Collega Sjaak Scheele voerde onlangs de Britse oud-vakbondsleider Arthur Scargill ten tonele als een loser, omdat de beruchte mijnwerkersstaking van ’84 een typisch voorbeeld zou zijn van wat ‘links’ vooral niet zou moeten doen (nu). Ik kan me daar toch niet helemaal in vinden.
Niet dat we nou allemaal moeten gaan staken, daar gaat het nu even niet om – maar er wordt in het artikel een beeld neergezet dat de man niet helemaal recht doet. Het is het beeld wat we kennen uit de mainstream media, die het verhaal vertellen vanuit het perspectief van de winnaars. En dat perspectief kan verlammend werken – wat heet: symbolisch heeft de nederlaag van die ene vakbond een traumatische impact gehad, tot buiten de landsgrenzen – als we niet onderzoeken hoe de vork precies in de steel zit.
Denk je alleen eens in hoe diametraal anders we over Scargill zouden oordelen als hij had gewonnen – zoals de grandioze overwinning die hij 10 jaar eerder had behaald, waarmee hij nota bene de regering-Heath ten val bracht. Ik bedoel maar. Maar in ’84 was hij zo onfortuinlijk Iron Maggie tegenover zich te treffen (en als die er niet geweest was, dan zou de wereld er vandaag waarschijnlijk heel anders uitzien). Bovendien had het Energy Department in de tussenliggende tijd een gigantische voorraad steenkool laten aanleggen – en die snode streek was de reden dat de mijnwerkers het uiteindelijk niet konden bolwerken. Al het andere is eigenlijk bijzaak.
Dan had sociaaldemocraat Joop den Uyl in Nederland de zaken slimmer aangepakt vanuit links perspectief.
Maar Den Uyl was geen vakbondsleider, en Scargill had wat de politiek betreft met de slappe Neil Kinnock te maken. Labour kwam met geen enkel alternatief voor het meedogenloze beleid van Thatcher.
Bepaald werk, zoals dat van de steenkolenmijnwerkers, past op een gegeven moment niet meer in de ontwikkelingen, wegens economische rendabiliteit of wegens milieuoverwegingen.
economische rendabiliteit
Zoals Sjaak zelf opmerkt, waren het de begindagen van het neoliberalisme. De sluiting van de mijnen was dan ook in de eerste plaats een privatiseringsoperatie. Het argument dat de steenkolenindustrie “verlieslijdend” was is natuurlijk uiterst relatief – het is maar welke prijs je bereid bent te betalen. Ik weet zeker dat de Britten hun energierekening sindsdien niet hebben zien dalen, maar juist explosief stijgen. Het (helaas nog altijd!) enige serieuze alternatief voor fossiele brandstoffen, kernenergie, is maar liefst vier keer zo duur als steenkool – dus tel uit je winst.
Mr Scargill said that while the cost of keeping “uneconomic” pits open had been estimated at £100m, Britain was now importing coal at a cost of £4bn a year. (bron)
Overigens zijn er tot op heden allerlei landen die energiekosten op een of andere manier subsidiëren – en waarom ook niet? Da’s toch de motor van onze economie, en je kan die ouwetjes ook niet dood laten vriezen. Ook de private onderneming die British Coal opvolgde was “verlieslijdend” en ontving derhalve – jawel – staatssteun. Van het verbod op staatssteun waren zij officieel gevrijwaard, want dat ziet alleen toe op verstoring van de markt. Maar de betreffende toko bezat een monopoliepositie, dus dan mag het. De ironie van de markt, heet dat.
milieuoverwegingen
Natuurlijk kon Scargill in 1996 nog niet weten dat we een urgent klimaatprobleem hebben. Maar het is ook niet zo dat de man geen visie op milieu zou hebben en zich blindelings vast blijft klampen aan zijn geliefde steenkooltjes. Punt één is hij een verklaard tegenstander van kernenergie (aren’t we all), maar daarnaast betoogt hij dat de complete hoeveelheid CO2 die bij de verbranding van steenkool vrijkomt, moet worden afgevangen en ondergronds opgeslagen. (Ook niet 100% ideaal, maar te verkiezen boven het opslagprobleem van kernafval.) De politieke wil daartoe ontbreekt kennelijk.
werkgelegenheid vs. ongelijkheid
Last but not least: als inderdaad “bepaald werk op een gegeven moment niet meer in de ontwikkelingen past” hebben we uiteraard wel degelijk een enorm probleem. Binnen afzienbare tijd krijgen we met z’n allen te maken met het verschijnsel robotisering, dat naar schatting tientallen miljoenen banen zal gaan kosten. En ik zie zo 1-2-3 geen nieuwe sector opdoemen, waartoe we ons dan fijn kunnen gaan omscholen. Het gekke is, dat John Maynard Keynes ooit een visioen had van een 16- à 20-urige werkweek. Het welvaartsniveau wat daarvoor nodig was, hebben we allang bereikt, maar Keynes had waarschijnlijk geen idee dat die welvaart zo ongelijk verdeeld zou raken. Maar ja, wie (en op welke verantwoorde wijze) gaat dat vraagstuk voor ons op de politieke agenda plaatsen?
Nog maar een keertje, omdat-ie zo toepasselijk is (zelfs ‘Neil’ (Kinnock) komt erin voor, op het einde):