Ik keek naar deze documentaire, door collega Jvdheuvel gepost.
Je kunt het zien als een waarschuwing, over hoe snel en extreem waarden en rechtsbeginselen kunnen verschuiven.
Ik ben 18 jaar na het aflopen van de Tweede Wereldoorlog geboren. Het lijkt zo’n lange periode, maar als ik nu terugdenk aan 18 jaar geleden, 1996, is het helemaal niet zo lang. Dat was toen ik de IT ingesleurd werd, zoals dat destijds menig loslopend type gebeurde dat een minimale vaardigheid in logisch nadenken leek te hebben en ik herinner het me perfect. Het vormde de basis voor het werk dat ik vandaag de dag nog steeds doe (dus nee, stelletje rechtsrabiaten op twitter, ik hèb geen uitkering).
Ik bevind me momenteel voor dat werk in het betreffende land van de video, te Frankfurt, en zelfs zeventig jaar later kun je nog zien hoeveel schade er destijds is aangericht.
Aan de mensen zelf merk ik overigens niets, twee generaties later. De mensen hier zijn vrijwel altijd aardig en beleefd. In de trein staat men direct op voor ouderen als er geen zitplaatsen zijn, ik word in winkels uitermate beleefd en vriendelijk geholpen. Ik stond laatst op het postkantoor in Frankfurt ongelooflijk te klunzen met een doos waarin ik een cadeautje moest inpakken, toen een vriendelijke jonge vrouw me gelukkig liet zien hoe die uit te klappen, anders had ik er nu nog gestaan.
Ooit, bijna 25 jaar geleden, kwam ik als chauffeur bij een sneltransportdienst regelmatig in Duitsland, en ook toen viel me al op dat ik er bijna altijd heel prettig geholpen werd. Alleen als men dan eens een keer niet beleefd was, was het gelijk ook helemaal het andere uiterste, heb ik ervaren. Maar dat was echt zelden het geval.Toevallig werd ik ook toen juist in Frankfurt eens heel goed geholpen. Het was de enige keer dat ik hier moest zijn als chauffeur, met een bestelbus en aanhanger vol drukwerk, en een taxichauffeur die me op de kaart zag turen riep me door zijn open raam toe hoe ik moest rijden, na gevraagd te hebben waar ik moest zijn. Ook op mijn huidige werk is men in het algemeen rustig, gemoedelijk en vriendelijk.
Waar je met name zeventig jaar later natuurlijk wel nog steeds – zij het op slechts oppervlakkige, visuele wijze – aan merkt dat er ooit iets heel ergs in dit land gebeurd is, is aan de gebouwen.
In Frankfurt, en ook hier in Offenbach waar mijn hotel zich bevindt, zie je de wonden die er in zo’n stad geslagen zijn, door de vele moderne blokken die je er in een toch zo oude stad aantreft. En zijn dat in Frankfurt meestal nog tamelijk glimmende, nieuwe gebouwen, in Offenbach zijn het in het centrum veelal willekeurig bij elkaar elkaar gesmeten betonblokken in de welhaast crimineel lelijke stijl van de jaren zestig, zeventig en tachtig. Kantoorgebouwen en ooit als modern beschouwde overdekte, nu half leegstaande winkelcentra, u kent het wel. Eénderde van de stad werd vernietigd.
Een speciaal gebouw dat – bij nader inzien – wel heel specifiek aan de oorlog herinnert is een merkwaardig, enigszins sinister aandoend gebouw pal naast dit hotel. Het heeft vrijwel geen ramen, alleen luchtgaten, en er zit een reliëf aan de voorkant dat een vader en moeder en kind toont, met het jaartal 1941 eronder. Ik kon maar niet begrijpen wat het geweest was, een weeshuis, een ziekenopvang? Maar waarom dan geen ramen? Enig googelen leerde me dat dit een bovengrondse schuilplaats, een zogenaamde ‘bunker’, voor bombardementen is geweest. Deze is in 1941 gebouwd, maar al vroeg in de jaren dertig was men begonnen met het plannen van dit soort gebouwen, las ik. Dus zo lang geleden wist men al dat het oorlog zou (kunnen) worden.
Je gaat je ook afvragen hoeveel mensen hier dan achter Hitler aangelopen hebben, destijds. Welnu, in Offenbach viel dat wel enigszins mee. De SPD, de socialistische partij, had er in 1933 bijna evenveel stemmen als de NSDAP, en dan was er nog de KPD, de communistische partij, die ongeveer tweederde daarvan had. Het was een arbeidersstad, denk ik. Ooit was de lederindustrie groot hier, waar ik dagelijks aan herinnerd wordt door de halte ‘Ledermuseum’ op weg naar mijn hotel.
Heden ten dage is het hier tamelijk arm, wat je ziet aan de slecht onderhouden gebouwen, maar gisteren zag ik tot mijn schrik ook tot twee keer toe oudere dames lege blikjes zoeken in de afvalbakken. Ze zagen er onopvallend uit en zeker niet als daklozen, maar je moet toch wel heel erg aan de grond zitten als je lege blikjes als extra bijverdienste nodig hebt. Ik zou trouwens niet eens weten waar je die dan moet inleveren, blijkbaar bij de oude metalenhandel. Het levert 70 cent per kilo op, zo lees ik. Als je toch op die manier oud moet worden… Het doet me beseffen wat een geluk ik heb dat ik vaardigheden heb die redelijk tot goed betaald worden. Nog wel. Maar wat als ík oud ben?
Ik verblijf in een wijk waar wel 70% van de mensen niet-Duitse wortels heeft, grotendeels Turks denk ik, en hoe makkelijk zullen zij niet weer het slachtoffer kunnen worden van oplaaiende volkswoede? Vooral als er, net zoals in de jaren dertig, weer mensen ten prooi gaan vallen aan extreme armoede ten gevolge van het nietsontziend kapitalisme. Want daar lag de grondreden voor de onvrede en woede zoals die in het Duitsland van de jaren dertig opspeelde, de wanhopige armoe die het gevolg was van de onredelijk zware sancties die Duitsland na de Eerste Wereldoorlog opgelegd waren. Dat maakt het veel makkelijker voor volksmenners als Hitler om het vuur hoog op te stoken.
De geschiedenis herhaalt zich, maar nooit op precies dezelfde manier. Wel bevinden we ons weer in gevaarlijke tijden.