Als je democratie liefhebt, gun extreemrechts dan geen enkele ruimte

Wat de incidenten op Pukkelpop, en vooral de reacties erop, ons kunnen leren over depolitisering, het succes van extreemrechts en de zwakte van links.

Op de laatste dag van Pukkelpop twitterde Vlaams Belang voorzitter een foto van een ondergaande zon met een wapperende Vlaamse “strijdvlag”. Begeleidende tekst ‘De festivals zijn van ons’. Het is de korte samenvatting van de strategie die extreemrechts en haar jongere radicale broertje, de alt right, steeds duidelijker in de steigers zet: zoveel mogelijk regionen van de samenleving opnieuw politiseren en vervolgens veroveren. Het is een soort culture war op speed, mogelijk gemaakt door de architectuur van online platformen en op clicks verlekkerde commerciële media.

Extreemrechts heeft die cultuuroorlog nog niet gewonnen, maar is wel aan de winnende hand. En dat heeft veel te maken met het feit dat het grootste deel van links in Vlaanderen die cultuuroorlog weigert te begrijpen in termen van een politieke veroveringsstrategie. Ieder nieuw front dat geopend wordt door extreemrechts – in de scholen, op de campussen of op de festivals – wordt vrijwel altijd gereduceerd tot een ethisch debat dat gevoerd wordt over ‘tolerantie’. Een debat waarin de tafels in een oogwenk kunnen gekeerd worden in het voordeel van extreem rechts. Want als tolerantie de inzet is, waarom kunnen Vlaamse strijdvlaggen dan niet getolereerd worden?

1,2,3,4 what are we fighting for?

Dat Pukkelpop door extreem rechts de afgelopen jaren werd uitverkoren tot nieuw front in de cultuuroorlog, is geen toeval. Festivals zijn een krachtig symbool van alles waar extreem rechts tegen ageert. Maar om die link te zien moet we even terugspoelen naar de geschiedenis van het moderne festival.

Vaak wordt gezegd dat de revoltes van ‘68 en de counterculture die toen ontstond geen nieuwe blijvende politieke instituties hebben voortgebracht, wat klopt. Maar we kunnen wel zeggen dat de revoltes uit die tijd hebben bijgedragen tot nieuwe vormen van collectieve belevingen, en het festival is daar de meest zichtbare en grijpbare manifestatie van.

De festivals die in de jaren zestig het levenslicht zagen waren van meet af aan uiterst politieke bijeenkomsten. Neem nu bijvoorbeeld de Human Be-In die op 14 januari 1967 in het San Francisco’s bekende Golden Gate Park werd georganiseerd. Een slordige dertigduizend enthousiastelingen daagden op. De tot LSD-goeroe getransformeerde Harvard Professor Timothy Leary sprak er de opruiende woorden “Turn on, tune in, drop out” uit, groepen als Jefferson Airplane en The Grateful Dead traden op en beat dichter Allen Ginsberg zong er mantras. Chemicus-activist Oswald Stanley produceerde speciaal voor de gelegenheid massieve hoeveelheden LSD die rijkelijk uitgedeeld werden. Politieke verandering was immers onmogelijk zonder bewustzijnsverandering, zo ging de redenering toen.

Om maar te zeggen, het moderne festival kent nogal een radicale en uitgesproken politieke geschiedenis. Dat karakter zouden festivals ook nog een tijdje na de jaren zestig blijven behouden. Maar zeker vanaf de jaren negentig tekent zich eenkentering af. Professionalisering en commercialisering leidden tot een uitgesproken depolitisering. Van de oorspronkelijke politieke insteek die het festival en bijhorende cultuur kenmerkte schiet vandaag nagenoeg niks meer over.

Uiteraard, het is niet vanzelfsprekend om de politieke, ja zelfs revolutionaire betovering die bij de geboorte van het moderne festival aanwezig was, te blijven vasthouden. Tijden veranderen en revoluties zijn per slot van rekening momenten. Maar wat zich van de jaren negentig aftekende was niet zozeer een afvlakken van het politieke karakter van festivals, als wel een totaal vergeten van de politieke oorsprong ervan. De verontschuldigingen die de Pukkelpoporganisatoren uitten na de kritiek die er kwam op het confisqueren van de leeuwenvlaggen van VB-jongeren, waren daar erg kenmerkend voor. Pukkelpop benadrukte daarin dat het een festival is “waar iedereen welkom is ongeacht geslacht, taal, politieke overtuiging, religie, levensbeschouwing, handicap, beperking, leeftijd, seksuele gerichtheid, raciale of etnische oorsprong”. Daaraan toevoegend: “Pukkelpop is in de eerste plaats een muziekfestival, de organisatie concentreert zich nu voor de volle 200 procent op nog twee dagen vol van muziek en plezier”.

