De kwestie van het recht is een zaak waar anarchisten slecht mee weten om te gaan. Menige anarchist meent bijvoorbeeld ‘recht’ zonder meer af te kunnen wijzen. De Franse libertaire jurist Pierre Bance (1948) heeft daar een andere kijk op. Alvorens daarop door te gaan, verschaf ik eerst enkele biografische gegevens van hem. Bance gaat in 1968 rechten studeren (Parijs) en promoveert in de rechtsgeleerdheid in 1976 op het Franse arbeiderssyndicalisme en het ontstaan van het arbeidsrecht (1876-1902). Conservatieve universitaire autoriteiten kritiseren dat werk; later wordt het bijgevallen door de Franse historicus Jacques Le Goff (1924-2014). Hij zal een aantal jaren universitair docent zijn, vervolgens onder meer journalist en redacteurs van een juridisch tijdschrift.
In 1964 ontdekt Pierre Bance het anarchisme als hij het tijdschrift Le Monde libertaire aanschaft. In 1966 richt hij op het lyceum een anarchistische groep op en in 1970 een andere anarchistische groep op de universiteit. Later zal hij vele jaren op verschillende plekken actief zijn binnen het kader van het (revolutionair) syndicalisme (gegevens ontleend aan Le Maîtron, zie hier). Bance houdt zich inmiddels enkele jaren bezig met de democratiekwestie in relatie tot autonome instituties in Rojava (Koerdisch Syrië) alsmede in Chiapas (Mexico), zie hier en hier. Zo’n tien jaar geleden publiceerde hij een groot artikel ‘La question du droit en anarchie’ (zie hier; De kwestie van het recht in anarchie, dat ik vertaalde en bewerkte, zie hieronder als deel 6 van ‘Anarchistisch recht’ (voor het laatst gepubliceerde deel 5, zie hier). [ThH]
De kwestie van het recht in anarchie – Zijn bronnen, de gerechtigheid en de politie
Bance opent zijn artikel ’Kwestie van het recht in anarchie’ met: ‘Anarchie is net zo min iets natuurlijks als kapitalisme.Kapitalisme moet je willen dan wel het wordt je opgedrongen. Ten behoeve van dat ‘willen’ draait op volle kracht een sociaaleconomisch proces van kweken van instemming met kapitalistische voorwaarden (zoals marktconformiteit; concurrentie; competitie) en aanbrengen van besef om de dwingende noodzaak van een staat in elke beschaafde samenleving te erkennen. Wil je van de staat af, dan zal die niet verdwijnen met behulp van hallucinerende slogans, liturgische beelden of hermetische filosofische overwegingen. Het aantonen van de nutteloosheid van de staat, zijn parasitisme, vereist begrijpelijke verklaringen en eenvoudige beschrijvingen van een andere toekomst (de libertaire) waarin de staat zal zijn ‘vervluchtigd’. Het effect van deze opstelling stokt evenwel omdat het verklaren van anarchie een beroep op juridische concepten vereist. Op dat zelfde moment gaan bij menig anarchist de blokkades of beperkingen werken die gebruikelijk door hen tegen het recht worden ingebracht,’ aldus Pierre Bance.
‘Het moment is gekomen om zich van de blokkades en beperkingen te bevrijden. De samenleving zonder staat is geen samenleving zonder recht. Een verschillend recht. Recht dat rechtstreeks uitgaat van de bevolking, die het structureert en het laat functioneren, dat verzekert de duurzaamheid ervan.’ Vervolgens gaat Bance nader in op de kwestie waarom een bepaald soort recht terecht door anarchisten wordt verworpen en welk soort niet. Dit is door hem verwerkt in de eerste drie pagina’s van zijn artikel over ‘de kwestie van het recht in anarchie’. Omdat we die zienswijze op verschillende manieren al verwoord tegenkwamen bij andere auteurs in deze reeks van ‘Anarchistisch recht’, ga ik aan die pagina’s voorbij. Wie toch wil weten wat Bance precies daarover zegt, kan zijn tekst integraal downloaden (zie hier).
Ik pak zijn tekst verder op vanaf pagina 4 ervan. Het is mij te doen om weer te geven wat zijn idee over ‘anarchistische recht’ behelst. Daarbij zal opvallen dat hij telkens vanuit opvattingen over en toepassingen van het geldende recht uitgaat. Langs die weg leert men dus wat ook door hem wordt verworpen en waarom iets verworpen wordt en wat daar als anarchistisch recht tegenover komt te staan – voor zover als noodzakelijk geacht. Hij behandelt dit als volgt. Eerst besteedt hij aandacht aan (I) ‘anarchistisch recht’, dat hij opsplitst in ‘federaalrecht’, ‘personenrecht’ en ‘veiligheidsrecht’. Daarna opent hij de discussie over (II) ‘anarchistische gerechtigheid’, wat bij hem uiteenvalt in ‘verzoenings- en oordeelprocedures’ en de ‘kameraad-rechter’. Tot slot bespreekt hij een heikel punt, (III) ‘anarchistische politie’.
