De schijn van partijdigheid

Bijgaand artikel werd overgenomen met toestemming van de auteur, het voormalige Krapuul redactielid Bart Voorzanger, en verscheen eerder op zijn eigen site.

Een verbod op hoofddoekjes bij de rechtelijke macht lost niets op dus is pure discriminatie. Wie een schijn van partijdigheid wil uitsluiten door het uiterlijk van rechters te uniformeren komt niet uit bij een hoofddoekverbod maar bij een boerkaplicht.

De nieuwe regering wil leden van de rechterlijke macht het dragen van een hoofddoek verbieden. Commentatoren deden dat voornemen af als symboolpolitiek – er zíjn helemaal geen rechters met een hoofddoekje – maar dat is geen echte geruststelling. Statistisch gezien hadden ze er moeten zijn. Hun ontbreken betekent dus dat ze selectief zijn tegengehouden of bij voorbaat niet solliciteerden op een functie die passend had moeten zijn, omdat ze de bui al zagen hangen: discriminatie op grond van geloof.

Nu is het verbod op discriminatie niet absoluut. Zaken als staatsveiligheid en openbare orde gaan soms voor, en je zou kunnen aanvoeren dat een neutrale rechtelijke macht van zo wezenlijk belang is dat die zulke discriminatie rechtvaardigt. De rechter dient onpartijdig te zijn, en dient – zoals advocaat Moskowicz onlangs benadrukte – zelfs de schíjn van partijdigheid te vermijden. Dat sterkt ons vertrouwen in het recht, en zonder dat vertrouwen functioneert de rechtstaat niet. Maar wacht even …

We hechten veel belang aan het gevoel van rechtszekerheid van het grote publiek, maar wat écht zou moeten tellen is dat gevoel voor wie feitelijk voor de rechter komt te staan. Kan een ongeschoold werknemer in een conflict met zijn baas gegarandeerd rekenen op justitiële onpartijdigheid als zijn rechter lijkt op zijn baas, spreekt als zijn baas, woont in net zo’n wijk als zijn baas, en wie weet zelfs kerkt met zijn baas of zijn baas kent van de Rotary? Kan een slachtoffer van ongewenste intimiteiten gegarandeerd rekenen op justitiële onpartijdigheid als haar rechter hetzelfde geslacht heeft als haar aanrander en op onbewaakte ogenblikken met eenzelfde gretigheid naar haar lijkt te kijken? Kan een blanke verdachte van mishandeling rekenen op justitiële onpartijdigheid als zijn rechter een even bruine huid heeft als zijn vermeende slachtoffer? Stel dat de heer Wilders een rechtbankvoorzitter voor zich had gekregen met een Klein-Aziatisch of Arabisch voorkomen en een naam als Bouazza, Karimi of Benali. Zou hij dan alle vertrouwen in de rechtbank hebben? Gaan we eisen dat zulke kandidaten voor de rechtelijke macht plastische chirurgie ondergaan, en dat ze hun naam laten veranderen in Moors of Wilders? Het punt is dat niet alleen geloof maar bijvoorbeeld ook klasse, ras, geslacht, en regionale en etnische herkomst invloed kunnen hebben op het oordeel van een rechter, dat zijn allemaal zaken die ondanks alle uniformiteit in justitiële kleding wél zichtbaar, hoorbaar en voelbaar blijven.

En nu we toch met hypothesen bezig zijn: stel dat een behoudende moslima voor een functie bij de rechtelijke macht haar hoofddoek – in ’s hemelsnaam dan maar – aflegt en zo meebouwt aan de schijn van onpartijdigheid waarbij je uitkomt als je de schijn van partijdigheid krampachtig mijdt? Wat doet haar rancune over die onder druk verbroken geloofsregel met haar oordeelsvermogen?

Nederland is altijd een land van religieuze, culturele en sociale minderheden geweest en is dat nu deels nog, deels opnieuw. Anders dan vroeger hebben nu leden van ál die minderheden toegang tot functies bij de rechtelijke macht. En anders dan vroeger zijn flink wat van die minderheden nu heel direct herkenbaar. De rechtelijke macht wordt veelkleurig, en dan helpt het weinig om alleen religieuze verschillen onzichtbaar te maken. Je zou alle verschillen moeten maskeren en dat vergt een zeer grondig vermomming. Wie die kant op wil, heeft maar één optie: een állesverhullend gewaad.

Elke schijn van partijdigheid vermijden is in een samenleving als de onze een onmogelijke opgave. We hebben maar één optie: zorgen voor mechanismen die de kans op partijdige uitspraken zo klein mogelijk maken. Rechters zullen een grondige psychologische vorming moeten ondergaan, en ze zullen moeten leren hun besluiten zo helder en volledig toe te lichten dat de betrokkenen dááraan het vertrouwen in een onpartijdig besluit kunnen ontlenen. Dat wordt lastig. Rechters hebben nu al te weinig tijd voor een degelijk en leesbaar vonnis. Maar alternatieven zie ik zo gauw niet.

Hoe dan ook, een verbod op hoofddoekjes lost niets op, kan derhalve niet worden gerechtvaardigd met een verwijzing naar het overwegend belang van onze rechtsorde, en is dus pure discriminatie

1 gedachte over “De schijn van partijdigheid”

  1. De blinddoek en weegschaal voldoen niet meer. Constatering van feiten onthult vooringenomenheid. Begrip leidt tot onbegrip. De kale rechter heeft een smalende glimlach. Maar als ik een advocaat nodig heb, dan neem ik Moszkowicz (als ik hem kan betalen).

Reacties zijn gesloten.