Althans als we de redenatie volgen van Adrian Hart in het VERZETSblad waarvoor tientallen verzetsstrijders zijn kapotgeschoten in de duinen, is “racisme vandaag heel, heel zeldzaam”.
Sterker nog juist de focus op racisme, de campagnes die racisme willen bestrijden, de regelgeving en de zero tolerance (vooral in Groot-Brittannië is men daar erg streng op) houden racisme in stand.
De spreekkoren, de racistische uitingen zoals apengeluiden en andere niet mis te verstane teksten die tijdens een voetbalwedstrijd over de tribunes schallen, moeten niet zo serieus genomen worden. Nee, het zijn degene die daar aanstoot aannemen, die het niet begrijpen.
En natuurlijk zijn die hier in Nederland de grachtengordeltypes.
Degene die door de spreekkoren beledigd worden, spelen blijkbaar helemaal geen rol.
Ze kunnen hard overkomen, maar laten we ze niet zo letterlijk nemen. Voetbalsupporters hebben nu eenmaal een raar soort humor. De elitaire types in de politiek en de journalistiek snappen die niet. Daar denken ze dat alle supporters totale leeghoofden zijn met een moraal uit de zeventiende eeuw. Het antiracismebeleid dat het Europese voetbal teistert, zie ik als een teken van doorgeslagen zero tolerance.
Het is de zgn. zero tolerance die volgens Hart het meest kwalijke is. Deze kijkt namelijk niet naar de context, alleen naar het woord of de uitspraak. In de nanny state Groot-Brittannië, wordt deze inderdaad heel strikt gehandhaafd. Ook seksistische uitlatingen worden niet getolereerd en kosten publieke figuren vaak de kop.
Die zero tolerance treft alle sociale klassen en niet alleen de onderste zoals Hart stelt.
Zero tolerance klinkt heel stoer, maar het is een teken van een onthutsend simplisme. De neiging om alle context buiten beschouwing te laten, past in een bredere trend waarbij het volk – vooral de lager opgeleiden onder ons – wordt gezien als gajes. Het is alsof wij, gewone mensen, zo ongemanierd en onbeschoft zijn, dat we alleen nog in bedwang kunnen worden gehouden met regels, wetten en toezicht.”
Hart hekelt ook de anti-racisme campagnes en protocollen in het basisonderwijs.
Kinderen zijn kleurenblind. Zij kunnen volwassenen nog heel wat leren over hoe we met elkaar kunnen omgaan zonder racistisch te zijn.
Hart gaat er hierbij vanuit dat kinderen als een tabula rasa op school komen, zonder enige vorming of van huis uit meegekregen vooroordelen. En dat is natuurlijk onzin. Het is een ontkenning van de werkelijkheid. Een ontkenning die het mogelijk maakt om te concluderen dat:
Die vanzelfsprekendheid verandert pas wanneer je ze gaat vertellen dat racisme fout is. Want daarmee leg je een concept uit dat ze helemaal niet kenden. Zeker niet de huidige generatie: etnisch de meest diverse generatie ooit, met meer gelijke kansen en meer mogelijkheden dan ooit. Het is niet perfect, maar we zijn op de goede weg.
Beleid, campagnes, bewustwording is allemaal onzin, werkt niet en ook de slachtoffers, want die zijn er, ondanks dat racisme “heel zeldzaam” is, dus wel volgens Hart schieten er niets mee op.
Het zorgt alleen voor zwakke, zielige, ruggengraatloze mensen.
Een streng antiracismebeleid reduceert de mens tot een achterlijk kuddebeest, dat niet in staat is om de intentie achter een bepaalde uiting te begrijpen. Zo’n beleid benadrukt het idee dat wij mensen in essentie uiterst kwetsbaar zijn, alsof we voortdurend ernstige emotionele schade dreigen op te lopen doordat iemand een of ander woord gebruikt dat is aangemerkt als een uiting van racisme.
De antiracisten creëren een cultuur waarin je je meteen slachtoffer moet voelen als je een lelijke opmerking te verduren krijgt. Een cultuur waarin je bij meneer de agent of bij de therapeut moet aankloppen als iemand op jouw tere ziel trapt. Een cultuur waarin je vooral níet geacht wordt om zelf na te denken of om zelf op te treden wanneer iemand je beledigt. Ik weet niet zo goed wie daar bij gebaat zou zijn.”
Ik kan er in meegaan dat een overregulatie zijn doel voorbij schiet, en wellicht is daar in Groot-Brittannië sprake van. Hier in Nederland is dat niet zo. Hier mag je heel veel roepen, schreeuwen, brallen, je mag als politicus zelfs hele groepen wegzetten als minderwaardige burgers, zonder dat er gestraft wordt. Daarom is het hier des te meer zaak dat racisme maar ook seksisme en andere vormen van discriminatie aan de kaak gesteld worden. We hebben er niets aan om dit aan de kant te schuiven en als nauwelijks bestaand weg te wuiven.
Blinde veroordeling, zoals volgens Hart in Groot-Brittannië schijnt plaats te vinden is inderdaad niet iets wat je wilt, de context waarin iets gezegd wordt moet altijd in ogenschouw worden genomen. Desalniettemin moet daar waar wel degelijk sprake is van racisme, discriminatie of seksisme dit zo nodig strafrechtelijk veroordeeld worden en is bewustmaking nog steeds nodig.
Dit heeft niets met vrijheidsbeperking, zoals Hart doet voorkomen:
“Ja, het gaat hier om onze vrijheid. Ik wil niet dat de overheid me voortdurend vertelt wat ik wel of niet mag zeggen. We koersen aan op een Orwelliaanse samenleving vol braveriken. Nou, dan leef ik liever in een wereld waarin ook ik af en toe word beledigd.”
De vrijheid van de één mag niet ten koste gaan van de ander. Dus wij en de andere hierboven genoemde organisatie kunnen, wat mij betreft, nog even wachten met het zichzelf opheffen.