(I) Over anarchistisch recht
Voor het grootste deel van juristen wordt de rechtsorde vooral vertegenwoordigd en gewaarborgd door de staat. Omdat anarchie bij uitstek een samenleving zonder staat is, scheren die juristen zo’n samenleving over een kam met een samenleving zonder recht. Daardoor wordt de gebruikelijke betekenis van het woord versterkt: anarchie als ‘anomie’, dat wil zeggen afwezigheid van normen en regels (9). Sommige rechtsgeleerden wijzen erop dat buiten welke staat dan ook er recht bestaat. Kijk je naar de door hen aangehaalde voorbeelden dan hebben die betrekking op de antieke geschiedenis, etnische minderheden of bepaalde groepen. Er is echter geen sprake van anarchie in het politieke en juridische systeem (10). [Voor de noten, zie de Franse tekst, hier.]
Zeker, de staatloze samenleving is een samenleving waar er niet langer een parlement is om wetten te maken, geen regering meer om regels uit te vaardigen, geen administratie meer om ze af te dwingen. Betekent dit dat er geen recht meer is? In het anarchisme wordt ervan uitgegaan, dat zonder een staat orde en rechtvaardigheid mogelijk zijn in een complete, egalitaire, libertaire en duurzame samenleving. Echter is niets van dien aard mogelijk zonder recht, anarchistisch recht. Dit heeft ermee van doen dat in de libertaire realiteit het de rationele steun wordt voor het ontwerpen van een samenleving zonder overheersing. De categorieën van het traditionele recht zullen evolueren in het licht van de nieuwe realiteit: de afwezigheid van de staat, het verdwijnen van eigendom, het uitsterven van overheersingen en vervreemdingen (11).
Het besluitvormingsproces zal niet veel verschillen van bijvoorbeeld een democratisch besluitvormingsproces. We zullen eerst naar consensus streven, maar dit kan alleen worden bereikt over kwesties van universele waarde, bijvoorbeeld een voor de hand liggende maatregel met betrekking tot de bescherming van kinderen. Vaker zullen we door discussie en vervolgens door onderhandeling proberen een compromis te bereiken: een ethisch compromis wanneer een van de gezichtspunten bijvoorbeeld aanvaardt wat voor de ander acceptabel is; pragmatisch compromis wanneer een partij het besluitvormingsproces niet meer blokkeert omdat het nodig is om vooruit te komen.
Maar meestal zullen consensus en compromis in een complexe samenleving niet mogelijk zijn of niet volledig uitmonden in een beslissing. Die zal dan genomen moeten worden door een meerderheid, een meerderheid wiens beslissing met betrekking tot de voorafgaande onderhandelingen kan eindigen door meer of minder consensus te bereiken (12). Het recht is niets anders dan het instrument waarmee de samenleving zichzelf de middelen geeft om de genomen besluiten uit te voeren.
In het democratische systeem wordt de wet gemaakt door de wetgevende macht en uitgevoerd door de uitvoerende macht.In anarchie zijn de wetgevende en uitvoerende machten als het ware opgegaan in de assemblees en besluitvormingsraden.Degenen die de regel uitvaardigen, passen deze toe en passen deze op zichzelf toe. Het idee om de wetgevende en uitvoerende macht samen te voegen was de Communards dierbaar. Dat zou niet in stand gehouden kunnen worden, als de Raad van de Commune zichzelf zou uitrusten, zoals tijdens de Franse revolutie gebeurde, met een ‘Comité de salut public’ (Comité voor Openbare Veiligheid, het embryo van een regering, zoals Pierre Bance weergeeft in noot 13).
Afhankelijk van het onderwerp zal de ontwikkeling van het recht plaatsvinden binnen elke autonome gemeenschap, in min of meer grote gemeenschapsgroepen die streven naar eenmaking van de regels om rechtsconflicten te voorkomen.
Federaal recht
Autonomie van gemeenschappen betekent niet sociale of economische autarkie. De autonome gemeenschap maakt deel uit van een federale samenleving en neemt deel aan het functioneren ervan met de ambitie om effectief bestuur en volkscontrole te combineren. Ongetwijfeld zullen hier vormen van vertegenwoordiging geïntroduceerd worden. Die vertegenwoordiging geschiedt onder imperatieve of ook wel dwingende mandaat. Dit betekent dat vertegenwoordigers zich hebben te houden aan de opdracht die in het mandaat beschreven wordt [de tegenhanger ervan is het ‘vrij mandaat’, vertegenwoordigers oefenen hun functie in onafhankelijkheid uit; thh.]. Het imperatief mandaat, de herroepbaarheid van het mandaat en de rotatie van taken zullen een essentiële rol spelen bij het mogelijk maken van de vervanging van de bestaande wetgevende en uitvoerende macht door het volk (14). Het recht van de federale maatschappij zal twee gebieden omvatten:
– Het interne recht dat elke gemeenschap (gemeente, gewest, bedrijf, beroepsfederatie, enz.) zichzelf geeft om haar grondwet vast te stellen en haar werking te organiseren. Het zal de vorm aannemen van een statuut, een charter, een intern reglement en zal de wet zijn van de leden van de juridische entiteit, waardoor die entiteit een rechtspersoon wordt.