Muziek en plezier dus. Geen politiek. En iedereen die welkom is, ook extreemrechtse militanten. Ziedaar de depolitisering die de deur naar een extreemrechtse repolitisering wagenwijd openzet. Door het vergeten van de eigen politieke oorsprong, kan geen enkele dam meer opgeworpen worden tegen extreemrechtse groepen die zich de festivalruimte willen eigen maken. De paradox is dat die extreemrechtse groepen, in casu het Vlaams Belang en zijn jongerenorganisatie, zich veel beter bewust zijn van de symbolische en politieke geladenheid van festivals dan de doorsnee bezoeker en organisator. Zij buiten de gedepolitiseerde toon van de organisatie – iedereen is welkom! – verder uit om hun eigen aanwezigheid te legitimeren.

Democratisme versus democratie

De manier waarop de festivalorganisatie zichzelf depolitiseert en zo speelruimte overlaat voor extreemrechts, is een symptoom van een veel bredere tendens. Niet alleen festivals werden afgelopen decennia gedepolitiseerd, dat gebeurde evengoed met de meeste media, onderwijsinstellingen en culturele instellingen. De tendens is eigenlijk steeds dezelfde. Oorspronkelijke maatschappelijke en politieke betrokkenheid wordt vervangen door een logica die gericht is op winstmaximalisatie. Die logica is depolitiserend in de zin dat ze de betrokken lezer, participant of leerling reduceert tot een klant die op zijn of haar wenken bediend moet worden, en de vergroting van het klantenbestand is voortaan wat het managment drijft.

Met de verdringing van een politieke logica en de hegemonie van een strikt managementsdenken, kon ook een verbasterde opvatting over democratie zegevieren. Een opvatting die we misschien beter ‘democratisme’ in plaats van democratie kunnen noemen. Democratisme is een fluïde ideologie die zich in de eerste plaats kenmerkt door het feit dat democratie haast volledig wordt begrepen vanuit het model van de vrije markt. Net zoals de markt aanzien wordt als een platform waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten, wordt democratie opgevat als een plaats waar meningen met elkaar botsen. In plaats van een juiste prijs levert dat dan zogezegd een verdiept inzicht op, een compromis of een consensus.

Logischerwijs wordt in het democratisme de vrijheid van meningsuiting verabsoluteert als hét onderscheidende kenmerk van de democratie. Alles kan en moet gezegd worden, net zoals op de markt alles kan en moet verhandeld worden, met zo weinig mogelijk restricties. In het democratisme bestaat er daarom een absolute weerzin tegenover het idee dat democratie op enige wijze exclusief kan zijn. Als een mantra wordt herhaald dat alle meningen moeten gehoord worden en dit wordt vervolgens aanzien als het summum van een democratische ingesteldheid.

Vrijheid en gelijkheid

De triomf van het democratisme is een triomf van het vergeten. Wat er in het democratisme vergeten wordt is de historische en politieke oorsprong van de democratie zelf. Democratie kan niet begrepen worden als een neutrale ruimte waarin meningen kunnen botsen of als een louter procedureel politiek systeem. Democratie is geen formeel beginsel, maar wel een zeer specifieke politieke stroming en praktijk die als fundamenteel principe de realisatie van vrijheid en gelijkheid voor iedereen nastreeft. Vandaar ook dat de rechtse en conservatieve zijde tot zeer diep in de twintigste eeuw de democratie zelf, als beginsel, openlijk aanviel. Tot op vandaag heeft extreemrechts niks te maken met democratie, hoogstens zweren ze trouw aan het democratisme en maken ze gelegenheid van een algemene context van depolitisering om terrein te veroveren.

Dat democratie moet beschouwd worden als een specifieke, ideologische stroming wil niet zeggen dat er binnen die stroming niet duchtig van mening kan verschild worden. Binnen de democratische stroming heeft van meet af aan een verwoed debat plaatsgevonden omtrent hoe vrijheid en gelijkheid voor iedereen het best konden gerealiseerd worden.

Maar er kan wel degelijk een verschil gemaakt worden tussen een ‘binnen’ en een ‘buiten’ de democratische ruimte. Groepen die waarden als vrijheid en gelijkheid ontkennen door de realisatie van een programma na te streven dat ongelijkheid en onvrijheid tussen mensen vestigt, horen niet thuis binnen een democratische ruimte. En het is perfect legitiem om die op iedere mogelijke wijze ook uit die ruimte te weren.

Wat we vandaag meer dan ooit nodig hebben zijn democraten die afrekenen met het democratisme en durven de fundamentele democratische erfenis te beschermen. Die durven zeggen dat extreem rechts nergens iets te zoeken heeft, een politieke kracht is die moet bestreden worden en uit naam van de democratie op geen enkele manier kan gedoogd worden. Te lang al wordt extreem rechts aan het woord gelaten vanuit een compleet misplaatst idee van wat democratie is. En vooral, het werkt niet. Hoe meer terrein extreem rechts gegund wordt, hoe meer er ook ingenomen wordt.

– Door Thomas Decreus, oorspronkelijk voor De Wereld Morgen