Het is verleidelijk om te proberen om de actualiteit in Afghanistan op de voet te volgen. Ik bezwijk voor die verleiding, voor zover ik het nieuws uit het geterroriseerde land tot me blijf nemen. Ik weersta de verleiding, waar het gaat om het vervolg van mijn Afghanistan-reeks. Het wordt tijd om een grote snoekduik te nemen in de recente, maar ook de niet zo heel recente geschiedenis van Afghanistan.
We kunnen heel ver terug als we willen: waar nu Afghanistan ligt, wonen al heel lang mensen. De regio heeft een indrukwekkende geschiedenis. In recente eeuwen was het vooral een gebied aan de rand van diverse strijdende imperia, terrein aan de marges van de regio waar ‘het’ voornamelijk gebeurde. Dat was echter lang niet altijd het geval. De diverse Perzische rijken uit de oudheid omvatten veelal wat nu Afghanistan is, en dan niet als randzone maar deels als kerngebied. De Macedonische veroveraar Alexander de Grote is ook op bezoek geweest in het land. Zijn rijk viel uiteen, en uit een van de opvolgersrijken in de regio waar nu Afghanistan ligt, kwam een Helleense cultuur voort in wat als het Grieks-Bactrische rijk bekend is geworden. Dat was rond de tijd toen het Boeddhisme ingang en wijde verspreiding vond, een Boeddhisme waarvan de door het eerdere bewind van de Taliban in 2000 verwoeste beelden getuigden. In het begin van de Westerse jaartelling domineerde het Kushan-rijk, waarin het Boeddhisme gesponsord werd door de heersers. Iets later, in de eerste eeuwen van de Westerse jaartelling, viel Afghanistan onder een groot Voor-Indisch rijk, onder het Maurya-vorstenhuis. In wat in Europa de Middeleeuwen heet, won de Islam terrein in de regio.
In de dertiende eeuw waren er de bloedige veldtochten van Dzjengiz Khan. Een van diens opvolgers, Timoer Lenk, vestigde een rijk in het huidige Afghanistan, met als hoofdstad Herat, dat ‘onder de Timoeriden een van de belangrijkste steden van de wereld zou worden’, zo leren we op het onvolprezen Wikipedia.(1) . Men sprak wel van de Timoeridische renaissance, vergelijkbaar met haar naamgenoot in Italië, om de culturele bloei van het gebied in die tijd tot uitdrukking te brengen.(2) Het is slechts een hele kleine selectie van rijken, dynastieën en culturen die ik noem om te laten zien dat het gebied niet altijd alleen maar grensgebied in de verte was, maar een regio met een hoofdrol. Echte hoofdrolspelers blijven ook in dat overzicht natuurlijk buiten beeld: de mensen die de paleizen moesten bouwen, de mensen die het voedsel moesten verbouwen en maar een fractie van de oogst in eigen magen zagen verdwijnen.
Staat
Belangwekkend als meer rechtstreekse achtergrond van de huidige ellende wordt de geschiedenis vanaf de achttiende eeuw. In 1747 veroverde Ahmad Khan, officier in de Perzische legermacht die de baas was destijds, de macht en begon voor zichzelf. Daarmee begon de recente Afghaanse staat vorm aan te nemen. Van die staat dienen we ons geen al te grootse voorstelling te vormen trouwens. Buiten de steden was de macht ervan hoogst beperkt, en de overgrote meerderheid van de bevolking woonde op het platteland.
De sociale verhoudingen in het gebied zou je kunnen typeren als feodaal, en dat zou tot laat in de twintigste eeuw zo blijven.(3) De bazen op het platteland waren de grootgrondbezitters, landeigenaren voor wie de straatarme bevolking moest werken. Die bevolking bestond uit deelpachters, mensen die de grond mochten gebruiken, maar bepaald niet voor niets. Ze verbouwden graan of weidden het vee, en waren verplicht om een flink deel van de opbrengst aan de landeigenaar af te staan. De uitbuiting ging dus niet via loonarbeid, zoals in het moderne kapitalisme. De uitbuiting ging via deze deelpacht. Tussen landheren en deelpachters in stonden de kleine zelfstandige boeren. Ook bepaald niet rijk, maar iets minder beroerd af dan de geknevelde deelpachters. Voor zover er een overheid was waar de plattelandsbevolking iets van merkte, was die – surprise, surprise – op de hand van de landheren.