– Collectief recht dat enerzijds lokale overheden (gemeenten, kantons, regio’s, enz.) samenbrengt voor het beheer van het grondgebied, en anderzijds professionele collectieven (vakbonden, raden voor zelfbestuur, federaties van productie…) om productie, diensten te garanderen… Collectief recht zal deze twee velden ook in staat stellen om te coördineren in confederale commissies om bijvoorbeeld de distributie, de bouw van woningen, de ontwikkeling van het wegennet te organiseren… We stellen ons complexe juridische regelingen voor van bilaterale contracten, specifieke collectieve overeenkomsten, economische of sociale verdragen, handvesten van fundamentele beginselen… Die zullen opgesteld moeten worden. Hun toepassing vereist onvermijdelijk (a) interpretaties van de toepasselijke regels, (b) keuze tussen verschillende oplossingen, (c) oplossing van verschillende conflicten. Daaraan is toe te voegen:
“Wat aandacht vraagt is na te denken over hoe de aanleg van een snelweg, een spoorlijn, een luchthaven eruit zal zien, waar elke gemeente zijn duit in het zakje kan doen, waar elke vakbond zijn mening zal geven, waar verenigingen zullen beweren bijzondere belangen te hebben die niettemin in aanmerking moeten worden genomen. Daaraan zal de discussie voorafgaan of het nodig is om wegen, bruggen, havens, woningen, fabrieken te bouwen… In relatie hiermee: directe democratie, de expressie van iedereen, de autonomie van iedereen, tegen autoritarisme en bureaucratie, heeft een prijs die waarschijnlijk niet hoger is dan die van hedendaagse kieskeurige administratieve procedures, commerciële verwikkelingen, machtsstrijd tussen experts, kleine en grote politieke en financiële trucs… Maar wie kan garanderen dat bijvoorbeeld corruptie van de ene op de andere dag zal verdwijnen?’ (15).
Het recht van het eerste gebied (intern recht) is bekend omdat er al statuten bestaan van verenigingen of vakbonden waarover door hun algemene vergadering is gestemd, of interne reglementen van bedrijven, eenzijdige handelingen van de werkgever. Het is duidelijk dat de procedure van de algemene vergadering zal worden gevolgd, omdat in anarchie geen enkele autoriteit de bevoegdheid zal hebben om regels aan een gemeenschap op te leggen. Wat het tweede terrein (collectief recht) betreft, vertrekken we evenmin vanuit het niets; de Commune van Parijs (1871) en de Spaanse Revolutie van 1936 brachten federale samenlevingen op gang in moeilijke tijden van burgeroorlog (16).
We moeten ons vooral wenden tot de kant van het revolutionaire syndicalisme, dat verbazingwekkend modern blijft en overleeft in het federale functioneren van de historische vakbonden, de Algemene Confederatie van de Arbeid (CGT) of de CGT-Force Ouvrière. Het toont de gewoonte van de arbeiders, dat de vakbonden zichzelf het recht hebben gegeven (17). Dat is van groot belang omdat de vakbondsleden die de Federatie van Arbeidsbeurzen en vervolgens de CGT vormden, dit voorstelden als een model voor de toekomstige samenleving. Dit is uitdrukkelijk terug te vinden waar in het Handvest van Amiens van 1906 wordt gezegd:
Het Confederale Congres van Amiens ‘is van mening dat de vakbond, vandaag de dag een verzetsgroep, in de toekomst de productie- en distributiegroep zal zijn, de basis van sociale reorganisatie’ (18).
Het voorstel moet opnieuw geformuleerd worden in de hedendaagse context door verder te gaan dan de vakbondsruimte en het uit te breiden naar alle strijdgebieden (19). Het is nog steeds interessant in de zin dat het project niet ideologisch is. De vakbond brengt ‘alle werknemers samen die zich bewust zijn van de strijd die moet worden gevoerd voor de verdwijning van werknemers en werkgevers’ en er is geen vakbondskaart voor nodig. Het verdwijnen van werknemers en werkgevers is uiteraard een ideologische optie, wordt in noot 20 erkend. Echter, zo voert Bance aan, het wordt door de CGT niet als zodanig gegeven, maar als een natuurlijk streven begrepen waaraan iedereen kan bijdragen: reformisten en revolutionairen, marxisten en anarchisten en vooral degenen wier enige politieke filosofie is het ontsnappen aan hun uitgebuite toestand (20).
