Een incident waarbij Chileens president Piñera flagrant de quarantaineregels overtrad heeft het sociaal verzet terug aangewakkerd. Chili ondervindt de desastreuze gevolgen van veertig jaar neoliberale afbraak van haar gezondheidsinstellingen, een beleid bijna ongewijzigd overgeërfd van de dictatuur van Augusto Pinochet. Een analyse van Frans historicus Franck Gaudichaud.
“In tijden waarin duizenden families geen afscheid hebben kunnen nemen van hun geliefden is het schokkend om te zien hoe het hoogste gezag van het land opnieuw misbruik maakt van zijn privileges.” Zo uitte op maandag 22 juni 2020 Chileens parlementslid Claudia Mix van het linkse Frente Amplio (‘breed front’) haar woedende verontwaardiging.
In haar uitspraak weerklonken de beelden die circuleerden op sociale netwerken. Ze toonden president Sebastián Piñera bij de begrafenis van zijn oom, Bernardino Piñera, vergezeld van zijn vrouw Cecilia Morel en familieleden, maar ook priesters, voormalig minister Andrés Chadwick, fotografen, muzikanten en begrafenisondernemers.
De hoogste gezagsdrager van het land beperkte zich niet tot het overschrijden van het aantal op samenkomsten toegelaten personen, hij ging nog verder in het overtreden van de gezondheidsvoorschriften tegen de coronapandemie. Bij de begrafenis van de voormalige aartsbisschop van La Serena, die eveneens stierf aan COVID-19, boog hij zich over de open kist om de overledene te eren. Deze overledene lag toch achter een vensterglas.
Dit veroorzaakte een controverse die door de traditionele media ruim werd verspreid. Vice-minister voor gezondheid Paula Daza kreeg onmiddellijk de opdracht weerwerk te geven en beweerde dat de gezondheidsvoorschriften van het ministerie van Gezondheid strikt waren toegepast: “Ik geef u mijn woord, 100 procent, het raam [van de kist] was verzegeld.”
Deze verklaring werd door journalisten op grote schaal in twijfel getrokken. Dit verplichtte de pas benoemde minister van Volksgezondheid Enrique Paris om tv-zenders Chilevisión en CNN een nieuwe uitleg te geven, die evenmin overtuigend was. Het was echter de president zelf die de verontwaardiging van grote delen van de bevolking heeft veroorzaakt.
Door de dag na de begrafenis van zijn oom een persconferentie te beleggen, waarvan de meeste waarnemers hadden verwacht dat die deze ongelukkige episode zou afsluiten, heeft president Piñera het onderwerp daarentegen gladjes vermeden. In plaats van zich te verontschuldigen voor deze “VIP-begrafenis”, koos hij er voor het parlement hard te bekritiseren, vooral voor de wetsvoorstellen die hij als “ongrondwettelijk” bestempelde en waarvan hij de uitvoering door de regering met alle middelen zal tegenhouden (de partij van de president heeft een meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers maar niet in de Senaat).
De president heeft het in het bijzonder over de “noodvoorzieningen” in deze wetten, waaronder het verbod om tijdens de pandemie te snijden in de basisvoorzieningen (water, elektriciteit), zelfs in het geval van onbetaalde rekeningen, of de verlenging van het zwangerschapsverlof tot het einde van de noodtoestand door de coronapandemie.
Het gaat hier om wetten die al wekenlang door talrijke sociale actoren worden geëist en door de oppositiepartijen worden verdedigd. Terwijl hij de volksvertegenwoordiger de les spelde, beweerde de hoogste gezagsdrager van het land dat “in een rechtsstaat, we allemaal het recht moeten toepassen, het is voor iedereen gelijk” en dat “wij er zijn om het goede voorbeeld te geven”. Deze uitspraken werden als een nieuwe provocatie gezien, niet alleen door een aantal volksververtegenwoordigers, die in de media hun ontzetting uitdrukten, maar vooral door heel veel Chilenen.
Van de ‘oktoberrevolutie’ tot de pandemie: ongelijkheid en onzekerheid van het leven onder de huidige crisis
Sinds maanden ligt de populariteitsscore van de president volgens de peilingen onder de 14 procent. Eind 2019 was het zelfs gedaald tot onder de 10 procent, een historisch laag percentage. In deze voor het land uiterst moeilijke tijden ligt de schrijnende kloof – en de perceptie ervan door de bevolking – tussen enerzijds de regering, de instellingen, de belangrijkste politieke partijen en anderzijds de grote meerderheid van de burgers en de arbeidersklasse aan de basis van het huidige wantrouwen tegenover de president.
Dit is des te meer zo omdat het coronavirus, net als op vele andere plaatsen, de spanningen en onrechtvaardigheden van het “Chileense model” aan het licht heeft gebracht. Sinds het eerste geval van besmetting op 3 maart 2020 werd gemeld, wordt het beheer van de pandemie door minister van Volksgezondheid Jaime Mañalich door het gezondheidspersoneel als rampzalig geëvalueerd.
