderheid ontbreekt in de Eerste Kamer. Er is niets mis met de poging als zodanig. VVD en CDA willen fors bezuinigen – iets van 18 miljard op een begroting die voor dit jaar 272 miljard bedraagt; het totaalbedrag wordt vreemd genoeg zelden genoemd – en de PVV kunnen ze daarbij kennelijk goed gebruiken. Complicerende factor is alleen dat het programma van de PVV wemelt van de antirechtsstatelijkheid. Ook daar valt natuurlijk wel een mouw aan te passen: die partij laten verklaren dat ze van aanvallen op de rechtsstaat afziet. Het gaat dan om de kern. Dat ze bijvoorbeeld het grondwetsartikel over het lidmaatschap van de Koning van de regering wil wijzigen, daar hoeft men geen halszaak van te maken; dat is geen rechtsstatelijk punt. Maar van de centrale punten – de rechtsgelijkheid en de onafhankelijkheid der rechterlijke macht – hoor je af te blijven. Dat is alles. Als de PVV daarin toestemt, is er niets aan de hand. Als ze weigert, dan hoort ze van verdere coalitievorming uitgesloten te worden, zoals dat met de SP bij de vorige poging, maar dan op andere gronden, geschiedde.
Het punt lijkt me: je kunt best om de PVV heen. Het is zo onbegrijpelijk waarom men net doet alsof dat niet het geval is. In de Tweede Kamer zitten nog 126 andere leden. Voor een coalitie heb je er minimaal 76 nodig. Voor coalities, parlementair en extraparlementair, dienen zich legio mogelijkheden aan. De toestand is namelijk uiterst florissant.
Voor coalitievorming zijn dan nog 122 zetels beschikbaar. De SGP en de PvdD zijn met allebei twee zetels misschien net te klein en bij mijn weten nooit nodig om een coalitie net rond te krijgen. Aan de rechtsstatelijkheid van de SGP kan men daarbij ook lichtelijk twijfelen. Met de minarettenmotie van vorig jaar – zie daarover dit artikel van mijn broer en mij in het Reformatorisch Dagblad – gaf ook die partij immers aan wel te willen sjoemelen met de rechtsgelijkheid van artikel 1 van de Grondwet: een bouwaanvraag is immers een bestuursrechtelijke aangelegenheid waarbij de verticaliteit van het gelijkheidsbeginsel volop in het geding is. En dit punt stond nu ook in het verkiezingsprogramma. Ik merk dat in het voorbijgaan op, omdat ik de oudste partij van Nederland altijd nog een warm hart toedraag. De partij vertegenwoordigt een bevolkingsgroep die de komende tijd wel eens in het gedrang zou kunnen komen en dan de rechtsgelijkheid als basis van de grondrechten hard nodig zal hebben. Jammer daarom dat ze nu zo achteloos met haar beschermingsmogelijkheden omgaat.
Maar goed, er zijn 122 zetels beschikbaar. Daarvan kun je er 46 buiten de coalitievorming houden. Van de drie grootste partijen, VVD, PvdA en CDA, heb je er altijd twee nodig, omdat de kleinste combinatie altijd nog voor 51 zetels staat. Maar een van de drie kan buiten een coalitie blijven en de andere twee hebben het dan nog steeds voor het uitkiezen. VVD en CDA (samen 52 zetels) kunnen over de PvdA heen springen en met D66 en GroenLinks (samen 20 zetels) en nog een derde partij, de SP of de ChristenUnie, een coalitie vormen. CDA en PvdA (samen 51 zetels) kunnen dezelfde partners uitnodigen: D66 en GroenLinks met de ChristenUnie bijvoorbeeld. Of de SP met GroenLinks of D66. En VVD en PvdA (samen 61 zetels) zijn er al samen met de SP. Maar de vijftien zetels kunnen ze ook al behalen in combinatie met D66 en ChristenUnie of GroenLinks en ChristenUnie. Het kan ook allemaal wat ruimer.
Kortom, er zijn legio mogelijkheden, al is de een wat waarschijnlijker dan de ander. Op zich is de situatie uiterst florissant. We hebben 2 naar huidige maatstaven grote partijen – VVD en PvdA -, twee middenmoters – CDA en SP – en drie kleinere – D66, GL en CU – die allemaal geschikt zijn voor regeringsdeelname en allemaal de socicaal-liberale grondslagen van ons systeem onderschrijven. Een situatie van luxe dus.
In de negentiende eeuw was het onafhankelijke Kamerlid het ideaal. De opkomst van partijen en partijdwang werd met lede ogen aanschouwd. Nu zijn we in een toestand waarin zeven partijen een prachtige variëteit vertegenwoordigen. Er valt van alles te verzinnen. Maar waarom doen dan zoveel mensen alsof we niet om die 15,5% heen kunnen die wat minder op hebben met ons prachtige systeem? Of beter: wier politieke idool er wat minder in ziet? Waarom richten we ons niet op de 84,5% of in ieder geval de tachtig procent die ons bestel volledig en positief ondersteunt? Waarom trekt men zich van de kleine groep oproerkraaiers zoveel aan? Een aantal ervan is wel heel luidruchtig aanwezig, maar een grote groep bestaat waarschijnlijk ook uit mensen die van toeten noch blazen weet en die je echt niet ‘uitsluit’ door hun politieke roerganger buiten de onderhandelingstafel te houden. Het blijft merkwaardig.
Nu al spreken mensen over nieuwe verkiezingen. Terwijl de mogelijkheden legio zijn. En dan hebben we het alleen nog maar over parlementaire kabinetten. Moet je eens nagaan wat er mogelijk is als we over een extraparlementair kabinet of zelfs een zakenkabinet – liever niet, zou ik zeggen – beginnen.
Blijkbaar is dit de laatste trend van onze maatschappij:
“Fascisme mag, mits je ervan profiteert”. (CDA)