Als er morgen een veelbelovende revolutie zou plaatsvinden, zou de vakbondsstructuur van de CGT (in Frankrijk) een essentiële eerste steun zijn dankzij het federale associatiecontract. Dit loopt niet vooruit op de goede werking ervan, maar is essentieel voor de werking ervan. Na de algemene staking zijn de vakbondsafdelingen en beroepsfederaties van de CGT in feitelijke zin de enige die de productie kunnen hervatten en de distributie via hun lokale vakbonden kunnen garanderen.Het is duidelijk dat de arbeiders hun zaken ter hand zullen moeten nemen door vakbondsafdelingen samen te voegen om raden voor zelfbestuur te vormen, door zich daarmee te ontdoen van de bureaucratieën. In een spontane reflex zullen die proberen de beweging te controleren, en als dat niet lukt, zullen ze een beroep op politici doen om democratische verkiezingen uit te schrijven voor het herstel van de ‘legaliteit’. We kennen de muziek…
Het personenrecht (‘droit civil’,privaatrecht, burgerlijk recht)
Het burgerlijk recht vanaf de Romeinen tot vandaag is het recht van de individuele eigenaar. Het stelt het leven in de samenleving veilig (familierecht) en organiseert uitwisselingen (verwerving, bescherming en wijziging van eigendom, contractenrecht).
Om de schadelijke effecten van een verabsoluteerd liberaal burgerlijk recht te beperken en opstand te voorkomen, verdeelt de ‘sociale staat’ uitkeringen (sociale zekerheid, werkloosheidsverzekering, recht op huisvesting, sociale bijstand). Dit ‘sociaal recht’ heeft als functie het machtsevenwicht te bewaren tussen de klasse van bevoorrechte mensen en die van de kansarmen. Onderwijl verfijnt de politieke staat de representatieve democratie.
Het personenrecht in de anarchie is een combinatie van burgerlijk recht en sociaal recht. Hoewel het overeenkomsten vertoont met het huidige recht, verschilt het diepgaand waar het privé-eigendom en de staat verdwijnen. Het is daarom niet langer een kwestie van het beschermen van de individuele eigenaar en het reguleren van diens handelingsmogelijkheden, maar van het organiseren van het leven van vrije mensen die op weg zijn naar hun emancipatie in een precommunistische en vervolgens communistische samenleving [‘communistisch’ in de zin van Kropotkin; anarcho-communisme, niet partij-communisme; thh.].
Het gaat niet om het opnieuw instellen van de herverdelende verzorgingsstaat, maar om het organiseren van egalitaire sociale bescherming in de breedste zin van het woord, via federale gezondheidszorg- en sociale instellingen. In dit opzicht zal een zelfbeheerde sociale verdeling, die beantwoordt aan het zekerheid verschaffen aan ieder individu en de collectieve verplichting tot solidariteit, waarschijnlijk minder problemen voor revolutionairen opleveren dan het burgerlijk recht. Want daarbinnen zal het nodig zijn om de rechten en plichten van iedere burger te heroverwegen op basis van de beginselen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit op diverse… en gevoelige gebieden, zoals ‘nationaliteit’. De nationaliteit zou dus moeten verdwijnen, maar kan dat ook effectief gebeuren zolang het communisme alleen op lokaal vlak toegepast wordt?
Zo blijven er meer kwesties spelen die om oplossing vragen. Zullen we documenten van de burgerlijke stand bewaren, ook al vormen ze politieregistraties? Het lijkt moeilijk om zonder te doen, al was het maar om de distributie van goederen en rechten te verzekeren. [De Spaanse anarcho-syndicalist Juan Garcia Oliver (1901-1980) had zich tijdens een periode in de Spaanse burgeroorlog tot Justitieminister laten benoemen. De eerste handeling van Oliver in die hoedanigheid was amnestie verlenen aan alle volgens het gewone strafrecht veroordeelde gevangenen. ‘Omdat ik geen enkel vertrouwen had in de vorige regeringen, besloot ik simpelweg alle juridische dossiers van gedetineerden te vernietigen. Ik heb de archieven laten verbranden…’. Gerechtigheid? Wie zal het zeggen in een door alles (van rooms tot stalinistisch) vergiftigde situatie. Uit een discussie met Juan Garcia Oliver gepubliceerd in À Contretemps, nr. 17, juni 1977; overgenomen uit Réfractions, nr.37, najaar 2016, verwerkt op hier; thh.].
Andere kwesties zijn bijvoorbeeld: zal in het gezin de vrije verbintenis tot stand komen en moeten de regels voor afstamming worden gewijzigd? Hoe zit het met het ouderlijk gezag? We kennen de verscheidenheid van meningen over deze kwesties en we kunnen niet vertrouwen op een paar individualistische voorschriften voor een anarchistisch millennium van agrarische gemeenschappen. De debatten over de inhoud beloven niet minder moeilijk te zijn dan over de methode om dit recht te ontwikkelen.
Zal het gebied van het personenrecht nationaal (universeel) of juist lokaal zijn? Zullen de organisatievormen om dat gebied te ontginnen de vorm aannemen van algemene vergaderingen of vergaderingen van gemandateerde afgevaardigden? Wat zal de juridische ondersteuning ervan zijn: zal het een gewoonterecht zijn dat gebaseerd is op de praktijken van een gemeenschap, een beroep of een puur conventioneel recht? Zullen we zo ver gaan als gecodificeerd recht? Wat zal in dit geval de aard zijn van de juridische teksten die het zal vastleggen: decreet, bevel, proclamatie, besluit, advies… zoals onder de Commune van Parijs? Wet misschien? Het is aan de voornaamste betrokkenen om deze en andere vragen te beantwoorden. Om in dit soort kwesties een redelijk besluit te nemen, moet je echter steeds een idee hebben van wat je wilt, van wat een rationeel libertair burgerlijk recht kan zijn, dus het is niet nutteloos om er vandaag over na te denken, er richtlijnen voor te schetsen, om jezelf niet ontheemd te voelen als de tijd daar is. Op dit gebied lopen we als anarchisten echter nauwelijks voorop.
