De Amsterdamse wethouder Rutger Groot Wassink van Sociale Zaken heeft woensdag 18 december een brief gepubliceerd, waarin een nieuwe aanpak van bijstandsgerechtigden wordt uitgelegd, de zogenaamde ‘cohorten aanpak’. Ondanks mooie woorden over links beleid is dit weer het zoveelste project om mensen uit de bijstand te jagen. Iedereen wordt opgeroepen, ook arbeidsongeschikten. En het huisbezoek wordt als drukmiddel ingezet. Het zal weer veel angst en stress veroorzaken bij mensen die niet kunnen werken.
De Participatiewet is sowieso een onmenselijke wet door de complexe regelgeving, de vele verplichtingen en de strenge voorwaarden waarbij je iedere cent die je extra krijgt weer moet inleveren. De wethouder gaat nu de wet strak uitvoeren, hoewel hij er zelf ook kritiek op heeft. En het ergste is nog, dat al die ambtenaren en politici denken dat ze goed bezig zijn.
De ambitieuze en onhaalbare doelstelling om het aantal bijstandsgerechtigden terug te dringen van 40.000 naar 30.000 legt druk op de werkwijze, de visie en de beoordelingen van klantmanagers. Ze moeten scoren. Het zal onrechtvaardige beoordelingen regenen en mensen onterecht in moeilijkheden brengen. Op zich is er niets op tegen om mensen op te roepen zoals de vorige wethouder, Arjan Vliegenthart, dat deed: een goed gesprek in een buurthuis, waarbij de betrokkene zelf een eigen inbreng heeft en mensen die zichzelf kunnen redden met rust laten.
De nauwe koppeling van de oproepen en gesprekken aan de uitstroomdoelstelling – het gaat uitsluitend om gesprekken om te kijken of iemand aan het werk kan blijkt uit de oproepbrief – betekent dat alles en iedereen onder druk komt te staan, waarbij de vertrouwenskloof tussen de bijstandsgerechtigden en de uitvoeringsorganisatie alleen maar groter wordt.
Het overgrote deel van de Amsterdamse bijstandsgerechtigden is arbeidsongeschikt, dat geldt ook landelijk. Maar waarom wil dat maar niet doordringen tot de beleidsmakers en waarom blijven ze voortdurend focussen op uitstroom naar betaald werk?
In Amsterdam leven 40.000 gezinnen beneden het sociale minimum blijkt uit de Armoedemonitor. Veel mensen met een laag inkomen zien er van af om een beroep te doen op de gemeente om hun inkomen aan te vullen tot het wettelijk sociaal minimum (WSM). Mensen die het wel proberen raken verstrikt in de complexiteit van de regelgeving en de strenge eisen van de Participatiewet, waarmee die wet moeilijk toegankelijk is. De gemeente heeft niet veel beleidsvrijheid om daar echt iets aan te doen, want het gaat om landelijke wetgeving. Maar in plaats van de ruimte die er wel is te benutten, wordt de gemeentelijke uitvoering strak gekoppeld aan de landelijke regelgeving. De gemeente onderzoekt niet hoe het komt dat zoveel gezinnen onder het WSM leven.
Met het nieuwe beleid van de wethouder worden nu al uitkeringen stopgezet van mensen die niet meteen reageren. Het kan de gemeente niet schelen wat er met ze gebeurt, het wordt niet onderzocht. Ook is onduidelijk wat als gevolg van het nieuwe beleid de uitstroomcijfers tot nu toe betekenen. Vinden mensen duurzaam een baan? Worden uitkeringen stopgezet en je zoekt het verder maar uit?
Een eerste vereiste voor de gemeente is om de gevolgen van het nieuwe beleid voor al die mensen te onderzoeken.
– door Piet van der Lende, oorspronkelijk voor de Bijstandsbond