Centrale economische eenheid was de boerenfamilie, bijeengehouden in uiterst hiërarchisch en patriarchaal verband, met het familiehoofd als de baas met verregaande zeggenschap over de anderen, veel sterker over vrouwen en dochters dan op mannelijke familieleden. Vrouwen waren nog net geen bezit, maar het scheelde weinig. De hele zaak werd ideologisch gerechtvaardigd met de godsdienst, en dat was in deze tijd ook al de islam. Een patriarchaal wereldbeeld hield alles op zijn plek. Het is overigens sterk de vraag of dit zich zo scherp aftekende en zo rigide was als in de twintigste eeuw. De traditionele islam van Afghanistan was doortrokken van mystieke elementen van Soefi-achtergrond, en dat is geen recept voor al te starre orthodoxie. Gaandeweg zou dat veranderen.
Je had dus – waar eigenlijk niet – de klassenverhoudingen, de tegenstelling tussen arm en rijk, vormgegeven langs feodale lijnen. Daarnaast en ermee verweven was het patriarchale en vrouwenonderdrukkende familieverband. Hoe zat het met dat derde thema waar in recenter tijd zo veel om te doen is, de etnische samenstelling? Welnu, aan diversiteit geen gebrek op dat punt. Wat wil je, met die opeenvolging van rijken, culturen en dergelijke waarvan ik iets heb geschetst? Het was niet de scheidslijn die het later zou worden, maar het speelde wel mee. De bevolking bestond en bestaat uit Pashtuns, de grootste minderheid, vooral in het zuiden en oosten; uit Tadzjieken en Oezbeken, vooral in het noorden; uit Hazara’s in het westen van het land, en uit nog tal van andere kleinere groepen. Pashtuns domineerden vaak: de koningen vanaf 1747 waren van Pashtun-herkomst, latere politieke leiders veelal ook, en dat bleef zo toen een Communistische partij het land in 1978 overnam maar zich zonder Russisch leger niet wist te handhaven. De huidige Taliban zijn ook een Pashtun-beweging.
Heersers uit niet-Pashtun-kringen zijn uitzonderingen. En ja, onder Pashtuns en anderen was er een neiging op Afghanistan op te vatten als land van de Pashtuns. Maar je kunt niet zeggen dat niet-Pashtuns per definitie onder de heerschappij van ‘de Pashtuns’ vielen. Oezbeken en Tadzjieken waren geen ‘onderdrukte naties’ die zuchtten onder een ‘Pashtun-juk’. En natuurlijk waren ook de meeste Pashtuns gewoon straatarm en onderworpen, destijds en nog steeds. Wat wel relevant was, is de godsdienst: de islam. Ja, vrijwel alle Afghanen waren dus moslims. Maar waar de grote meerderheid een Soennitische islam aanhing, waren de Hazara’s Sjiieten.
Er waren natuurlijk ook nog de steden. Daar woonden ambachtslieden en handelaars, plus de bestuurders van het land, de koning of emir en diens entourage. Van industrialisatie was pas in de twintigste eeuw sprake, en ook toen kreeg die bepaald geen vleugels. Verstedelijking kwam er wel, maar eigenlijk kreeg ook dat pas vaart in de afgelopen decennia. En mensen werden in die latere tijd eerder naar de stad gedreven door de uitzichtloosheid en de oorlogen op het platteland dan door de aantrekkingskracht die de steden op zichzelf hadden. Kaboel werd een miljoenenstad, vooral omdat en in zoverre het platteland alsmaar onleefbaarder werd vanwege terreur en afpersing, luchtaanvallen en beschietingen. Maar we lopen nogal op de zaken vooruit, we gaan terug naar de achttiende eeuw, en snel door naar de negentiende.
