Daar komen de musici. Daar gaan de zigeuners

Dit citaat komt uit de VPRO Dokwerk documentaire ‘Een zwaar hart – Koninklijk zigeunerorkest Tata Mirando’. We zien in de film hoe de overlevenden en nabestaanden voor de eerste keer naar Polen vertrekken, onder de poort ‘Arbeit macht frei’ doorlopen en bij de graven een requiem spelen voor hun vermoorde familieleden. Als ze hun instrumenten opnemen, zijn het koninklijke musici, zijn ze klaar met spelen, dan vertrekken ze als zigeuners. In de film wordt duidelijk gemaakt, dat tenminste één iemand een koninklijke onderscheiding van koningin Juliana heeft gekregen voor zijn verdiensten tijdens de oorlog: Arie Vlak. De politieagent, die zich tijdens WO II in eerste instantie als vriend voordeed, maar uiteindelijk meer dan 100 zigeuners verraden heeft en op transport gezet. Hier een andere bron, mocht men de documentaire ‘Een zwaar hart’ niet kennen.

Maar mensen, die weigerden na WOII een geheel andere oorlog ingezogen te worden, daar verging het heel anders mee, ook nadat sommige bewindslieden hun spijt betuigd hadden over de politionele acties in Indonesië.

Ik ken ook zat dienstplichtigen die nauwelijks over hun tijd in Indonesië willen praten, die hebben hun ervaringen uit die tijd weggedrukt. Anderen zijn er trots op: ‘Indië was de mooiste tijd van m’n leven’, hoor je dan. Ik heb dat meegemaakt op m’n werk bij Hollandia Kattenburg, de regenjassenfabriek waar ik later gewerkt heb. ‘Jij hebt wat gemist’, zei zo’ n jongen die er geweest was. Nou, dacht ik dan, ik heb zeker wat gemist, maar het was toch iets anders dan hij bedoelde. Dat was trouwens nog de mildste vorm, waarin je duidelijk gemaakt werd dat je in hun ogen behoorlijk fout had gezeten met je weigering . Er zijn er ook die nu nog vakantiereisjes gaan maken, de plekken bezoeken waar ze gezeten of gevochten hebben. *

Als men om medemenselijkheid bewust iets nalaat om te doen, het doden van mensen, dan moet er gestraft worden.

Duizenden dienstplichtigen hebben indertijd geweigerd naar Indië te gaan. Veel jongens zijn opgespoord en gestraft, maar sommigen hebben ze nooit te pakken gekregen. Die weken uit naar het buitenland om daar een bestaan op te bouwen.
En dan kom je in publicaties steeds tegen dat het maar een enkeling is geweest die geweigerd heeft. De een heeft het over honderden, de ander zegt duizenden. Maar uit die beginperiode weet ik van kazernes in het noorden dat hele slaapzalen leeg waren, omdat jongens niet terug waren gekomen van hun laatste verlof. De Militaire Politie heeft er handen vol werk aan gehad om die eerste weigeraars van huis te halen en onder dwang alsnog aan de divisies toe te voegen.
Dan gingen ze, samen met SS-ers die hun straf af konden kopen door in Indonesië te dienen… Dat zijn natuurlijk de oogappeltjes geweest van de legerleiding, want die gasten hadden het vak al grondig geleerd aan het Oostfront.*

Zelfs de media, zoals de christelijke, van naastenliefde overlopende omroep als de NCRV nagelt jaren na de politionele acties de dienstweigeraars aan de schandpaal.

