Louisiana, the Deep South, dat is waar ik – door omstandigheden die er hier niet toe doen – het grootste deel van mijn vakantie doorbracht dit jaar.
M., Amerikaanse, en ik hadden besloten een voormalige suikerrietplantage te gaan bezoeken. M. heeft met mij voormalig concentratiekamp Vught bezocht, nu zouden wij samen iets dat je als een voormalig Amerikaans concentratiekamp zou kunnen zien bezoeken. Maar voordat we al te hoog op ons Europese paard gaan zitten, moeten we niet vergeten dat ook die praktijken van Europese origine zijn, met vooral ook Nederland aanvankelijk in de hoofdrol waar ‘t het transport van slaven betrof. Het is vooral de Westerse, in origine dus Europese, cultuur geweest die een enorme hoeveelheid agressie en geweld uitgeoefend heeft over de gehele planeet gedurende de laatste 400 jaar. Met je islamisering.
Ik had diverse sites bekeken en diverse ervan leken slechts uit een bezichtiging van het toch zo charmant zuidelijke huis van de voormalige eigenaren te bestaan, bijna letterlijk (met de zweep) over de ruggen van honderden miserabele slavenlevens gebouwd. De Laura Plantation te Vacherie had echter ook nog twee (zeldzame) intacte slavenhutten op het terrein staan, en leek in elk geval deels ook op het slavenbestaan op zo’n plantage gericht te zijn.
Na bijna twee uur rijden vanaf Lafayette, waar we logeerden arriveerden we te Vacherie, Louisiana (Amerika is op de kuststroken na nog steeds een tamelijk leeg land, je moet behoorlijke afstanden overbruggen voordat je weer eens iets interessants tegenkomt. Onder andere over de Atchafalaya Basin Bridge, een 29(!) kilometer lange brug waar je op de hoogte van de toppen van de bomen door de bekende moerassen van Louisiana rijdt met prachtige uitzichten. Het geheel is verbluffenderwijs in slechts twee jaar aangelegd).
Te Vacherie aangekomen is het een stil, leeg gebied, waar nog steeds suikerriet wordt verbouwd. Ik zou dat niet geweten hebben, maar M. herkende de suikerrietstengels.
De rondleiding begon in het huis van de plantagehouders, de familie Duparc. De – overigens uitstekende – gids vertelde ons dat de eerste twee eigenaren, vader en zoon, uiterst agressieve mannen waren geweest. De eerste was een Franse ex-militair en had al op zijn negentiende iemand vermoord. Zijn zoon presteerde hetzelfde. Blijkbaar kon dat destijds ongestraft. “They do not send us their best”. In die tijd had Trump gelijk gehad. En zouden zijn ongetwijfeld stupide voorouders ook niet toegelaten zijn als dat een criterium was geweest destijds. Overigens voelden de mensen in dit gebied zich niet speciaal Amerikaans. Ze waren vooral Acadians (Cajuns) (vanuit Nova Scotia door de Britten verdreven Fransen; dat moet nogal een klimaatschok zijn geweest) en Creolen (ter plekke geboren mensen van gemengde komaf). Aan de gele kleur van hun huis kon je dat ook zien, de Americains (van Britse afkomst) hadden witte huizen.
Na wat anecdotes over de familie Duparc (waaronder het bizarre geval waarbij de ouders de acne waaronder hun dochter leed zo onacceptabel vonden dat ze haar aan een arsenicumkuur onderwierpen, waaraan ze vervolgens begrijpelijkerwijze overleed) volgde de rondleiding achter het huis, waar zich ooit de keuken, de kippenhokken en rond de zestig slavenhutten bevonden, waarvan er nu nog twee intact zijn.
Er bevond zich één Afro-Amerikaans stel onder ons, dat opvallenderwijze vertrok toen het deel over de slaven begon, onder een soort van luifel waar de prijzen van diverse slaven vermeld werden. Het is geen goedkope rondleiding, je betaalt er 20 dollar voor, dus om nu zomaar weg te lopen lijkt niet logisch. M. en ik vroegen ons af wat de reden was. Misschien toch te pijnlijk en te vernederend, en/of een te luchtige behandeling van het perspectief van de slaven.
