Bij alle verdiensten die verbonden zijn aan het boek Bloeiende duinen moet mij van het hart dat het te zeer hamert op echte natuur, zoals de duinen eigenlijk zouden moeten zijn. Wat betekent dat er wisenten, Schotse hooglanders en graafmachines aan het werk gezet worden om iets authentieks te maken dat in de negentiende eeuw tot de zang Ik heb u lief mijn Nederland leidde. “De blanke top der duinen” heb ik nooit meegemaakt. Hij is begroeid met helm, struweel met meidoorn, vlier, wilg, duindoorns en meer. Dat in de Middeleeuwen hele dorpen opgegeven moesten worden wegens stuivend zand is een historisch gegeventje waartegen natuurlijk ook shovels in te zetten zijn ter voorkoming.
Jarenlang was er de wilde appelboom die steeds verder in verval raakte: de boom hield op haar kleine smaakloze appeltjes voort te brengen, en op zeker ogenblik was zij dood, schuilplaats voor allerhande korstmossen, dat wel. Want een dode boom geeft leven aan anderen. En dit is het laatste stadium, ontworteld en al. Dag appelboom.
Je mag er als wandelaar niet komen, maar het is denkbaar dat er hoger op de heuvel nazaten van de boom staan. Maar deze meimaand bood meer. Dat ik ze niet eerder heb opgemerkt, zeg. Er staan meer appelbomen in het duin, ze komen dit voorjaar maar moeizaam op gang.
Eén vrijstaande voor u. Het spijt mij voor de duinbehouders, maar seringen, appelbomen, konijnen en fazanten horen voor mij bij de natuurbeleving van het duin. Omdat ze er nu eenmaal bij horen, al zoveel jaren. De authenticiteit uit een tijd die geen nu levend mens heeft meegemaakt kan me gestolen worden. Het is toch immers menselijk maakwerk en het is een merkwaardig misverstand dat het ene mensenmaaksel meer natuur is dan het andere. En ach, wat is natuur nog in dit land?
Grauwe ganzen! Zij hebben de Natuur van het Oostvaardersplassengebied oorspronkelijk geschapen. Nu grazen ze in de duinen en hebben er ook kroost. Het waterleidingbedrijf moet de putten afdekken om te voorkomen dat uitwerpselen van de ganzen in het drinkwater terechtkomen. Das geht alles so seinen natürlichen Gang.
Deze brandganzen hebben er voor gezorgd dat de aalscholvers ook wat te zoeken hebben in Zuidelijk Flevoland, en o wonder, sindsdien zijn deze opmerkelijke vogels aanzienlijk minder zeldzaam dan ze voordien waren. In het duin waren ze eerder dan de ganzen. Ze koloniseren bomen die het op den duur afleggen tegen – alweer – de ontlasting van de vogels, die gloeiend heet is. Vissen worden met graat en al opgeslokt en om de buit te verteren is veel hitte nodig. Dat geeft de kale bomen. Wel voor het eerst dat ik er aalscholvers met jong op het nest heb kunnen waarnemen. Misschien komt het wel doordat de lente flink verlaat is met het kille weer dat tot vandaag aan toe overheerst.
(Een verse kolonie waarvan de boom nog niet helemaal dood is…)
- Alle foto’s gemaakt door AJvdK ©Krapuul