Toen wij in 1946 weigerden in Indonesië te vechten, werden bedreigingen geuit. Lees er de redevoeringen van generaal Kruls maar op na. We zouden maatschappelijk vernietigd worden. Voor een deel van ons is dat dreigement ook echt uitgevoerd. Tot vandaag de dag. Als weigeraar word je tot nu geconfronteerd met de andere kant van de medaille, dat het namelijk nog steeds mogelijk is een Indonesië-weigeraar in het openbaar te beledigen en te bedreigen, zoals mij bijvoorbeeld gebeurd is tijdens een televisie-uitzending.
Ik was uitgenodigd door de NCRV deel te nemen aan een debat rond Poncke Princen. Met een paar weigeraars zaten we tussen de rijen veteranen, van wie een enkeling de moed had toe te geven dat er wel degelijk misdaden tegen de Indonesische bevolking zijn gepleegd. Maar een meerderheid in die studio bestond toch uit zorgvuldig uitgezochte mensen die nog steeds hun wraakzuchtige gedachten koesteren. Die inmiddels wel doorhebben hoe ze gebruikt en belazerd zijn door de verschillende naoorlogse regeringen, maar die nog steeds de kaart van hun frustraties op de verkeerde plek leggen. Niet bereid om te luisteren naar andermans mening. Voor zover je als weigeraar de kans krijgt die mening te geven, maar dat is een hoofdstuk apart. Goed, ik klap dus niet mee als één van die veteranen Poncke Princen vergelijkt met een landverrader die alsnog afgeschoten dient te worden. Nou was de hele zaal gevuld met klapvee, dus op die uitspraak volgde applaus. Uiteraard doe ik niet mee. Word ik op m’n schouders getikt. ‘Waarom ik niet meeklap.’ Dan wordt natuurlijk duidelijk dat ik weigeraar ben. ‘Dan ben jij ook een verrader van je vaderland en moeten ze je alsnog de kogel geven.’ En daar zit je dan met je verzetskruis op je revers…
Op zo’n moment kan je twee dingen doen, op de vuist gaan of de interruptie microfoon pakken. Ik heb het laatste maar gedaan. Je hoopt altijd dat woorden mensen wijzer maken. En dan zeggen ze dat tegenwoordig alles, alles bespreekbaar is. Nou, onze motivatie om te weigeren nog steeds niet.

Als je spijtbetuigingen van bewindslieden hoort of leest, kan je zeggen: we hebben het toen blijkbaar goed gezien. Kan je trots op zijn.
Maar we hebben daardoor ook jarenlang in een hel geleefd. Veel van de jongens die gepakt zijn of zichzelf gemeld hebben, zijn ongelooflijk streng bestraft. Ik kan gevangenisstraffen van twee tot vijf jaar geen peulenschil noemen. Trouwens, een half jaar is al te veel.
Tot in 1958 is de berechting doorgegaan. Maar ook als je je straf uitgezeten had, was je er niet af. Ik heb wel eens gezegd: ‘Die weigering heb ik als een zware bult op m’n rug meegedragen.’ En dat komt, omdat de periode van dekolonisatie nog steeds taboe is.”*

* = Er waren er die NIET gingen.

Maar nu doen we dat niet meer. Een beschaafd volk leert van het verleden, om niet dezelfde fouten van weleer te maken. De scholing is van goed naar excellent gegaan; tenminste 40% van de bevolking heeft hoger onderwijs genoten. Een voetballer wordt om z’n kwaliteiten geroemd, dat is z’n werk, en nergens anders over. Niet over z’n opleiding, niet over z’n huidskleur, maar alleen een beoordeling over vaardigheden met de bal en het spel binnen zijn team. Een voetballer die op het hoogste niveau meespeelt, heeft zijn kwaliteiten bewezen. Soit.

Of niet?

Een spontane selfie van international Leroy Fer met zijn collega-internationals Gregory van der Wiel, Kenneth Vermeer, Karim Rekik en Memphis Depay heeft op Facebook tot een stroom van racistische reacties geleid. De voetballers, die zondag tegen Letland spelen, werden uitgescholden voor apen en zwarte pieten nadat de foto was gedeeld door een voetbalsite. (Bron)

Laat ik maar eens een ‘Asschertje’ doen: In Nederland hebben we de vrijheid om te denken wat we willen, als het maar Bruin is.

1 gedachte over “Daar komen de musici. Daar gaan de zigeuners”

  1. Pingback: Zigeuners | Krapuul

Reacties zijn gesloten.