Wat buiten twijfel staat, is dat het recht dat door een min of meer grote gemeenschap wordt aangenomen een bron zal zijn van interpretatieconflicten, moeilijkheden bij de toepassing, opzettelijke of onopzettelijke schendingen, en zelfs conflicten van rechten. Laten we een voorbeeld nemen van het laatste geval:
Welk persoonlijk recht moet worden toegepast op een echtpaar dat uit elkaar gaat wanneer een beroep wordt gedaan op de familierechten van verschillende gemeenschappen: het recht van de geboorteplaats van de man, de vrouw, de kinderen, het domicilierecht?
Vandaar het nut van het verenigen van rechtsregels door middel van ‘verdragen’, van het onder ogen nemen van de ontwikkeling van het federale burgerlijk recht, althans van het erover nadenken.
Het veiligheidsrecht
Het veiligheidsrecht, dat in sommige opzichten meer dan in andere opzichten vergelijkbaar is met het huidige strafrecht, zal een volledige herziening vergen. Maar :
‘Als we willen doorgaan met nadenken over deze vragen, zal het een kwestie zijn van niet te engelachtig en te naïef zijn. We moeten erkennen dat er gevaarlijke afwijkelingen bestaan, en dat het nodig zal zijn hen onder controle te krijgen en te houden tot ze gekalmeerd zijn. Dit zal moeten gebeuren zonder buitensporig handelen’. Het betreft hier een zinsnede in een artikel over het ‘verouderd zijn van de gevangenis’, in Le Monde libertaire (nr. 1676, 2012) (21).
De nieuwe orde, die zich van het kapitalisme ontdaan heeft even als van particulier eigendom van de productiemiddelen, van uitbuiting van de mens door de mens en vele andere zaken, zal met die opruiming de oorzaken van criminaliteit weten te verminderen. Ook wordt daardoor wederzijds respect en zelfdiscipline bevordert. Een bijzondere rol zal daarbij door libertair onderwijs gespeeld worden. Die compleet andere uitgangspositie voor de nieuwe orde zal helpen om op humane wijze in staat te zijn, te handelen om de problemen op te lossen die voortkomen uit wat er nog aan dierlijk instinct in ons overblijft. De ontwikkeling van daarop gebouwd recht zal delicaat zijn. Op welke filosofische, morele en juridische grondslagen moet het worden ontwikkeld? Door wie wordt het ontwikkeld? Wat zal het toepassingsgebied zijn, zullen dezelfde strafrechtelijke maatregelen van toepassing zijn in Lille of Marseille? Zullen we in staat zijn om dwangmaatregelen te vermijden, inclusief vrijheidsberoving van gevaarlijke individuen? Men begrijpt dat we projecten moeten voorbereiden, omdat vertrouwen op de vox populi onverantwoord zou zijn. Laten we het voorbeeld geven van een probleem dat gebaseerd is op noties van eigendom.
Wat het particuliere eigendom van de productiemiddelen aangaat, zal dit verdwijnen ten gunste van het collectieve eigendom. Het zal worden omgezet om collectieve goederen toe te vertrouwen aan entiteiten die er het beheer over zullen hebben en er gebruik van zullen maken: werknemers in een fabriek bijvoorbeeld. Dit betekent dat we een machine niet legaal uit deze fabriek kunnen verwijderen onder het voorwendsel dat deze elders nuttiger zou zijn. Als dit zou gebeuren, zou er sprake zijn van een schending van het recht, een wegneming ten nadele van de houders in opdracht van de gemeenschap.
Met betrekking tot particulier eigendom van gewone goederen, kunnen we besluiten dat het niet langer bestaat en wordt vervangen door bezit. De nieuwe kwalificatie heeft belangrijke juridische gevolgen: het onroerend goed dat door de gemeenschap wordt toegewezen op basis van de behoeften (huisvesting, auto, enz.) kan niet worden verkocht, gegeven of verhuurd, het kan niet worden overgedragen door erfenis en het bezit ervan moet worden gerechtvaardigd door gebruik. Op dezelfde manier kan de ruilwaarde die het geld zal vervangen, niet worden gekapitaliseerd. Het feit blijft, dat deze verandering in de kwalificatie van eigendom naar bezit de burgerlijke aansprakelijkheid niet uitsluit (auto-ongelukken, burenruzies, enz.) en evenmin de strafrechtelijke aansprakelijkheid (diefstal van de auto, schade aan de woning van iemand anders, verduistering van eigendommen, enz.).
In een anarchistische samenleving zal er dus recht op veiligheid bestaan. Een recht, maar ook gerechtigheid en een politie om deze rechten te laten gelden.