Aanvankelijk had de zich vormende Afghaanse staat ook greep op flinke delen van wat nu Pakistan is, met name in de Punjab. Die raakte Afghanistan gaandeweg kwijt, waarmee een gebied met flinke landbouw- en dus belastingopbrengsten wegviel. De ambitie om die terug te winnen was een van de thema’s van de politiek van de Afghaanse monarchie. In de negentiende eeuw droeg dat bij aan spanning met een van de grote mogendheden: Groot-Brittannië dat in het Voor-Indisch schiereiland – de regio die nu India en Pakistan omvat – zich als koloniale machthebber had gevestigd. Tegelijk was er een ander koloniaal rijk in opkomst, aan de noordgrens van Afghanistan: Rusland. Het Britse en het Russische rijk waren rivalen. Ze zochten allebei invloed in Centraal- en Zuid-Azië. De strijd om invloed tussen deze mogendheden in de regio kwam bekend te staan als The Great Game. Ze wilden dan ook allebei invloed in Afghanistan, dat in een soort vuurlinie kwam te liggen. De angst dat Afghanistan, met Perzische hulp, haar eerder kwijtgeraakte territoria terug wil, plus de angst dat Afghanistan onder Russische invloed zou komen, dreef de Britse heersers tot oorlog in Afghanistan. Dat werd een koloniale afgang. Britse soldaten bezetten steden en versloegen Afghanen. Maar toen een Brits leger een vrije doortocht had bedongen van Kaboel naar Jalalabad, bleken heel veel gewapende Afghanen daar anders over te denken. Van een leger van ruim 16.000 mensen – soldaten en ondersteunend personeel – kwam volgens overlevering slechts een enkeling, de daardoor in de geschiedenisboeken belande Dr. Bryant – levend en op vrije voeten in Jalalabad aan. Helemaal kloppen deed dat niet, maar het Britse debacle was onmiskenbaar. De Eerste Anglo-Afghaanse oorlog (1839-1842) was daarmee nog niet voorbij, maar van een doorslaand koloniaal succes was hoe dan ook geen sprake.(4)
Brits protectoraat
Je zou misschien denken: die Britse koloniale machthebbers hadden hun lesje geleerd en doe geen moeite verder. Nee dus, koloniale heersers zijn hardleers… In 1878 begon een tweede Anglo-Afghaanse oorlog. Die duurde tot 1880, en kende dezelfde dynamiek als de eerste. Nu bereikte het Britse rijk iets meer: Afghanistan werd een Brits protectoraat. In de binnenlandse verhoudingen veranderde vrij weinig, het Britse gezag was daar hooguit indirect merkbaar. Maar haar onafhankelijkheid was de Afghaanse staat wel kwijt. De binnenlandse macht kwam in handen van emir Abdul Rahman. Die verwierf zich een bijnaam: de ijzeren emir. Een keihard binnenlands bestuur was van die bijnaam de achtergrond, een bestuur dat tegelijk wel hele bescheiden moderniseringen doorvoerde, van het leger en het bestuur. Ook daarvan zal de overgrote meerderheid van de bevolking weinig hebben gemerkt, of het moest zijn dat ordehandhavers iets modernere wapens inzetten tegen opstandige mensen.
Belangrijke gebeurtenis uit deze periode werd het vaststellen van een grens tussen Brits-Indië en Afghanistan. Dat gebeurde in 1893 door een zekere Mortimer Durand, en de grens ging dus de Durand-lijn heten. Relevant voor het vervolg was dat Pashtuns aan beide kanten van die Durand-lijn woonden. Pashtuns vormden dus grootste bevolkingsgroep van Afghanistan, maar er waren ook heel veel Pashtuns die in Brits-Indië, en na het vertrek van het Britse gezag dus in Pakistan, woonden. Dat had consequenties. Die waren er trouwens al eerder, want bij het afbakenen van de grens kwamen Pashtuns in verzet. Dat mondde een jaar of vier later uit in opstand, neergeslagen door 60.000 Britse soldaten.(5) Dat Britse koloniale gezag stelde helaas toch wel wat voor, maar de waardering ervoor zal er logischerwijs niet groter op zijn geworden.
