De achterstandswijk in een aantal stenogrammen

De enige keer dat de klasseonderwijzer – mijnheer Blom, afkomstig uit Suriname – in samenspraak met mijnheer Haras – idem – mij bij mijn enkele achternaam aansprak was toen hij vroeg: “Naar welke MULO ga jij?” “Gymnasium, mijnheer,” was het antwoord. Gelach achter de tafel op het podium. Medeleven van klasgenoten. “Daar leer je Latijn, hè?” Ja, het leek mij ook nogal erg. Geen idee eigenlijk wat mij te wachten stond.

Op de J.P. Coenschool in de Indische Buurt werd voor de leerlingen, ruim veertig per klas, niet hoger gemikt. Het heeft jaren geduurd voordat ik er achter kwam dat er echt mensen bij hoger voortgezet onderwijs zijn terechtgekomen, zelfs een enkele klasgenoot. En op de universiteit. En dat de broer van een meisje uit mijn gymnasiumklas (zij had er ook op gezeten, maar we hebben het voor elkaar geheim gehouden) het zelfs tot een heusche perfester heeft geschopt.

Waarom dacht ik dat er wel niemand anders ooit gestudeerd had van de J.P. Coenschool? Zie de eerste alinea.

*

Als je om precisie vraagt: achterstandswijk – achterstand ten opzichte van wie of wat – kun je allerlei antwoorden verwachten. De achterstandswijk is zelf niet de norm.
Dit is een misvatting. In de klassenmaatschappij IS de achterstandswijk de norm.
Ook al zullen de meesters of juffen voor de klas, opgewaardeerd tot “leraren” inmiddels, alsof je daarmee de Middenhuur kunt betalen, nu de witte lui voor de klas zijn en de leerlingen de zwarte mensen, de vraag blijft: weet je al welke streekschool het wordt?

*

Die naam J.P. Coenschool was al zo’n hoon. En toen kwam het nieuws dat die naam weg moest, vanwege de gewelddadige, nee genocidale koloniale achtergrond. Ik stelde voor de school naar Kartini te noemen, Ibu Indonesia, de voorvechtster van onderwijs aan de vrouwen van Java.
Maar het moest dan toch Indischebuurtschool worden.
Waar de kinderen in de babboebak naar toe gebracht worden inmiddels?

*

Als je zo goed als niets van de leerlingen verwacht is er een goede kans dat die verwachting uitkomt.
En in de neoliberale wereld gaat het al niet meer om verwachting, maar om planning van het allerindividueelste individu. Eigenlijk moet je al in de kleuterschool weten wat je gaat worden en wee je gebeente als je archeologie spannend vindt.

George Monbiot zegt het bikkelhard maar juist: als je bestemming na zoveel jaren onderwijs is, bedrijfskundige of boekhouder te zijn voor de rest van je werkzame leven, kun je het net zo goed opgeven. Je leven is voorbij voordat het begonnen is.
Het kapitaal heeft dan ook geen belang bij leven, niet van niet-mensen, nauwelijks van de meeste mensen.

*

Dit zijn titelloze losse stukjes waartussen wel een verband zit maar de schrijver heeft niet de moeite gedaan er een lopend essay van te maken.
Het is geïnspireerd door de Politieke Stenogrammen van Willem Schinkel, die het idee weer heeft van Günther Anders (en zou die misschien door Wittgenstein bewogen zijn?). Op alle drie kom ik terug als het goed is, op Schinkel het snelst.