(II) Over anarchistische gerechtigheid
Voor de goede orde: anarchistische gerechtigheid heeft niets te maken met de snelle methoden die aan Père Duchêne worden toegeschreven; we zullen de doodstraf niet opnieuw invoeren, zelfs niet voor vijanden van de revolutie (22).Anarchistische gerechtigheid houdt in:
– een recht waarvan bekend is dat het rechtsonzekerheid vermijdt;
– een procedure die is ingesteld om de gelijkheid van procederende partijen en de bescherming van slachtoffers en ook van daders te garanderen;
– rechters die zijn gekozen om een geschil te beslechten of een overtreding te bestraffen.
Met betrekking tot de juridische procedure zal het wat anarchie aangaat, net als bij de rest van de juridische kwestie verlopen. Het zal aan de betrokken entiteiten zijn om te beslissen en om te ontwikkelen:
– een administratieve procedure voor het federale recht met het behoud van het gemeenschappelijk en het collectief belang als rode draad;
– een civiele procedure voor nieuwe burgerrechten met als sleutelwoord de vrijheid van iedere persoon binnen de grenzen van de verplichtingen die het gemeenschapsleven met zich meebrengt;
– een strafrechtelijke procedure die de veiligheid van iedereen garandeert en tegelijkertijd de re-integratie van mensen in situaties van sociaal falen garandeert, door voor hen te zorgen wanneer dat nodig is.
Verzoenings- en oordeelsprocedures
In de staatloze samenleving zal als procedures de voorkeur geven worden aan verzoening, bemiddeling en transactie vóór arbitrage of vonnis. De kapitalistische samenleving is ook voorstander van deze rechtsmiddelen. Dus :
● Er kan in verzoening worden voorzien als beschreven in juridische teksten over bemiddeling ten behoeve van het verzoenen van partijen met elkaar. Er zijn bepaalde vormen van ‘minnelijke’ schikkingen die, zonder verzoening te zijn, vergelijkbaar zijn, zoals echtscheiding met wederzijds goedvinden of conventionele beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
● Mediatie kan buitengerechtelijk zijn, doordat partijen in conflict de mogelijkheid krijgen om een oplossing te zoeken met een door hen gekozen derde partij (een mediator). Er is sprake van gerechtelijk verloop wanneer de rechter een derde persoon aanwijst om tot een oplossing te komen. Deze procedure is vooral van toepassing bij arbeidsgeschillen. In het strafrecht kan de officier van justitie proberen te bemiddelen, waardoor de door het slachtoffer geleden schade vergoed wordt.
● Dankzij de participatieve procedure kunnen de partijen, samen met hun advocaten, het geschil in der minne oplossen alsof ze voor de rechter staan, maar zonder rechter.
● De transactie, die tot stand komt door een contractuele verklaring van de wederzijdse concessies van de partijen, maakt definitief een einde aan het conflict. Dit komt vaak voor in het handelsrecht, maar komt ook voor in het arbeidsrecht. In het belastingrecht beslecht het een geschil tussen de belastingdienst en een belastingbetaler.
● Tenslotte bestaat er op veel gebieden arbitrage, waarbij de partijen de oplossing van hun geschil aan een derde partij toevertrouwen. We bevinden ons niet langer in het kader van een minnelijke procedure, aangezien de arbiter, net als een rechter, beslist en zijn beslissing bindend is.
Het is duidelijk dat bovenstaande lijst van mogelijke procedurele voorzieningen aanwijzend is en niet bedoeld is om deel uit te maken van hedendaagse debatten over de relevantie van deze procedures (23).
De communistische samenleving zal inspiratie putten uit dergelijke vormen van vreedzame en buitengerechtelijke conflictoplossing en deze ontwikkelen, maar het lijkt moeilijk om elke oordeelsfase te elimineren als deze procedures uitgeput of niet toepasbaar zijn. Twee alledaagse voorbeelden zullen dit illustreren:
Het ene voorbeeld plaatst een gezin tegenover een federale collectiviteit. De familie is van mening dat de gemeente hen niet de woonruimte heeft gegeven die overeenkomt met wat in gemeentelijk overleg is afgesproken. Als elke partij bij haar standpunt blijft en verzoening en bemiddeling weigert, moet iemand een beslissing nemen, omdat we een besluit van de gemeenteraad niet zonder verhaal kunnen laten. [Ten behoeve van de afwikkeling van dergelijke geschillen zou een, de gemeenteraad adviserend, orgaan ingesteld kunnen worden, dat een besluit in de vorm van een advies aan de gemeenteraad opstelt; thh.]