Opvallend was bij herhaling waarvoor die strijdlustige Afghanen vochten in die Anglo-Afghaanse oorlogen. Niet voor ‘de natie’ of zoiets. Het vaandel van de strijd was de islam. De strijd tegen vreemde overheersing vond plaats in de vorm van een heilige oorlog tegen de ongelovigen. Op deze wijze werden de koloniale indringers het land uit getrapt. Maar op deze wijze verstevigden de landheren en de geestelijke leiders, de moellahs, tegelijk hun ideologische greep op de arme bevolking die veel van de bloedige strijd mocht uitvechten. We zien dat in latere oorlogen en conflicten keer op keer terugkomen. Wat we hier zien is niet zomaar een stokoude islamitische traditie tegen moderne indringers. We zien een traditie die precies in de strijd tegen die indringers haar vorm en haar scherpte kreeg. Uit een traditionalisme vol tegenstrijdigheden zou gaandeweg een scherp orthodox fundamentalisme worden gebrouwen.
IJzeren emir Abdul Rahman had een zoon die tot 1919 regeerde. Na diens gewelddadige dood was het de beurt aan een andere zoon van die emir, Amanoellah. Die brak met de Britse invloed, er kwam een Derde Anglo-Afghaanse oorlog in 1919, maar het Britse gezag hield het snel voor gezien. Afghanistan was vanaf dat jaar een onafhankelijke staat. De diplomatieke koers werd pro-Russisch – een Rusland waar na de revolutie van 1917 de Bolsjewieken aan de macht waren gekomen. Amanoellah voerde hervormingen door in de richting van een moderne, seculiere staat, ook met meer rechten voor vrouwen. Atatürk, grondlegger van het moderne seculiere Turkije, was een soort rolmodel. Wel liet emir Amanoellah zich in 1926, ietsje minder modern, tot koning uitroepen. Zijn hervormingen riepen hetzelfde soort weerstand op als de koloniale Britse indringers: traditionalistisch en godsdienstig verwoord verzet maakte dat het hervormingsprogramma al snel van scherpe kanten werd ontdaan en zelfs deels teruggedraaid. De dynamiek die Britse indringers had helpen verdrijven, keerde zich nu ook tegen binnenlandse moderniseerders. In 1927 volgde een nieuwe hervormingsronde, met zelfs algemeen kiesrecht en dienstplicht in de aanbieding. Nu volgde er opstand vanuit de traditionele kant, en Amanoellah ruimde het veld. De macht kwam voor de verandering in handen van een Tadzjiek, van de hervormingen bleef amper iets over. Van de macht van de nieuwe machthebber evenmin, want al in 1929 maakte Pashtun-verzet er een einde aan.
Nadir Shah werd koning, maar ook niet erg lang want hij werd in 1933 omgebracht en gevolgd door zoonlief Zamir Shah. Die bleef koning tot in 1973. Familieleden van de koning bekleedden de belangrijkste posities in de staat. In de hoofdstad Kaboel was sprake van een politiek leven in de moderne zin van het woord, met soms zelfs verkiezingen en dergelijke. Ook bleven er op bescheiden schaal hervormingen plaats vinden, richting een iets moderner bestuur, een infrastructuur en dergelijke. Op het platteland heersten echter als vanouds de landheren over de pachters, geassisteerd door de moellahs die een passend mengsel van gezagsgetrouwheid, onderworpenheid en familie-eer predikten dat paste bij de verhoudingen zoals die landheren het graag zagen.
Modernisering
Afghanistan bleef buiten de Tweede Wereldoorlog, maar niet buiten de Koude Oorlog tussen de Sovjet-Unie en de VS die daarop volgde. Het land hoorde bij geen van beide machtsblokken en ontving steun uit beide kampen, al won de Sovjet-Unie het met straatlengten afstand. Maar van Russische overheersing was vooralsnog geen sprake. In 1953 werd een neef van de koning, Mohammed Daoed, de premier van het land en feitelijk de sterke man. Hij moderniseerde op de inmiddels bekende manier, maar omdat de economische hulp binnenstroomde was daar nu ook meer geld voor beschikbaar. Dat ging in wat elke moderne machthebber beoogt: een stevig militair apparaat, flink wat ambtenaren in de overheid, en een snelgroeiend onderwijsstelsel. In de steden veranderden er nu echt dingen, als je door Kaboel liep, liep je in een vrij open, Westers aandoende stad. Noot voor degenen die pas tijdens de macht van de PVDP, de Communistische partij, vanaf 1978 een meer open en ook vrouwvriendelijker sfeer in de steden weten waar te nemen: nee dus. Dat gebeurde ook al onder de autoritaire moderniseringen in de tijd van Daoed. Vooral met Russisch geld, die moderniseringen, dat dan weer wel. En nog steeds deed het platteland niet bepaald mee. We zagen trouwens al dat in de jaren twintig serieuze stappen in deze richting werden geprobeerd.