De voorzitster van de orde van artsen, Izkia Siches, is daarmee een leidende figuur in de nationale politiek geworden. Zij rijgt de verklaringen aan elkaar waarin zij de afwezigheid van een strikte quarantaine aan de kaak stelt en afkeurt dat er geen rekening werd gehouden met de adviezen van de gezondheidswerkers bij het opstellen van een plan dat geschikt is om de besmetting in te dammen. Zij heeft herhaaldelijk het gebrek aan voorbereiding van de ziekenhuisinfrastructuur aangeklaagd, die grotendeels geprivatiseerd en sociaal gesegregeerd is.
Geconfronteerd met deze stortvloed van kritiek werd de minister van Volksgezondheid in juni door president Piñera aan de deur gezet. Minister Jaime Mañalich had eerder publiekelijk zijn ontsteltenis uitgesproken over de “omvang van de armoede” in bepaalde gebieden van Chili, iets waarvan hij zich niet eerder “bewust” zou geweest zijn …
Het Chileense gezondheidssysteem werd tot voor kort door dezelfde minister als “een van de veiligste ter wereld” voorgesteld. Vandaag blijkt het volledig overweldigd te zijn door de omvang van de pandemie. Op 29 juni 2020 waren er officieel meer dan 5.500 doden – sommige specialisten spreken van 7.500 doden – en ongeveer 276.000 besmette mensen. Daarmee is Chili met een bevolking van ongeveer 18 miljoen mensen, naast Brazilië, een van de koplopers in Latijns-Amerika wat betreft de sterftecijfers als gevolg van COVID-19.
Het moet gezegd dat deze ineenstorting van de legitimiteit van het Chileense politieke systeem een zeer lange weg heeft afgelegd. Dit beperkt zich geenszins tot de figuur van de president en kan al evenmin herleid worden tot louter “communicatieproblemen”. Al meer dan 10 jaar volgen ontelbare rapporten elkaar op die waarschuwen voor de “Chileense malaise” en de crisis van het “neoliberale model” van het Andesland.
Het is ruim bekend in welke mate Chili een van de pionierslanden was in het vestigen van het neoliberalisme in de wereld, onder de impuls van de “Chicago Boy’s” tijdens de dictatuur van generaal Pinochet1. Sinds de jaren 1980 wordt het land voortdurend voorgesteld als dé kampioen van de moderne tijden in Latijns-Amerika door personen die een geëngageerd historicus als Sergio Grez vandaag de dag beschrijft als een “economische, politieke en mediakaste”.
Inderdaad, dag na dag bevestigen enquêtes een totaal andere realiteit. Chili kent een van de meest ongelijke regressieve inkomensverdelingen van het continent, hyperindividualisme zonder wettelijk kader of organisatie dat zeer veel psychosociale stoornissen veroorzaakt, een institutionele architectuur die grotendeels geërfd werd van de dictatuur, onhoudbare niveaus van gezinsschulden, een steeds grotere ecologische impact van de extractie van ruwe grondstoffen, enz.
Kortom, de door president Piñera zo geprezen “oase” enkele dagen voor de sociale explosie van oktober 2019, was in feite een waar kruitvat2. Deze “scheuren” in het Chileense neoliberalisme, die ook wel “geavanceerd” of “volwassen” neoliberalisme worden genoemd, zijn de laatste jaren steeds diepere kloven geworden3, waardoor een cyclus van sociale conflicten is ontstaan zonder voorgaande sinds de post-autoritaire transitie van 1990.
Ondanks de omvang van de repressie en het politiegeweld (aan de kaak gesteld door talrijke mensenrechtenorganisaties4), gloeien de assen van opstand nog steeds onder de pandemie5. Het virus heeft deze opstand zeker gestopt, maar dat effect is zonder twijfel van voorbijgaande aard. In de voorbije weken hebben hongerrellen zich verspreid door de arme wijken van de hoofdstad, ondermeer in de stadswijken La Pintana en El Bosque. Overal duiken geïmproviseerde barricades op, die de wanhoop uitdrukken van gezinnen die niet toekomen “om hun potje te koken” omdat ze niet konden gaan werken, bovenop de sociale woede die zich in de loop van de maanden ervoor had opgehoopt.
Terwijl de economische depressie nog maar net begonnen is, voeren de ondernemers de druk op om prioriteit te geven aan de hervatting van de economische activiteiten ten koste van alles. Ondertussen ontbreekt een systeem van sociale bescherming dat ten minste de levensloop zou kunnen “veiligstellen”, is de informele markt enorm uitgebreid, stuk voor stuk tijdbommen met vertraagde werking. Net dan kiest de overheid er voor om iedereen op zijn “individuele verantwoordelijkheid” te wijzen.
In deze context vinden de mobilisaties tegen de “onzekerheid van het leven” door de krachtdadige feministische bewegingen verenigd in de Coordinadora Feminista 8 de marzo6 een weerklank in brede lagen van de bevolking. De regering hoopt nog altijd dat de besmetting tegen augustus onder controle zal zijn, zodat het referendum van 25 oktober – dat al een keer is uitgesteld – alsnog kan plaatsvinden. Dit referendum zou een grondwetsvormend proces op gang moeten brengen dat het mogelijk zou maken de bladzijde van de grondwet van de militaire dictatuur van 1980 eindelijk om te slaan – hoewel velen er aan twijfelen.
