De limieten van Gramsci

Het werk van Gramsci is het slachtoffer van zijn eigen succes. Geen andere auteur binnen de marxistische traditie wordt zo vaak geciteerd, zowel in allerlei academische disciplines (internationale relaties, antropologie, cultural studies, politieke theorie…) als in het politieke debat (en niet enkel door links). Dat leidt onvermijdelijk tot een verwatering van zijn ideeën. Met zijn hegemonietheorie ging Gramsci op zoek naar een nieuwe manier om aan politiek te doen, waarbij het onderscheid tussen ‘leiders’ en ‘geleiden’ gaandeweg opgeheven zou worden via vormen van zelbestuur of zelfregering. Daartoe moest een nieuwe verhouding tussen staat en economie gezocht worden, gefundeerd in een alliantie van ‘subalterne’ sociale klassen (het ‘historisch blok’). Maar van die ideeën van Gramsci blijft vaak weinig over: in de goegemeente is hegemonie verworden tot zoiets als ‘hegemonisch discours’ en soms zelfs tot ‘mediadiscours’. We zijn afgedaald tot het niveau van de focusgroepen en opiniepeilingen, twitter en soundbites. Gramsci’s werk moet gered worden van zijn vulgarisatoren. Maar de populariteit van Gramsci ter linkerzijde moet ons ook om een andere reden zorgen baren. Eigenlijk is er een fundamenteel probleem met het gramscianisme zoals dat zelfs in zijn betere versies verspreid is geraakt: het laat ons niet toe om de toestand van links in de wereld vandaag echt te begrijpen.

– Lees verder Matthias Lievens bij Masereelfonds