Een moskee die ik tamelijk regelmatig passeer in Amsterdam is gevestigd in het vroegere gebouw van de gemeentelijke dienst ongediertebestrijding. Je verzint het niet. Er zijn geen minaretten, er klinkt geen oproep tot gebed en of die dienst naar andere behuizing is of weggeprivatiseerd wil ik helemaal niet weten. Ik vind het altijd tekenend, en het gebouw heeft die functie al dertig jaar zoniet langer dus kom mij niet aan met opmerkingen over verwildersing. Een andere moskee waar ik vaak langsfiets(te) is gevestigd (mede) in het huis waar ik mijn jongste jaren heb doorgebracht. Ik vind het wel een mooie bestemming. Er langskomen was de laatste jaren in het algemeen verbonden aan bezoek binnen of wakes met zwaaien aan de buitenkant van de gevangenis die niet zo mag heten, het “grenshospitium” in de Bijlmerbajes. Een dominee in de buurt (“de streek”) waar ik vandaan kom heb ik eens voorgesteld dat, bij gebrek aan kerkklokken, de ezan zou moeten klinken over de kade. Daar had zij toch geen behoefte aan.
Zestig jaar oud, de oudste moskee van Nederland, we gaan dan voorbij aan de soefitempel in Noordwijk en andere gebouwen van deze richting. Zestig jaar is gênant kort voor het koloniale “moederland” van het land waar de meeste moslims van de wereld wonen, Indonesië. Voorzover er mensen uit Ind(ones)ië naar Nederland kwamen, in het algemeen gevlucht in de nasleep van de onafhankelijkheidsstrijd, waren zij maar zelden moslim. En voor de oorlog kwamen er zo goed als geen “inlanders” naar Nederland, en zeker niet om er te blijven. Een vrouwelijke collega op een kantoor waar ik gewerkt heb droeg altijd superkorte rokjes, wat mij pas een beetje ging verbazen toen zij mij haar achternaam vertelde (je kende elkaar vooral bij voornaam) waarop ik zo gereageerd moet hebben dat zij zei: “Ja ik ben moslim”. Alle clichés op een rijtje verjaagd. Ik had niet verbaasd moeten zijn over haar kleding, ik was in Egypte, Turkije, Marokko en meer geweest – maar blijkbaar werkt “het” door, het ideologisch bombardement. Het bombardement, moet ik nagaan, dat allang voor “11 september” laat staan “Wilders” gaande was.
Ik hou van mijn land.(…) Het is belangrijk om de mooie dingen van je eigen land te zien. Ik zie hele mooie dingen als ik denk aan mijn land. Ik was zo oud als jij nu bent. Soms sliepen we in een tent in de woestijn. Soms ging ik ’s nachts naar buiten om naar de sterren te kijken. Dat was schitterend. In de woestijn zie je meer dan duizend sterren.
Aan het woord is Fazia. Fazia woont in een asielzoekerscentrum. Fazia draagt geen superkort rokje, nee, haar hoofd is ingepakt als haar lichaam, alleen haar gelaat is te zien. Kortom, Fazia, moeten wij begrijpen, is moslima. Zij vertelt aan de blonde puber Ulyana hoe fijn het is om terug te gaan naar het “eigen land”.
En vaak moet ik denken aan de grote moskee. Ik vond het zo mooi om daar naar toe te gaan.. En naar de geluiden te luisteren. Het is daar prachtig, en de beste plek voor mijn geloof.
De grote moskee in de woestijn is de beste plek voor haar geloof. Geloof mij niet op mijn woord, kijk hier zelf en verder.
De International Organization for Migration verbonden aan de Dienst Terugkeer en Vertrek verhaalt in stripvorm hoe leuk het voor de jongelui en de iets ouderen, blijkbaar – Fazia moet zeggen dat zij dat is, want zij is zoals gezegd helemaal ingezwachteld zodat je geen idee hebt – om naar het land waar zij horen “terug te gaan”. Thuis wacht oma met lekkere kersentaart, en ik word ondernemer en ik ga toeristen op safari begeleiden.
Niets in de strip verwijst ernaar dat het hier om mensen gaat die “asiel zochten” of over hun motieven. Thuis is het fijn. Teruggaan is een feest, Ulyana heeft eerst geen zin, zij heeft hier haar vrienden en zij kan de taal niet goed spreken (lezen is misschien nog een groter probleem, stripmakers, ander alfabet, weet u!). De anderen weten haar over te halen dat het leuk is.
Ik heb nog nooit zoveel racistische bagger in een semi-overheidspublicatie gezien als dit bij elkaar, en geen PVV-er die er naar omgekeken zal hebben. Dit is gewoon de manier waarop van hogerhand tegen vluchtelingen, nee asielzoekers, nee asieleisers die terecht zijn afgewezen, wordt aangekeken – een blik die de jongeren onder hen die waarschijnlijk in Nederland zijn opgegroeid maar moeten volgen. Hun ouders zijn voor niets hiernaartoe gegaan, weg met hen, naar waar het pas echt leuk en mooi is.
“De beste plek voor mijn geloof”. In de woestijn, onder duizend sterren. Met de geluiden van de grote moskee.
God sta dit land bij.
Ter begeleiding van Joint Politics, 21 april 2016, 18-20 uur, STADSFM Salto Amsterdam
Pingback: Ulyana’s echte avontuur, en nu weg met de racistische propaganda van de IOM | Krapuul