De kwaliteit van het bestaan

Joop
Al zijn wij in fatsoen verdreest…

De Partij van de Arbeid had in 1958 twaalf aaneensluitende regeerjaren achter de rug, een record waarvan men zich kan afvragen of het nog geëvenaard laat staan gebroken zal worden. Nadat de partij door de confessionelen (zo werden de voorlopers van het CDA genoemd) buitengewerkt was, was deze niet alleen verdreest (Drees ging met pensioen) maar ook enigszins verweesd.

Wat moest het streven zijn in een economie die welvaart leek te beloven? De toenmalige directeur van de Wiardi Beckmanstichting, Joop den Uijl, vertelt:

[Op] een zaterdagmiddag, toen ik in de Leidsestraat liep en daar de boekhandel van K.J. Bas binnen liep [begon de totstandkoming van het rapport]. Met de trefzekere hand die men op die leeftijd nog heeft begaf ik mij naar de boekenkast en zag een nieuw Amerikaans boek van John Kenneth Galbraith, The Affluent Society, en schafte mij dat boek aan. […] Dat boek heeft veel indruk op mij gemaakt en is in zekere zin mede aansprakelijk voor de totstandkoming van Om de kwaliteit van het bestaan.’ Kern van de gedachtegang van Galbraith – en van het WBS-rapport – is dat in de naoorlogse periode weliswaar de private welvaart fors gestegen is, maar de publieke voorzieningen daarbij ernstig achter zijn gebleven. ‘In de geduldige cijfers van het nationale inkomen telt de electrische tandenborstel evenzeer als de verpleeghulp, de reclame-uitgaven voor het definitieve kalmeringsmiddel evenzeer als de entreeprijzen voor de schouwburg, het commissarissentantième evenzeer als de blindenrente’, aldus Den Uyl op het PvdA-congres in 1963. Om socialistische doelstellingen van vrijheid, gelijkwaardigheid en kwaliteit van het bestaan dichterbij te brengen is voorrang voor collectieve voorzieningen noodzakelijk.

“Collectieve voorzieningen”, zij zouden het kernpunt moeten zijn van het sociaal-democratische streven, in het bovenstaande citaat zelfs socialistisch genoemd. De Canadese econoom J.K. Galbraith beschouwde zich ook als sociaal-democraat, als zodanig presenteerde hij zich in syndicated columns die in Nederland geplaatst werden in De Volkskrant. Nog pas dertig, veertig jaar geleden… Den Uijl moet in zijn partij nog getooid zijn geweest met de naam Uylbraith. De gedachte aan private rijkdom gecombineerd met openbare armoede was een gruwel in de ogen van de postkeynesiaan Galbraith.

Maar is het een blijvend idee geworden voor de PvdA? Achteraf bekeken ziet het er naar uit dat het de laatste verschijningsvorm is geweest van een stroming die het “neoliberale” geweld van de jaren tachtig niet heeft doorstaan. De schrijver van Om de kwaliteit van het bestaan zou zich nooit “liberaal” gaan noemen en zou na zijn terugtreden als fractievoorzitter ook niet het commissarissentantième-wereldje induiken (“Bonus” noemt men het nu zo fijnzinnig, geen moeilijke woorden alstublieft). Hij is de publieke zaak blijven dienen tot hij geveld werd door een akelige ziekte.

Het WBS-artikel “Om de kwaliteit van het bestaan”.
Om de kwaliteit van het bestaan zelf, uit een bundel verzamelde artikelen van Den Uijl.

Galbraith heb ik tot mij genomen als “andere stem” in de economiestudie, hij is altijd als irrelevant afgedaan door de pseudowetenschapslieden in die kringen.
Een samenvatting van The affluent society en van The new industrial state.

