Sabotage wordt al eeuwen op verschillende manieren in de praktijk gebracht vooral waar het gaat om asymmetrische verhoudingen. Onlangs werd nog verwezen naar ‘de verlokking van sabotage’ door de klimaatbeweging (Le Monde van 5 mei 2032).
Er is veel over het onderwerp geschreven. Ik beperk mij tot de behandeling van de brochure van de Franse anarchist Émile Pouget (1860-1931), getiteld Le sabotage (1911). Die brochure is dan wel meer dan een eeuw oud, maar wat ik interessant vind aan zijn tekst, die Online is te raadplegen, is het feit dat Pouget niet alleen over ‘arbeiderssabotage’ schrijft, maar ook over sabotage die het bedrijfsleven pleegt (de fabrikanten), naast die door de winkelier van toen (melk met water verdunnen). De ongekende breedte – waaraan menig politicus en de machthebbende kaste voorbij gaan – maakt dat ik in de titel van dit item de vraag opnam: ‘Maar wie saboteert wat?’. We zullen zien. [ThH]
Saboteren op drie schijven
Saboteren is voor Pouget een formule voor sociale strijd. Sabotage is daarmee zo oud als het bestaan van menselijke uitbuiting. Als de baas een arbeider onder betaalt, dan mag hij verwachten dat de arbeider zijn werk niet goed verricht (‘slecht betaald, slecht werk’) of minder dan gebruikelijk produceert (sabotage naar kwantiteit of kwaliteit). Ook kunnen werktuigen onklaar gemaakt worden. Pouget neemt van spoorwegmensen over dat een locomotief al met een muntstuk van een paar sous onklaar gemaakt kan worden. Staken en stiptheidsacties vallen eveneens onder sabotage. Wat het onklaar maken en vernietigen van weeftoestellen aangaat, liepen de luddieten eind 18de eeuw met hun acties vooruit.
Pouget heeft zijn tekst in vijf hoofdstukken verdeeld, met als slot Conclusies. Tot tegen het eind van het vierde hoofdstuk, getiteld ‘Les procédés de sabotage’, ging het om arbeiderssabotage. Pouget merkt zelf op: ‘Tot nu toe hebben we sabotage alleen beschouwd als een verdedigingsmiddel dat door het proletariaat tegen de baas wordt gebruikt.’ Vervolgens introduceert hij een tweede schijf:
‘Het kan ook een verdedigingsmiddel worden voor het publiek tegen de staat of grote bedrijven. De staat – ere wie ere toekomt! – heeft dit al te verduren gehad. We weten hoe nonchalant hij de openbare diensten uitbuit die hij heeft overgenomen [we schrijven 1911 !; thh]. We weten ook dat [Franse] reizigers op het westelijk spoorwegnetwerk er het slechtst aan toe zijn. Ook ging er bij vele gelegenheden een golf van woede over de overheid heen en toen was er, in een crisis van opstand, een versmelting van de klassen tegen de vervloekte staat.’ Pouget gaat verder:
‘We waren getuige van een botte sabotage van een station… maar het was slechts een impulsief en kortstondig gebaar van ergernis’. Van belang is te weten, schrijft hij: ‘dat er een ‘Vereniging voor de verdediging van de belangen van reizigers’ is opgericht en, vanaf de oprichting overtuigd van de nutteloosheid van juridische middelen, heeft die haar wil bevestigd om haar toevlucht te nemen tot alle ‘mogelijke en denkbare middelen’. Daarbij verklaarde zij zich voorstander van intensieve sabotage van de apparatuur. Dit is het bewijs dat sabotage terrein wint!’ (Pouget, 1911).
Er is nog een derde schijf, want naast (a) allerlei modaliteiten van arbeiderssabotage ter verdediging van de positie van de arbeider ten opzichte van de ‘patroon’ en (b) de sabotage ter verdediging van het publiek (de burgers) tegen staat en grote bedrijven, voegt hij in zijn Conclusies nog een derde schijf toe: de bazen, de winkeliers, de fabrikanten, de bedriegers, de aannemers die saboteren. Een tijdgenoot van Émile Pouget, de Amerikaanse econoom Thorstein Veblen, spreekt hier over ‘kapitalistische sabotage’.
