Een woord aan de jongelieden, vanuit het standpunt van een negentienjarige

Voor mijn gevoel heb ik een stuk als dit al vele malen geschreven, en als dat zo is, wat is de zin dan? Dat ik mijn mening kwijt ben en een verhaal over eigen activisme (autobiografisch!) en wat ik er van geleerd heb.

Mijn eerste inzet was voor het Biafra Actie Comité, ooit opgericht vanuit Bureau Buitenland van de ASVA, de algemene studentenvereniging van de Universiteit van Amsterdam. “Biafra”, als het een begrepen naam of begrip is, staat ongetwijfeld voor “honger in Afrika”. Dat is niet onjuist, maar die honger was politiek-militair afgedwongen. In kort bestek: in 1966 begonnen in Noord-Nigeria de pogroms tegen de “oosterlingen”, binnenlandse migranten uit de oostelijke deelstaat. Er kwam een grote vlucht op gang naar het land van herkomst, we hebben het dan over meer dan een miljoen mensen. Eigenlijk zijn dat soort pogroms weer aan de orde, die worden in de publiciteit dan nu vertaald als “moslims tegen christenen”. Dat was ook een dimensie in 1966, maar niet de hoofdzaak. Het was toen Haussa-Fulani tegen Igbo en andere oostelijke volkeren. In de postkoloniale pers sprak men dan van “stammenstrijd”, iets wat zoals Frantz-Fanon ironisch schrijft, het beeld oproept van speren en kookpotten met mensen er in. “Stammenstrijd” gaat niet om miljoenen mensen en wordt als vanzelfsprekend een irrationele achtergrond toegedacht.

Op 30 mei 1967 riep het militaire gezag onder leiding van Chukwuemeka Ojukwu de onafhankelijke republiek Biafra uit in de oostelijke deelstaat. De reden was dat de door noorderlingen overheerste junta niet de veiligheid van de oosterlingen wilde garanderen. De koloniale macht maakte nog in hoge mate de dienst uit in het Britse maaksel Nigeria (op het ministerie van koloniale zaken had men zo een eigen uitspraakmethode voor de naam van dit “land”, u begrijpt het wel). “A quick kill” was het idee van Wilsons Labour-regering, ja die regering die ook de deportatie van de Chagossianen heeft geregeld. Uithongering van de oostelijke deelstaat, die met de inwijkelingen uit het noorden toch al overbevolkt was, was de gekozen methode, naast bombardementen en landinvasie. Shell was behulpzaam bij de verovering van de olievelden in de Nigerdelta.

De snelle moordpartij duurde tot 15 januari 1970, dus zo snel ging het niet. Maar de beelden van hongerende kinderen bereikten via het oog op de hel van de televisie de huiskamers in de metropolen. Er werd ingezameld voor voedseltransporten, die vanuit juntastandpunt illegaal waren maar die meestal aankwamen in de nacht, vanaf het toen Portugese eiland São Tomé. De Biafranen waren eigenlijk onverslaanbaar, maar niet onsterfelijk: de strijd van het uitgehongerde volk moest begin 1970 opgegeven worden.

De inzet van het Biafra Actie Comité was, naast informatie over het land en de oorlog, erkenning van de staat door Nederland. Vanuit het thuisland van Shell en Unilever (het concern dat Nigeria “gemaakt” heeft als United Africa Company) in feite onbegonnen werk, maar dat is inzicht achteraf. Biafra werd erkend door Ivoorkust, Gabon, Zambia, Tanzania en – opmerkelijk, maar het is de eerste vrijgevochten “zwarte” staat ter wereld – Haïti. Sympathie van China, Frankrijk en Israël werd niet in erkenning vertaald.
Hoe probeerden we die Nederlandse erkenning te bewerkstelligen? Lobbyen bij partijen, al dan niet in de regering – daar hing ik als blaag aan de lijn bij ene Biesheuvel, die vol begrip was maar etcetera. Een klein groepje jonge linkse intellectuelen, zo worden wij genoemd in een afstudeerscriptie over het comité, die ik nog steeds niet helemaal heb durven lezen. U begrijpt, deze negentienjarige glimt een beetje bij het zien van deze kwalificatie.

Informatie verstrekken en een doodenkele demonstratie, gedragen door verontruste scholieren, dat waren de actiemiddelen. Niet veel anders dan rond Vietnam, dat de meeste aandacht trok in die tijd. Hoe anders dan wat er nu gaande is rond – eh, Palestina. Ik kom nu op het punt van mijn verdenkingen ten aanzien van het studentikoze activisme van dezer dagen.

Allereerst: de Palestijnse Arabieren zijn “wit”, ze zijn niet gekleurder dan Israeli’s (“van kleur” moet je in monsterlijk nep-Nederlands zeggen nu). Men kan hoog of laag springen, maar de Israëlische meerderheid van Mizrahim, Ethiopiërs en bijvoorbeeld Joden uit India is echt niet “witter”, ook al willen de studentikoze actievoerders dat niet horen. “Witte” slachtoffers zijn veel meer slachtoffer dan “zwarte”. In Soedan, Congo en Haïti zijn ze niet beter gewend, om actuele voorbeelden te noemen. Kortom: ingebakken racisme dat zijn naam niet wil kennen.

Dan: hieraan verwant is het al even ingebakken antisemitisme, ik kan het niet anders noemen. Ja, “het gaat niet om Joden maar om zionisten”. Daarop past een eenvoudig antwoord: het is niet aan jullie om dat onderscheid te maken.

Tenslotte: het draait ook sterk om het eigen narcisme. Judith Butler zegt het fijntjes: LHBTQIA+-mensen zijn beter af in “Palestina” dan elders, en al helemaal beter dan in Israël. Ik begrijp eerlijk gezegd niet waarom ze niet in Gaza gaat wonen dan, of in Jenin. We konden het zien: no Trans liberation without Palestine liberation.
Maak gerust alia naar dat beloofde land, zou ik zeggen. De interesse hierin is niet opvallend groot. Men weet immers wel beter, al zeggen de spandoeken iets anders.

Eigenlijk hoef ik niet veel meer te zeggen, merk ik. Het komt er op neer: ik vertrouw jullie “activisme” niet. Jezelf en anderen informeren – te veel moeite. Blijkbaar doet de televisie nog steeds wonderen, met zijn beelden van Gaza. En wat er gebeurt daar is verschrikkelijk, ja. Maar kom mij niet aan met je kleinburgerlijke praat, het arsenaal van de nuttige idioten, over “7 oktober” als antikoloniale gerechtvaardigde actie. Ik zie geen reden jullie engagement te accepteren, daar komt het op neer.

  • Uitgelichte afbeelding: videostill van kamp voor Soedanese vluchtelingen in Tsjaad