Daoed zocht vrij nauwe samenwerking met de Sovjet-Unie. Tegelijk vocht Afghanistan onder zijn leiding een conflict uit met buurland Pakistan. We weten inmiddels dat veel heersers van Afghanistan Pashtuns zijn, ook de vorst en ook neef Daoed. We weten ook dat het gebied waar Pashtuns woonden, doorsneden werd door de Durand-lijn die Afghaanse en Pakistaanse Pashtuns van elkaar scheidde. In Afghaanse Pashtun-kringen circuleerde dan ook het concept Pashtunistan, het idee dat de Pakistaanse Pashtun-gebieden bij Afghanistan hoorden. Dat streefde Daoed dan ook na, en dat leidde soms tot gewapende Afghaanse acties in Pakistan. Dat laatste land was pro-Westers, een loyaal Amerikaans bondgenoot, wat weer te maken had met de rivaliteit met buurland India dat op vrij goede voet met de Sovjet-Unie stond. Een pro-Amerikaans Pakistan, een pro-Russisch Afghanistan, en een potentieel gewapend conflict over door Pashtuns bewoond gebied. Dat was de situatie in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Voluit oorlog werd het niet. Van belang voor wat volgt was het wel. De rol van Pakistan in latere conflicten binnen Afghanistan vinden in dit conflict een soort voorbode en aanloop.
Belangrijk was bovendien dat er ook toen al fundamentalistische groepen actief waren in Afghanistan. Waar vluchtten leden van die groepen heen als de repressie – door een regime dat aan het moderniseren was en enigszins pro-Russisch bovendien – toesloeg? Inderdaad. Naar Pakistan. Dat speelde vooral later in de jaren 1970. Maar al eerder was er spanning.. ‘Pakistan was al sinds de jaren 1950 islamistische groeperingen zoals de Jamaat-e-Islami aan het gebruiken om Afghaanse zaken te beïnvloeden. In die tijd had Pakistan legitieme zorgen: Afghanistan wees Pakistans legitimiteit en postkoloniale grenzen af, koesterde Pashtun-nationalisme en voerde zelfs invasies uit in Baloechistan en diverse Tribale Gebieden’, lezen we in een informatief artikel van het mainstream magazine Foreign Policy.(6) Dat Pashtun-nationalisme slaat op het concept ‘Pashtunistan’. De postkoloniale grens is natuurlijk die eerder besproken Durand-lijn. De rol van Pakistan, veel later, als uitvalsbasis voor gewapende fundamentalisten tegen het Communistische bewind en de latere bezetting van Afghanistan door de Sovjet-Unie, hier in deze conflictstof een aanloop en achtergrond.
Tot oorlog met Pakistan kwam het destijds niet. In 1963 moest Daoed het veld ruimen en was het tijdelijk gedaan met de pro-Russische koers. In de steden was intussen spreke van beginnetjes van partijpolitiek leven. Dat bracht vooral studenten in beweging. Die waren er in steeds grotere aantallen, en een aanzienlijk deel van hen had relatief arme ouders en kwam van het platteland. Onder hen was een sterk bewustzijn van de noodzaak tot drastische hervormingen en moderniseringen. Voor een deel van hen werd de Sovjet-Unie het lichtend voorbeeld. Uit discussiekringen van zulke studenten en intellectuelen kwam in 1965 de Democratische Volkspartij van Afghanistan, DVPA, voort, feitelijk een Communistische Partij, al heette het niet zo.
