Die lampjes hè, boven het terras. Het is toch belangrijk dat het een even aantal is. Dat is belangrijk, als het om lampjes boven een terras gaat. Even tellen. Zevenentwintig. Klopt dat? Ja, het zijn er zevenentwintig. Nou dat is mooi, dan zijn er aan elke kant dertien en een in het midden. Dat is ook goed.
Kijk, het schemert al en dan moet je het duinreservaat uit zijn. Maar ik zoek nog steeds dat effen grasveld (de Brabantse Landbouw heet het terrein). Als ik dat haal dan gaat alles goed komen, vooral tussen ons tweeën. Maar dan moet ik er wel terechtkomen. Het wordt steeds donkerder, loop ik nou in een kringetje? Nee, daar is het. Nu komt alles goed, dat kan niet anders.
Wat ook heel belangrijk is, is hoeveel letters een woord heeft. Eigenlijk kun je alleen woorden met een even aantal letters serieus nemen. Alle echt belangrijke woorden hebben een even aantal letters. Ga maar na. Zie je, dat is een zin waarin alle woorden een even aantal hebben. Hoeveel heeft “belangrijk” er eigenlijk? Tien dus. Zie je wel!
Het was toch de juiste manier om de situatie te beschrijven: zij had mij opgepikt in een café en ik moest de eer van de Nederlandse man redden. Of redden, nee er viel niets aan te redden. Maar ik moest het toch maar doen. Dat Nederlandse mannen er niets van terecht brengen heb ik haar verder niet meer horen zeggen. “Kijk, ik heb in mijn tas een sjaaltje. Daar kan ik je zo mee wurgen,” zei zij, alsof dit het overwegen waard zou zijn. Zij leek er over na te denken. Misschien beschouwde zij het als een gunst dat zij het niet deed, in mijn slaap dan want dan zou ik mij niet verzetten (nu ik het opschrijf besef ik pas goed hoe vreemd dit was).
We moesten maar gaan kamperen bij een zeker kunstfestival. Zij wist zeker dat het dan zou aanraken tussen haar vriendin en mij. “Dan ben ik tenminste van je af”. Daar waren makkelijker methoden toe dan kamperen of sjaaltjes. Al moest het dan toch gemotiveerd worden met onbekende vrienden die vonden dat wij niet met elkaar mochten. “Jammer evengoed dat het uit moet zijn,” verzuchtte ze.”N*** ik eindelijk lekker, mag het weer niet.” Ik wist niet of ik blij of verdrietig moest wezen met deze afweging. Ja, ik was opgelucht, maar blijf zitten met vragen die mij wel tot mijn einde zullen begeleiden. (Dit heb ik dan toch maar opgeschreven zeg…).