Angstzaaier Asscher

Gisteren tijdens de herdenkingsbijeenkomst van de Kristallnacht in de Portugese Synagoge in Amsterdam pakte minister Lodewijk Asscher direct al flink uit met veel dramatiek:

Dames en heren,

Ik sta hier met een verscheurd gevoel. Hier binnen, bij kaarslicht, herdenken wij een huiveringwekkende uitbarsting van Jodenhaat in 1938.

Daar buiten, met zwaailicht, staan bewakers om ons en deze eeuwenoude synagoge te beschermen tegen de dreiging van anti-Joodse agressie nu.

Dat is wrang en verdrietig. Het maakt het verleden voelbaar.

Hij roept zo een beeld op van oplaaiende dreiging van geweld tegen joodse personen en hun bezittingen dat zou kunnen uitmonden in de gebeurtenissen in november 1938, toen op duizenden plekken een golf van geweld losbarstte. Dat is niet ondenkbaar, en op etnische onverdraagzaamheid dien je te allen tijde zeer alert te zijn, maar waar bestaat die ‘anti-Joodse agressie nu’ dan zoal uit?

De extra beveiliging is in juni ingesteld na de aanslag op het Joods Museum in Brussel, op aanraden van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Die aanslag vond echter plaats tijdens de jongste Gaza-oorlog en de dader is inmiddels opgepakt. Het is goed om het zekere voor het onzekere te nemen, maar het dreigingsniveau is inmiddels ongetwijfeld weer gezakt. Zijn er nog andere aanwijzingen van toenemend antisemitisme? Nou, zeker het afgelopen jaar zie je die claim van tijd tot tijd langs komen waaien, maar ik heb hem nog niet onderbouwd zien worden. Het jaarlijkse cijfer neemt inderdaad wat toe, maar ligt nog altijd lager dan zo’n 10 jaar geleden. En kennelijk gaat het vrijwel uitsluitend om verbale uitingen. Die zijn zeker niet onschuldig, maar het vaak aangedragen voorbeeld dat je niet (meer) met je keppeltje op over straat kunt lopen suggereert dat je dan van alles zou kunnen overkomen – maar waarom staan de kranten daar dan niet bol van?

Tijdens zo’n herdenking zou ik het beslist hebben over de zorgwekkende ontwikkelingen van vandaag de dag, zoals antisemitische slogans en zo meer – maar dat is niet wat Asscher doet, hij gebruikt oorlogstaal (in de zin van Hajer en Maussen, zie hier), door in dreigende kleuren te schilderen dat er wel eens een heuse aanslag in de lucht zou kunnen hangen:

Straks lopen we met elkaar naar de Hollandsche Schouwburg. De plek waar Joden tijdens de bezetting heen werden gevoerd voor deportatie.

Het was bij voorgaande herdenkingen gebruikelijk om daar buiten, vóór de Hollandsche Schouwburg, kransen te leggen. Dat gebeurt dit jaar niet. We doen het dit jaar op de binnenplaats. Omdat er permanente politiebewaking voor de deur staat. Dat doet ijzingwekkend pijn. Dat zó’n monument bewaakt moet worden…

Dat voelt als een schande voor onze samenleving. Ik begrijp dat het bittere noodzaak is, maar dat déze plek, waarmee mijn leven onlosmakelijk verbonden is, permanent bewaakt moet worden, dat voelt als een aanklacht.

Dus omdat er politiebewaking voor de deur is, kon de kranslegging daar niet doorgaan …? Naast een onmetelijke fantasie geeft de man ook nog blijk van een onnavolgbare logica. Hoe meer politie des te onveiliger mensen zich voelen, zo blijkt maar weer.