Dan schrijf ik over mijn lieux de mémoire die ik niet ga vermelden en dan zie ik in een zijbalk op de site van Het Parool een verhaal over het uitgaansleven van de hedendaagse student. Ik knip het open en zie bevestigd wat ik bij het langslopen al ging vermoeden: De Schutter is weg. Kijk, dat is nu een van die herinneringsplaatsen.
Mijn eerste uit-eten-gaan met mijn eerste vriendinnetje. Spare ribs, door haar aanbevolen, ik kende het niet, ik was nog geen vegetariër en ik zou er zo weer voor zondigen. De jongedame die mij nogal hardhandig versierde, later dat decennium, nam mij na sluitingstijd mee naar De Schutter “waar zij de baas van kende”. Een surrealistische situatie gevolgd door een heftige affaire die eindigde naar aanleiding van waar zij ongeveer begon.
FFW naar dichterbij, want inderdaad – de Schutter en de hele omgeving leek studentikoos, en dan van een studentikoosheid die de mijne niet geweest is noch van degene(n) met wie ik uitging. Maar we hadden ons zo’n ruim tien jaar geleden wel aangewend er soms te lunchen met een uitsmijter. En als je er niet te laat op de avond kwam kon je er ook behoorlijk eten.
En toen gebeurde het. Een van de barlieden vertrouwde ons toe dat hij het maar niks vond dat hij die avond deejayde in de tent en dat hij niets van Johnny Cash bij zich had. En die was net overleden. Ik wist dit nog niet, maar het was vrijdag – als er boekenmarkt is op het Spui. Bij sommige stalletjes hoort ook een selectie tweedehandsplaten en ik had er een LP met nogal onbekend materiaal van Johnny Cash gezien. Michaël gaf mij geld om hem te kopen en hij was voor die avond uit de brand. Toen lieten wij weten ook deejays te zijn, bij een radiostation dat inmiddels alleen op het net te horen was. In De Schutter deejayen leverde waarschijnlijk een groter publiek op dan bij Radio 100. En zo, na twintig jaar, werden wij alsnog zaaljocks, in het café van onze studentenjaren.
Sugartime, Johnny Cash
Nou, een proeve als herinnering aan een speciale ronde voor een stel Engelse toeristen – ik heb niets tegen toeristen, moet ik na het eerdere stuk misschien zeggen voor de zekerheid, ik ben er zelf vaak genoeg een (geweest). Ik heb iets tegen de massaliteit verbonden aan de totale exploitatie, die menig Amsterdams binnenstadscafé onbegaanbaar maakt (lees net pas in verband hiermee over pub crawls, die ook De Schutter de das om gedaan hebben) – maar enfin, uit mijn eerste “northern soul”-sessie, voor 1 stel in De Schutter:
Unstatisfied, Lou Johnson
Naar mijn weten is dit – onbedoeld – de laatste plaat die ik er gedraaid heb:
Always look on the bright side of life, Monty Python
Voor het slot citeer ik mijzelf van elders, dat kan ik zomaar, het auteursrecht is tenslotte van mij en een geheim van mijn persona maak ik al een tijd niet meer hier bij Krapuul:
Even plotseling als het begon was het voorbij. Ik wist niet dat het de laatste keer was toen de barman-deejay die ons er bij gehaald had om een reprise van Love will tear us apart van Joy Division vroeg. Niet zo’n goede plaat voor een café vond ik, maar ik had al gezondigd tegen deze eigen beoordeling. Hij sprong met wat anderen in de rondte.
Na afloop nam een van de vele mooie barmeisjes Godiva terzijde. Zij vond haar de beste deejay, speciaal voor de vrijdagavond, ik was meer geschikt voor zondag. Maar wij waren hoe dan ook graag geziene gasten. En zij was de nieuwe eigenares van de zaak, samen met haar vriend die ook deejayde. Hij liet het liefst techno horen en was naar wij vermoedden juist niet blij over onze brede keuze – afgezien van zijn wijsneuzigheid dat cd’s toch altijd beter waren dan vinyl.
Maar of het daaraan lag dat wij vervolgens te horen kregen dat de agenda volzat tot aan de zomer en dat alles toch nog eens bekeken moest worden? We werden langzaamaan wakker uit de roes. Gingen er nog wel uit eten, maar merkten ook dat presentatie en menu “opgeyupt” werden, evenals de prijzen. En de nieuwe eigenares begroette ons nogal afstandelijk. Ik weet niet of ze dicht in de buurt van het café woonde, maar dat zou best het geval kunnen zijn. Op een avond rond achten stonden haar vriend en zij op het punt te vertrekken, maar zo te zien had zij nog van alles te bespreken met de collega’s die nu plotseling haar personeel waren. Hij ging weg, met duidelijk geëtaleerd ongeduld: “Ik ga thuis alvast liggen hoor.”
Een onvervalste proleet! Hoewel we aan onze derde trappist bezig waren was de roes voorbij. We zijn er niet meer teruggekomen.