De natte gemeente

Door een aapje

In 1998 verscheen van de hand van Judith Metz Het gekraakte ideaal – seksisme en omgangsvormen binnen radicaal links. Het was een ontluisterend verhaal over die omgangsvormen, waar seksisme een vanzelfsprekend onderdeel was. Wie er bij was kent de grotebekkencultuur uit de kraakwereld van zo’n veertig jaar geleden. Een kleine twintig jaar later constateerde Metz dat die cultuur voortbestond en dat de grote bekken – altijd mannetjes – zich ook een rol toebedachten bij de bekering van lesbiennes (“Een goede beurt van mij dan gaat het wel over”). Dat zijn de passages die ik met enige verbijstering las. “Radicaal links”, 1998?

Maar een doorslaggevende boodschap uit dit alles was deze, ik citeer mij zelf van toen in extenso:

Wie blijft in godsnaam vrijwillig in een dergelijke liefdeloze omgeving rondhangen? De gedachte dat gezamenlijk een pandje kraken of stenen gooien naar de politie een bijdrage is tot een betere wereld? Dit idee zal gedeeltelijk een gevolg zijn van de volstrekte afwezigheid van maatschappij-analyse en de algemene afkeer van geschriften met meer inhoud dan de eigen blaadjes. Maar een doorslaggevende verklaring wordt mijns inziens gegeven op pag. 52: “ruim zeventig procent van de scenemensen is zwaar alcoholisch en is niet bereid om dat toe te geven”. En de rest, mag men dan vermoeden, is ‘gewoon’ aan de drank of aan andere middelen.

Als je de wereld steeds door een zwaar waas van alcohol ziet, denk je al gauw dat je druk bezig bent een bijdrage tot het oplossen van allerhande maatschappelijke problemen te leveren – het besef dat je zelf een probleem hebt (of er een bent…) vergt een heldere blik, al was het maar voor even.

(Het gehele stuk hier.)

Voordat kraken wel heel effectief met staatsgeweld als actie- laat staan woonmogelijkheid was uitgeschakeld kon je de “krakerslijntjes” (doorgeven van beoogd meubilair) waarnemen. En menigeen in de lijn had het onmisbare blikje bier bij de hand, open en wel. Even de kop er bij houden bij zo’n kraak was te veel gevraagd. Zo’n pand hield als vanzelf niet lang stand.
Toen kraken in feite een onmiddellijk af te straffen bezigheid was, was het eigenlijk allang voorbij.
Ja, kraken was een middel voor de linkerzijde om eigen ruimte te creëren, culturele vrijplaatsen met name – wie weet nog dat Paradiso en de Melkweg in Amsterdam het gevolg zijn van kraakacties?

Het is een langlopend probleem, in het algemeen gaat het niet meer om jenever maar om bier – zekere speciale merken spelen een hoofdrol – maar alcohol is een blijvende rol op de achtergrond, of op de voorgrond, blijven spelen. Een heldere blik en het vermogen een situatie te analyseren verdwenen, voorzover ze ooit voorradig waren, in het blikje.
Hoezeer ben je bij je nuchtere verstand als je op een verlaten plaats in Nieuw-Nieuwendam “Leve de anarchie, all cops are bastards” gaat staan roepen?
Een ernstige vraag. Daarvoor hoeft het trouwens geen afgelegen plaats te zijn, maar het maakt het nog een streepje zwaarder.

Krapuul wordt dezer dagen bestookt door iemand die van achteren niet weet wat hij van voren schrijft, of andersom. Verdachtmakingen, roddel, laster, zijn schuld is het niet, en als hij er op aangesproken wordt eist hij dat de directie van dit circus, niet een van de aapjes, hem te woord staat.
De benevelde blik. En dat voor iemand die zich op zijn roemrijke kraakverleden beroept en koketteert met anarchisme.
Ik herinner mij een brochure over Kraken en politie: Wie is de baas van het zooitje? Onvindbaar op het net.

Houd toch op met zuipen, allen.