Dat punt in de rondleiding was voor mij trouwens een openbaring. De prijzen voor slaven waren namelijk vermeld in bedragen gecorrigeerd voor inflatie naar huidige bedragen, en dan heb je het over 20.000 tot wel 100.000 dollar (dat laatste betrof dan slaven die zeer waardevolle vaardigheden hadden, het waren zeer geoefende vakmensen van wie een slavenhouder graag gratis gebruik maakte). Het doet je beseffen hoe smerig rijk slavenhouders waren die tientallen, en zoals op deze plantage op zeker moment honderden slaven hadden. Ik wist dat tot dan toe niet.
Iets wat ik me stompzinnigerwijze pas echt realiseerde nu ik het zelf ervoer: het moeten verrichten van zware fysieke arbeid tijdens een zomer in Louisiana. Ik kan goed tegen warmte, hou er zelfs van, maar tegen de 35 graden krijg ook ik neigingen de vlag te strijken, en dat was het op dat moment. Daarbij moet u weten dat mijn Louisiaanse gastvrouw me vertelde dat het er momenteel een enigszins gematigde zomer was, het kan in die contreien namelijk makkelijk naar de 40 graden oplopen. En dat alles bij een hoge vochtigheidsgraad. Dan is werken op het veld op zichzelf al een marteling. Onze gids vertelde ons bovendien dat vanwege de messcherpe suikerrietbladeren men bij het oogsten daarvan lange, dikke mouwen moest dragen.
We bezichtigden vervolgens een van de hutten, een klein, houten huisje, waarin zich indertijd twee gezinnen moesten zien te redden. De gids vertelde ons daar hoe, na afschaffing van de slavernij, de voormalige slaven werknemers werden. Ze zouden nu betaald worden. Op deze plantage echter gebeurde dat niet in dollars, maar in geld dat alleen op die plantage besteed kon worden, zogenaamde tokens. Die waren wel inwisselbaar voor dollars, maar de prijzen voor producten daar beschikbaar in combinatie met hun loon was zo ongunstig dat men zelden geld kon sparen om de plantage te kunnen verlaten. Onze gids vertelde ons dat de laatste familie die het betreffende huisje kon verlaten dat pas in NEGENTIENZEVENENZEVENTIG (1977) deed!
M. wees me er in dat verband op hoe veel witte Amerikanen niet nalaten erop te wijzen dat dat gezeur over slavernij nu maar eens afgelopen moet zijn, dat die zwarten inmiddels genoeg kans hebben gehad zich op te werken.
Een andere praktijk waar M. me van vertelde: na de afschaffing van de slavernij weigerden velen de ex-slaven in betaalde dienst te nemen, dus bleven die werkeloos. Vervolgens arresteerde de politie die mensen vanwege ‘loitering’ (rondhangen). En dan meldde zich er een ex- slavenhouder die zo’n arrestant vrijkocht, die vervolgens de rest van zijn leven de schuld van zijn vrijkoopbedrag moest terugbetalen via werk.
Alhoewel Afro-Amerikanen officieel vanaf 1865 vrij en gelijkwaardig zijn, is het pas sinds Lyndon Johnsons regering in de jaren zestig dat dat ook echt helemaal afgedwongen is. Daarvoor gold er gewoonweg Amerikaanse Apartheid in de voormalige Confederacy, en laten we ook niet vergeten dat Apartheid het bekendste Nederlandse woord ter wereld is.
Niettemin zijn het nog steeds Afro-Amerikanen die de Amerikaanse gevangenissen voor een belangrijk deel bevolken, en daar – wederom – gratis arbeid moeten verrichten.
Toen we weer vertrokken had de stilte, leegte en hitte in het gebied iets griezeligs gekregen. Ik besefte dat het echt hier was waar al die gruwelijkheden plaatsgevonden hadden. Het ongelooflijk zware werk in dat klimaat, de martelingen met zwepen voor de geringste ‘overtredingen’ (maar ook de voortdurende incidentele klappen ermee, als je ook maar iets achterbleef in het veld), het brandmerken na ontsnappingspogingen, het twintig uur per etmaal moeten werken tijdens bepaalde seizoenen, zoals ons verteld was tijdens de rondleiding.
Schuldig Landschap, zoals de onlangs overleden Armando het noemde. Ik vroeg me af hoeveel nazaten van de slaven, maar ook van de slavenhouders nog in het gebied woonden.