Dit is een aflevering in de serie De Rode Canon

4 gedachten over “De kwaliteit van het bestaan”

  1. De kwaliteit van het bestaan laat vooral zien hoe de PvdA daar al van het klassiek socialisme van rechten voor de arbeiders afstapt omdat die grotendeels zijn gerealiseerd en overgaat naar de op maatschappij en betaalbare voorzieningen voor de gewone man gerichte sociaal-democratie. Het laat zien hoe men met gemengde gevoelens omgaat met het succes van een welvaartsstaat, alsof Den Uyl moeite heeft de zich ontworstelde arbeider los te laten in zijn ontwikkeling. De burger wordt ouder en kan meer spenderen en consumeren. Den Uyl lijkt zich te realiseren dan de algemene welvaart beter is geworden maar armen achterblijven en anderen exponentieel profiteren van het PvdA beleid. De welvaartsongelijkheid is niet minder geworden. Daarop begon men de economie zwaarder te belasten waardoor uiteindelijk Den Uyl zijn eigen succes jaren later om zeep hielp (laat dat dus ook een les zijn voor SP en PvdA). Welvaart en werkgelegenheid moeten leidend blijven, relatieve ongelijkheid tussen rijken en armen gaan bestrijden kan je de economie bekopen.

    Citaat uit “De kwaliteit van het bestaan”:
    ‘De welvaartsstaat, waarin de overheid streeft naar volledige werkgelegenheid en de bestaande verdeling van het inkomen zich handhaaft kan geen eindstation zijn. Nodig is een aanpak, die de immanente krachten van de huidige welvaartsgroei weet te controleren en te richten op vergroting van het gemeenschappelijke welzijn.
    Tot een simpele formule teruggebracht, kan worden gesteld dat onze samenleving er tot op zekere hoogte in is geslaagd om een continue welvaartsgroei te verzekeren, dat ze er echter niet in is geslaagd in deze ontwikkeling sociale rechtvaardigheid en harmonische ontplooiing van enkeling en groep te verwezenlijken.’

  2. ‘De verbetering van de gezondheidszorg heeft geleid tot een nog steeds voortgaande stijging van de gemiddelde levensduur. Het aandeel van de bejaarden in de totale bevolking neemt voortdurend toe.
    Verbetering van de gezondheidszorg heeft dus mede als consequentie het treffen van kostbare voorzieningen terwille van de groeiende groep hulpbehoevende bejaarden. Uitbreiding van het onderwijs, wellicht de meest revolutionerende factor in onze moderne maatschappij, brengt een andere levensstijl naar voren. De man en de vrouw die vreemde talen kunnen spreken, die het vanzelfsprekend vinden om naar het buitenland te reizen, die aanspraak maken op ruimere en betere woningen, op het hebben van een auto, op het benutten van de vrije tijd voor de recreatie, kortom een levensstijl waarin een grotere levensontplooiing wordt gerealiseerd.’

    Den Uyl ziet de opkomst van de intellectuele sociaal-liberaal uit het PvdA beleid en merkt tevens op dat de gezondheidszorg steeds duurder wordt. Ook merkt Den Uyl op -ondanks alle scholingsmogelijkheden en voorzieningen- het gemopper van de zich nog steeds arm voelende arbeider die al dat academisch gelul niks vindt. PvdA verloor ook ondanks de heroriëntering later 5 zetels.

  3. heeft de ontwikkelde en vakbekwame arbeider die academisch gevormde lulhannessen wel nodig?
    zou het niet zo zyn dat je als vry mens en jezelf ontploiend geen behoefte meer hebt aan een rechtse EN linkse kerk.

    Is de oude tegenstelling tussen werknemers(+vakbonden) en werkgevers (privaat of overheid) nog van deze tyd???

    Een kleinere overheid is OK tenzy daar een op winstmaximalisatie bedryfsleven induikt.

    Kortom begib met extreme inkomens verschillen aan te pakken.

    Duidelijk is dat nonprofit bestuurders boven de balkende norm niet links maar rechts zyn, ook al zyn ze lid van groenlinks of pvda

Reacties zijn gesloten.