De twintigste eeuw is toch echt begonnen in 1901 (dat is al moeilijk genoeg voor velen)

Een architectuurhistoricus zei laatst in een interview met zekere ochtendkrant dat de negentiende eeuw eigenlijk pas in 1950 is afgelopen. Het historisch ambacht kan, merk ik, niet buiten een degelijke inleiding tot de theorie van de geschiedenis.

Wellicht kent u de redenering, Hobsbawm heeft haar in zijn schitterende overzichtsboeken gemunt: de lange Negentiende Eeuw eindigde met de Grote Oorlog, in 1914, desnoods met het einde van die oorlog die in grote mate aan Nederland voorbij is gegaan. Begon de Grote Negentiende Eeuw nu in 1789, de Franse Revolutie? Zou men dan niet net zo goed 1776, de Amerikaanse opstand kunnen kiezen? Of juist de Restauratie, 1813?
Op school hoorde ik op een laat ogenblik dat er zoiets als een Oostromeins Rijk had voortbestaan tot 1453 – een van de jaren die men kon kiezen als het Einde van de Middeleeuwen. De andere jaren waren 1492 en 1517, het jaar van de Hervorming.

Dat ik pas van het voortbestaan van een Oostromeins Rijk hoorde vanwege het einde schokte mij – was ik daar de enige mee? Het illustreerde hoe West-Europacentrisch het geschiedenisonderwijs was, en binnen Nederland dan weer Hollandcentrisch. Of leert men in Drenthe bijvoorbeeld wel over de geschiedenis van het gewest, Het Olde Landschap?
Ik mag toch hopen dat in al dan niet Orthodox, of net zo goed islamitisch, Europa en het Midden-Oosten het Byzantijnse Rijk wel meer onderwerp van geschiedenisonderwijs is. Maar men weet nooit.

De Twintigste Eeuw zou de eeuw van Het Socialisme worden, alle strekkingen verwachtten het bij de eeuwwende. Het geloof moet gedoofd zijn in de loop van de eeuw, Hobsbawm laat de korte Twintigste Eeuw eindigen met de ontbinding van de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken in 1991. Communisme was niet de wereld van morgen, maar van gisteren. Nee, dat ook niet. De wereld die er niet is. Nog niet is? Maar laat dat een apart verhaal zijn.

Een stronttonnetjesschepper heeft twee emmers met uitwerpselen opgehaald uit een huis in de Jordaan in Amsterdam, en begeeft zich weer naar zijn boldootkar. 13 september 1953.

Paard en wagen, een ton uit het stilletje die wordt opgehaald voor de boldootkar zoals die in Amsterdam heette, 1953, die mooie, die fijne Jordaan.
Het huis waar ik mijn vroegste jaren heb doorgebracht had een stilletje, een uitbouw die je geen wc kon noemen bij gebrek aan reservoir – het kon wel doorgespoeld worden met een bak water, een hele verworvenheid als je het vergelijkt met de foto. De kinderhoofdjes bevatten nog tramrails uit de paardentramtijd, maar nog niet lang voor mijn tijd had er de elektrieke lijn 5 gereden, die later over de brede Wibautstraat werd verlegd, tot bus werd omgezet en vervolgens (“de metro is klassenstrijd” verkondigde de CPN) onder de grond verborgen werd.

Toch reden er paard-en-wagens over de weg. De groenteboer, van de melkboer weet ik het niet meer, en de schillenboer, die volgens mijn zus mijn roepnaam bedacht heeft (“Broer” vond hij geen naam). De bakker had heel modern een fiets met bak waarin de broden waren opgeslagen. Als ik er aan denk ruik ik vanzelf de geur van vers brood.
Het huis moest gestut worden, om ons heen werd gesloopt en het buitenkansje deed zich voor dat we konden verhuizen naar een woning boven de winkel van mijn moeder. Een echte wc, geen kolenkachel maar een gashaard, elektrisch licht zonder gedoe met muntjes. Geen paard-en-wagen meer in de straat.

Was dit een stap in de twintigste eeuw? Nee. In het Nederland van toen zei men dat de welvaart het land bereikt had. Welvaart was een auto voor ieders deur (en een kip in ieders pan? zo heette het tientallen jaren eerder in de VS). Ik kan wel van alles opnoemen dat bij de twintigste eeuw hoort en niet bij de negentiende maar misschien wordt het in onderstaand lied wel goed uitgedrukt, vanuit het kinderperspectief dat ook het mijne is al ben ik wat jonger.

Zullen we het er heel Nederlandcentrisch op houden dat Nederland in grote trekken de openbare armoede heeft afgeschud, een armoede die inherent is aan de ongelijkheid van de kapitaalsverhouding?
De negentiende noch de twintigste eeuw, lang of kort, kan men niet zonder het k-woord ter sprake brengen. Om heel negentiende-eeuws af te sluiten met een parafrase: men heeft de tijden tot nu toe verschillende geïnterpreteerd, het komt er op aan ze te veranderen.

De tijden, ja.


Kees van Kooten & Wim de Bie, 1948

– Uitgelichte afbeelding: Door KKK2352 – Eigen werk, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2058804
Andere afbeelding: Door Attribution: Nationaal Archief/Collectie SPAARNESTAD PHOTO/W.P. van de Hoef, via Nationaal Archief., Attribution, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=8923517