Laten we immers niet vergeten dat de huidige centrale basis van de Grondwet die de Chileense instellingen regeert nog steeds die is die tijdens het militaire regime werd opgelegd, na de teleurgestelde hoop op overgang naar democratie van 1989-1990. Hoewel er sinds die tijd meermaals debatten werden gevoerd over de noodzaak van een grondwetsvormende vergadering, is uiteindelijk alleen de kracht van de recente volksprotesten erin geslaagd een belofte van een referendum door de regering af te dwingen, tegen de politieke elite in die staat voor de “democratie van de consensus” en het behoud van de pacten tussen de elites.
Omwille van deze toekomstige verkiezing is de strategie van president Piñera erop gericht een deel van de kritiek van de oppositie in beheersbare banen te leiden. Tegelijkertijd wil hij de eerste ronde van de presidentsverkiezingen voorbereiden die na het referendum van november 2021 zijn gepland, om dan een meerderheid te behalen voor herverkiezing. Ten gronde is zijn strategie een zoektocht naar een institutionele oplossing die het mogelijk maakt “de straten te pacificeren” en het indrukwekkende radicalisme en de massieve aanhang van de sociale protestbeweging te breken.
Desondanks blijft rechts zeer verdeeld over de aanpak van deze nieuwe periode, wat eveneens geldt voor de parlementaire oppositie van de christen-democraten tot de communistische partij, evenals het Frente Amplio en de socialistische partij). In navolging van de geschriften van Antonio Gramsci7 (zeer gebruikelijk in deze tijden van wereldwijde onzekerheid), hebben sommige waarnemers kunnen beargumenteren dat het Chileense model een “crisis van hegemonie” lijkt te ondergaan, terwijl anderen een “ineenstorting” zien, die alle sociale sferen zou hebben besmet8.
Het lijkt ons dat deze diagnose – ook al heeft ze solide argumenten – in dit stadium grotendeels overdreven is. We weten dat het beroemde Chileense “model” nog steeds veel middelen, volgelingen en een groot aanpassingsvermogen heeft. De sociaal-politieke polarisaties zijn echter wel degelijk aan de gang en de toekomstige “grondwetsvormende assemblee” zal, als zij plaatsvindt, niet in staat zijn om op eigen kracht de aanzienlijke leemtes op te vullen die zich nu voordoen.
Vijftig jaar na de verkiezing van Salvador Allende en drie decennia na het einde van de dictatuur is Chili opnieuw in beroering. Toch lijkt geen van de aanwezige politieke krachten in staat om een duidelijk en samenhangend alternatief project te dragen.
Dit is een van de problemen van het ogenblik, zowel voor de regering aan de macht (en haar bondgenoten) als voor zij die oproepen tot een “postneoliberale democratisering”, zoals enkele van de demonstranten sinds afgelopen oktober uitspreken.
Het artikel “Chili: vivre et mourir en temps de pandémie et de néoliberalisme “avancé” verscheen op 9 juli 2020. Auteur Franck Gaudichaud is professor politieke wetenschappen en Latijns-Amerikaanse geschiedenis aan de Université Toulouse Jean Jaurès, redactielid van het tijdschrift ContreTemps en onderzoeker bij het Centre Tricontinental (CETRI). Vertaling door Lode Vanoost.
Notes:
1 Manuel Gárate, La revolución capitalista de Chile (1973-2003), Santiago, Ediciones Universidad Alberto Hurtado, 2012.
2 Informe Desarrollo Humano en Chile. “Los tiempos de la politización”, Santiago, PNUD, 2015.
3 Franck Gaudichaud, Las fisuras del neoliberalismo maduro chileno, Buenos Aires, CLACSO, 2015
4 Zie bijvoorbeeld het Jaarrapport 2019 van Amnesty International.
5 Over de “oktoberrevolutie” en zijn gevolgen, kan men een dossier lezen in het tijdschrift Ideas: “Le Chili s’est réveillé… et après?” (coordinatie door Damien Larrouqué), maart 2020. De ‘oktoberrevolutie’ verwijst naar het begin van de sociale protesten vorig jaar in Chili.
6 De ‘coördinatie van 8 maart 2020’, zo genoemd ter herinnering aan de staking van textielwerksters in New York van 8 maart 1908 tegen de vreselijke arbeidsomstandigheden. Sinds de sociale protesten in Chili coördineren zij acties over het hele land tegen het neoliberale beleid van president Piñera, hashtag #RevueltaFeminista.
7 Antonio Gramsci (1891-1937), Italiaans marxistisch filosoof en communistisch politicus, meest bekend voor zijn theorie van de culturele hegemonie, die beschrijft hoe de leidende klasse culturele instellingen gebruikt om de macht te behouden, door het eigen gedachtengoed als het ‘gezonde verstand’ voor te stellen.
8 Alberto Mayol, Big bang. Estallido social 2019. Modelo derrumbado – sociedad rota – política inútil, Santiago, Editorial Catalonia, 2019.
– Overgenomen van De Wereld Morgen