De partij oriënteerde zich op de Sovjet-Unie, maar veel van haar leden stonden vooral ook positief tegenover de hervormingen van kort daarvoor afgezette premier Daoed en hoopten op een doortastender versie van diens programma. Men streefde, zo luidde de partijdoctrine, naar democratische veranderingen. Daarmee werd niet zozeer een stelsel van zeggenschap van de bevolking, bijvoorbeeld via vrije verkiezingen en bijbehorende vrijheden bedoeld, maar een programma van hervormingen die ten gunste van de bevolking kwamen, of geacht werden te komen. Wat die bevolking daar zelf van vond, werd aanzienlijk minder belangrijk gevonden. De visie omvatte bijvoorbeeld landhervormingen, onderwijs voor vrouwen net zo goed als voor mannen, een doorbreking van de verstikkende patriarchale en traditionele verhoudingen. Nobele idealen! Maar de strategie om ze door te voeren was top-down: een elite van verlichte mensen moest het bestuur overnemen en de nobele idealen gaan doorvoeren. Daar kwam de politiek van de DVPA op neer.
De zaak werd nog aanzienlijk lastiger doordat de klasse waar communistische partijen graag hun achterban vinden – een industriële arbeidersklasse – zo goed als ontbrak. Naar de arme boeren dan, naar het voorbeeld van Mao Zedong in China? Dat zou niet wezenlijk minder autoritair zijn uitgepakt, want boeren waren bij Mao weliswaar de bewapende achterban, maar niet de beoogde nieuwe machthebbers. Maar er zou dan wel een bredere basis van strijd zijn geweest, een bredere basis ook van een eventueel nieuw regime. Gezien de intense greep die landheren en moellahs op het platteland hadden, maar ook gezien het ongeduld van radicale studenten en hun diepe minachting voor het plattelandsleven waarvoor ze juist richting stad en universiteit waren gevlucht, trok die optie echter weinigen aan.
Er werden weliswaar Maoïsten actief in Afghanistan. Maar de dominante kracht ter linkerzijde was toch de DVPA. En die DVPA concentreerde zich op studenten en aanverwante delen van de middenklasse, al domineerde ze ook het beetje arbeidersbeweging dat er ontstond. De DVPA richtte zich op een piepkleine, stedelijke minderheid dus. Zo vormde zich in Afghanistan een door en door stedelijk, door en door elitair, door en door autoritair soort van links, dat tegenover een overwegend aartsconservatief platteland kwam te staan in een bittere confrontatie. Het gevolg was intens tragisch. Hoe tragisch? Dat is stof voor een volgend artikel.
Noten:
1 ‘Geschiedenis van Afghanistan’, Wikipedia, gecheckt 27 augustus 2021, https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Afghanistan
2 ‘History of Afghanistan’, Wikipedia, gecheckt 27 augustus 2021, https://en.wikipedia.org/wiki/History_of_Afghanistan
3 Voor de schets over de sociale verhoudingen op het Afghaanse platteland baseer ik me onder meer op Jonathan Neale, ‘The Afghan Tragedy’, International Socialism, tweede serie nr 12. voorjaar 1981, te vinden via https://www.marxists.org/history/etol/newspape/isj2/1981/isj2-012/neale.htm
4 Zie de schilderachtige schets die Friedrich Engels in 1857 schreef in ‘Afghanistan’, verschenen in The New American Cyclopaedia in 1858. Gevonden via http://www.marxist.com/afghanistan-engels-1857.htm, en voor een moderene kijk op de gang van zaken: ‘Secons Anglo-Afghan War’, Wikipedia, https://en.wikipedia.org/wiki/Second_Anglo-Afghan_War (gecheckt 28 augustus 2021)
5 Suchitra Vijayan, ‘Drawing a line in Afghanistan’, Red Pepper, 5 augustus 2021, https://www.redpepper.org.uk/drawing-a-line-in-afghanistan/
6 C. Christine Fair, ‘Pakistan and the United States Have Betrayed the Afghan People’, Foreign Policy, 16 augustus 2021, https://foreignpolicy.com/2021/08/16/pakistan-united-states-afghanistan-taliban/
- Ook verschenen bij PeterStormt