Het andere voorbeeld heeft betrekking op een interpersoonlijk conflict. Het verdwijnen van het republikeinse huwelijk in de anarchistische samenleving zal het uiteenvallen van vrije verbintenissen betekenen en de daarmee gepaard gaande problemen met betrekking tot de verdeling van eigendom en vooral de voogdij over kinderen niet voorkomen (24). Als het koppel het niet eens kan worden, moet een derde partij voor hen beslissen. Het is ook waarschijnlijk dat de anarchistische rechter voor de voogdij verwijst naar het juridische concept van het actuele (Franse) recht inzake het ‘zwaarwegend belang van het kind’. Men bedenke overigens dat het concept ‘belangen van het kind’ zelf onderhevig is aan interpretatieproblemen, die aanleiding geven tot overvloedige jurisprudentie. Het betreft moeilijkheden die niet in anarchie zullen verdwijnen (25).
De arbitrage- of vonnisbeslissing moet, tenminste in ernstige gevallen, de mogelijkheid van hoger beroep openen. De anarchistische gerechtigheid kan niet minder leveren dan de burgerlijke gerechtigheid (26). In de communistische samenleving zal het oordeel een laatste redmiddel zijn, maar dat geldt ook in de burgerlijke samenleving, zoals een gezegde ons herinnert: ‘een slechte regeling is beter dan een goed proces’. [‘Een slechte regeling’ staat dan voor bijvoorbeeld ‘minnelijk schikken’ en afzien van een ‘langdurig proces’; thh.]
De kameraad-rechter
Wie zal iemand tot rechter aanwijzen? En met rechter wordt dan bedoeld zowel de burger die deze functie gedelegeerd krijgt, als de bureaus, commissies, raden, etc. die verantwoordelijk zijn voor het collectief recht doen (27).
Het is duidelijk dat de beroepsrechter, rechter voor het leven en als zodanig betaald, zal verdwijnen. Rechters zullen worden gekozen met een mandaat, door de algemene vergadering van bewoners van de territoriale jurisdictie. Het mandaat zal eerder moreel dan nauwkeurig zijn. De jurisdictie hangt af van de aard van de zaak. Dezelfde rechter kan niet tussenbeide komen in zaken die zo verschillend zijn als het federale recht en het personenrecht. De rechter voor zelfbeheer zal rechtstreeks worden gekozen door de leden van de betrokken producenten- en consumentenentiteiten of door hun afgevaardigden; de rechter bij familieconflicten door de inwoners van de betrokken gemeente (28).
De algemene vergadering kan de mandaten op elk moment intrekken. De toekenning kan ook worden gedaan door loting onder burgers en, redelijkerwijs, onder vrijwillige burgers. Als we naar de huidige categorieën verwijzen, wordt de rechter in de communistische samenleving eerder gedefinieerd als een arbiter, aangezien hij door de gemeenschap is gekozen en niet door de staat is aangewezen, aangezien zijn functie voor een bepaalde termijn is en niet permanent, omdat hij een gewone burger is en geen juridisch-professioneel persoon. Het risico, net als vandaag de dag in termen van vakbondspermanentie, is dat de rechter vaardigheden verwerft waardoor de rest van het collectief van mening is dat hij, gegeven de complexiteit van de juridische kwestie, het beste in staat is om de taak te volbrengen. Langs die weg transformeert hij of zij zichzelf tot vaste rechter. Het beperken van het aantal mandaten zal dit soort tekortkomingen verhelpen.
In het kapitalistisch recht bestaat ook de verkiezing van rechters, zoals in het arbeidsrecht voor adviseurs van arbeidsrechtbanken en in het handelsrecht met consulaire rechters. Ook de loting, waarbij de volksjuryleden van de assisenhoven uit de kiezerslijst van het departement werden gehaald, een procedure die onlangs op experimentele basis werd uitgebreid tot de strafrechtbanken (29). De anarchistische gerechtigheid zal profijt hebben van deze praktijken om ze aan te passen aan de nieuwe samenleving, waarom niet?
Net als in een kapitalistisch-parlementaire samenleving zal de geloofwaardigheid van de nieuwe sociale orde afhangen van de uitvoering van verzoening, arbitrage of oordeel. Wat moeten we doen als de betrokkene de overeenkomst waarmee hij heeft ingestemd niet respecteert, zich onttrekt aan de beslissing die hem sancties heeft opgelegd, en de sociale druk niet voldoende was om hem in bedwang te houden? We moeten daarom nadenken over de ontwikkeling van gedwongen executieprocedures die onder de jurisdictie van justitie zullen vallen. Die zullen door de politie worden toegepast, omdat voor dit en voor de handhaving van de orde in het algemeen de politie, of welke term daarvoor gebruikt zal worden, niet zal verdwijnen in de anarchistische samenleving. [‘Politie’ stamt etymologisch af van het oud-Grieks politeia, van polis(stad). Het woord verwees toen naar het geheel van openbaar bestuur; thh.]
(III) Over de anarchistische politie
Sterker nog dan de rechterlijke macht zou de politie idealiter niet langer nodig moeten zijn (30). Maar het communisme is ‘het simpele dat moeilijk te doen is’ (Bertolt Brecht) (31).