Pouget: ‘Tegen de arbeiderssabotage, die alleen de uitbuitingsmiddelen, inerte en levenloze dingen aanvalt, weet de bourgeoisie niet hoeveel zij moet vloeken. Aan de andere kant zijn de tegenstanders van arbeiderssabotage niet verontwaardigd over een andere vorm van sabotage – echt crimineel, monsterlijk en afschuwelijk – wat de essentie is van de kapitalistische samenleving. Ze worden niet geraakt door deze sabotage die, niet tevreden met het beroven van slachtoffers, hun gezondheid wegrukt, de bronnen van het leven aanvalt…alles! Er is een belangrijke reden voor deze onverschilligheid: zij zijn de begunstigden van deze sabotage!’
‘Allemaal saboteurs! allemaal, zonder uitzondering!… want allemaal nep, vervalsing, zoveel als ze kunnen. Sabotage is overal en in alles: in de industrie, in de handel, in de landbouw… overal! overal !’ Émile Pouget eindigt zijn betoog in stijl en op een ook nu nog herkenbare manier:
‘Kapitalistische sabotage is slechts een middel tot intensievere uitbuiting; het verdicht alleen ongebreidelde en nooit verzadigde eetlust; het is de uitdrukking van een weerzinwekkende roofzucht, van een onverzadigbare dorst naar rijkdom die niet terugdeinst voor misdaad om zichzelf te bevredigen… In plaats van leven te genereren, zaait het alleen maar ruïnes, rouw en dood eromheen.’
Sabotage van parlementaire activiteit door de agro-pesticiden lobby. Een eeuw later
De bovenstaande beschrijving van sabotage is dan wel een eeuw oud, maar wat komen we heden tegen? Mag een agro-pesticiden lobby leugenachtige informatie verschaffen aan parlementariërs om daarmee de belangen van zijn cliënten (agro-pesticiden industrie) te dienen? Deze vraag kreeg de Franse senaat te behandelen en haar antwoord was negatief. De lobbyclub, genaamd Phyteis, werd dan ook beschuldigd van het hebben verschaft van onjuiste gegevens om het verbod – dat in wetgevingsprocedure was – te omzeilen (Le Monde van 5 mei 2023).
Het verbod om bepaalde pesticiden op Frans grondgebied te produceren, zo hing Phyteis het verhaal op, zou een direct effect op de werkgelegenheid hebben voor 2700 productiebanen en daarnaast nog eens 1000 banen in nevensectoren. Met dit verhaal benaderde zij een twaalftal senatoren om hen te overtuigen amendementen in te dienen die in overeenstemming waren met de belangen van de producenten voor wie Phyteis lobbyde.
Na de wetsbehandeling werden deze gegevens bekend en de media-onderzoeksgroep Le Poulpe (de Octopus), trok die gegevens na. Een aantal producenten herkende deze cijfers in het geheel niet. Het chantagemiddel opgezet door Phyteis van de ontslagen, was volgens de producten gewoon fantasie. Deze uitkomst kwam ook de senaat ter ore, waarna een senaatscommissie tot onderzoek overging. Uiteindelijk erkende de directeur-generaal van Phyteis eveneens, dat het dreigement uit de lucht gegrepen was. Hier werd parlementaire besluitvorming gesaboteerd.
Een ouder, Nederlands geval, van sabotage levert de mondkapjesaffaire (Sywert van Lienden). Nog ouder is de zogeheten ‘helmenaffaire’ (1958), waarbij het om een groot percentage soldatenhelmen ging die niet deugden (hoewel eerst goedgekeurd). We zitten dan op de hielen van een voorbeeld dat Pouget geeft met een handelaar in soldatenschoenen met kartonnen zolen…
Sabotage of ecoterrorisme
De Eacop, een project van TotalÉnergie, bestaat uit het boren van 400 oliebronnen en het aanleggen van een 1440 kilometer lange pijpleiding, ook wel de ‘laatste pijpleiding voor het einde van de wereld’ genoemd. De eerste olie wordt voorzien in 2025. Alleen al de pijpleiding zou tot 34 miljoen ton CO₂ per jaar kunnen uitstoten, aanzienlijk meer dan de uitstoot van Oeganda en Tanzania samen. Lokale gemeenschappen worden ervoor verdreven, activisten gearresteerd en nationale parken platgebrand. Sabotage of ecoterrorisme? In het vierde deel het mogelijke antwoord.
– door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen bij Libertaire Orde