De keizer der keizers kwam langs in Berlijn om in de Deutsche Oper een uitvoering mee te maken. In zijn gevolg agenten van de SAVAK, de geheime politie, die tegendemonstranten te lijf gingen. Hoe zij te onderscheiden waren van degenen die Jubelpersen werden genoemd, Iraniërs die “Es lebe der Schah” scandeerden of op spandoeken uitdroegen, valt niet te zeggen. Ook de Jubelperzen gingen de tegendemonstranten te lijf, waarbij zij niet gehinderd werden door de Berlijnse politie. En zo liep de als vreedzaam bedoelde tegendemonstratie uit de hand. Er werd met stenen gegooid, en ja, er werden politiemannen gewond door stenen.
Maar er is niets nieuws onder de zon: al spoedig werd het verhaal verspreid dat er een politieman was doodgestoken. Waar, wanneer, wie werd niet vermeld, wat ook moeilijk kon, omdat het eenvoudigweg niet waar was. Het was wel de manier om agenten opgefokt te maken. Toen de sjah eenmaal binnen was in het operagebouw had de demonstratie ook beëindigd kunnen worden. De politie “ketelde” echter een flinke hoeveelheid mensen in een straat waaruit geen ontsnappen mogelijk was, tegenover het operagebouw. En hier begon het grote ramwerk en het wegsleuren van “de vossen”, degenen die voor de “leiders” van de demonstratie werden uitgemaakt.
Benno Ohnesorg was zeker geen “leider”. Niettemin werd ook hij door drie smerissen afgetuigd in de straat waar redelijkerwijs niet te ontsnappen was. Het verhaal is dat de smeris die hem doodschoot een mes meende te zien (van wie? bij wie? Ohnesorg werd al door collega’s in elkaar gerost) en dat hij zich hierdoor zwaar bedreigd voelde. Sterker nog, hij zou gewond zijn geweest. Deze stille schoot en raakte op korte afstand Ohnesorg (hij had net zo gemakkelijk een van de smerissen die Ohnesorg mishandelden kunnen raken).
Onnodig te zeggen dat deze stille die verder naamloos moet blijven vrijgesproken is van doodslag of welk verkeerd handelen ook.
Het is niet na te gaan of Ohnesorg te redden was geweest. Een arts die in de buurt was en te hulp wilde schieten werd geweigerd door de politie – hij was zo onvoorzichtig geweest te zeggen dat hij in de DDR had gewerkt (“ach zo, een communist”). De vrouw die Ohnesorgs hoofd omhoog houdt moet geroepen hebben: “is er dan niemand die kan helpen?”
Hij wordt per ambulance naar een verafgelegen ziekenhuis vervoerd waar alleen nog zijn dood wordt geconstateerd.
Het inslagpunt van de kogel op zijn schedel wordt weggezaagd en de wond dichtgenaaid. “Uit piëteit voor de overledene” – het zou ook het wegmoffelen van bewijsmateriaal genoemd kunnen worden. De fatale kogel en het schedelstuk zijn nooit teruggevonden. Maar dat Ohnesorg doodgeschoten is was niet te loochenen. En dit was het punt waarop de Duitse Bondsrepubliek veranderde.
(Waarover meer in een volgende aflevering).
Pingback: Het eerste lood van de jaren zeventig kwam van een stille | Krapuul