Het ideaal van Utopia zal waarschijnlijk nooit worden bereikt. Onderwijl moeten we er dichter bij komen te leven. Zelfs tijdens ‘de korte zomer van de anarchie’ ( boektitel van de Duitse auteur Hans Magnus Enzensberger, 1971) in Catalonië verdween de politie niet (32). Om te voorkomen dat de tekortkomingen van het recht van soeverein geweld opnieuw de kop opsteken, is het daarom noodzakelijk dat burgers een andere soort politie ontwerpen, een politie die hun uitwerking is door verkiezing of loting, en die zij volledig controleren via mandaten. en herroepbaarheid (33). Een politie wiens imperatieve mandaat zal zijn om nooit in te grijpen wanneer vreedzame oplossingen mogelijk zijn, wiens enige doel het zal zijn het sociale pact te consolideren door verzoeningsovereenkomsten of door gerechtelijke beslissingen af te dwingen en de bescherming van de bevolking te garanderen.
Het is duidelijk dat een politiedelegatie, zoals in alle samenlevingen, tot doel zal hebben de nieuwe orde, ook al is die revolutionair en anarchistisch, te beschermen tegen de acties van de contrarevolutie die, laten we er geen twijfel over hebben, lang actief en waarschijnlijk wreed zal zijn. Het volstaat te zeggen dat ook hier de procedures voor benoeming, controle en intrekking drastisch zullen moeten zijn om ontsporingen te voorkomen die de voorbije revoluties hebben ondervonden. De revolutionaire politie, de politieke politie, omgedoopt tot antifascistische milities, arbeidersmilities en controlepatrouilles, enzovoort, bleken niet altijd opgewassen tegen de uitdagingen van hun missie en de volksrechtspraak werd soms gereduceerd tot lynchen.
Momenteel wordt de kwestie van de politie geïllustreerd door het toezicht op verschillende demonstraties. Geen enkele semantische pirouette zal ervoor zorgen dat een veiligheidsdienst geen politie van een bepaald type is. Van de traditionele politie heeft het de kenmerken van bescherming van een bevolking. Discipline en afschrikwekkende kracht, kennen ook fouten zoals het creëren van een hiërarchie, soms met een charismatische leider en eveneens de militaire houding of zelfs het uniform plus een neiging tot geweld … naast blunders. Dit zijn moeilijkheden die revolutionairen zullen moeten oplossen als ze daar zowel gisteren als vandaag niet in zijn geslaagd, inclusief libertaire organisaties.
In dit stadium van reflectie is het moeilijk om meer te zeggen, omdat de verbeelding de macht moet en zal moeten hebben, aangezien de huidige politie, in tegenstelling tot de kapitalistische wet en gerechtigheid, niet eens een straaltje inspiratie noch een begin van een model is. Alles moet worden weggegooid, of bijna. Alles moet heroverwogen worden, of toch bijna (34).
*
* *
Kunnen we niet zeggen dat het anarchistische recht ‘waarin het meeste innovatief is […] aanmoedigt, adviseert, kadert, plannen maakt zonder te dwingen, voorziet in zijn eigen evaluatie, zegt hoe men normen moet creëren in plaats van deze afgerond te constitueren. Het stelt daarom zichzelf ter discussie en roept op tot zelforganisatie van de verschillende sociale domeinen.’ Deze zin van de Franse politiekfilosoof, docent op een van de Parijse universiteiten, Stéphane Haber over het werk van Jürgen Habermas, klinkt als een waarschuwing. Het is namelijk niet het anarchistische recht waar hij het over heeft, maar het recht van de moderne staat (35). Hij vraagt zich namelijk af of de moderne staat intelligent genoeg is om te anticiperen op de anarchistische innovatie op juridisch gebied en tegelijkertijd zijn andere eigenschappen te behouden (36) of is hij dom genoeg om de juridische ruggengraat van de toekomstige samenleving aan te brengen, die bijdraagt aan zijn eigen ondergang? (37)?
Wordt het trouwens niet een illusie om een samenleving zonder staat voor te stellen terwijl er nog steeds recht, justitie en politie is? In het publiekrecht wordt de staat gedefinieerd als een gebied waar een bevolking leeft waarover soevereine macht wordt uitgeoefend (38). Recht, gerechtigheid en politie zijn in die bestaande situatie daarom geen samenstellende elementen, het zijn slechts instrumenten van overheersing.
Het is aan de staatloze samenleving om ze tot instrumenten van emancipatie te maken, om op de een of andere manier het wegsterven van illegitiem gezag te organiseren. Maar daarvoor moeten we stroomopwaarts van de revolutie nog steeds nadenken over het recht, de gerechtigheid en de politie, zodat deze, in het geval van het ontstaan van een andere toekomst, niet door de politici gestolen wordt van het volk en niet in het statelijke moeras verdwijnt. Het is aan anti-autoritairen om hun vooroordelen over het recht te overwinnen en te gaan nadenken om klaar te zijn wanneer dat nodig is. En jammer voor de vermoeide anarchisten, zoals de hedendaagse Franse filosoof Jacques Rancière zou zeggen.
Pierre Bance (Vertaald en bewerkt door Thom Holterman; het oorspronkelijke artikel staat integraal op de Franse site Grand angle, zie hier. Daar zijn ook de noten te vinden.)
– Eerder verschenen bij Libertaire Orde