Dit artikel verscheen eerder op de website van Jan Dirk Snel.
Ik moet nog iets afmaken. In het stukje hiervoor antwoordde ik op de kritiek die Joel Erwteman over mijn eerdere beschouwing over neutraliteit gaf, maar het thema grondrechten liet ik buiten beschouwing. Ik was eigenlijk van plan om mijn antwoord op dat thema in een bredere beschouwing te verwerken, maar ik merk dat dat te omslachtig wordt. Ik doe het hier even afzonderlijk en ik zie nog wel of er nog meer komt.
Het probleem is een beetje dat ik het in feite min of meer eens denk te zijn met veel van wat Erwteman op hoofdlijnen opmerkt, maar dat ik de indruk heb dat hij mijn eerdere betoog onjuist weergeeft. Eigenlijk was de passage over grondrechten – het middendeel – in een stuk over de vraag of de overheid al dan niet neutraal is, niet nodig, denk ik. Maar omdat ik betoogd had, dat de overheid zich wel degelijk met normatieve opvattingen over het goede leven bezighoudt en daarbij soms behoorlijk ver gaat, kwam ik kennelijk op de gedachte om ook op de pendant te wijzen: er zijn zaken, die ook betrekking hebben op datzelfde goede leven, waar de overheid zich buiten houdt. Die sfeer wordt naar mijn idee (mede) bestreken door de grondrechten en daarom schreef ik erover.
Erwteman meent dat ik inga op ‘de vraag naar de rechtmatigheid van overheidshandelen’, maar ik doe dat in ieder geval niet in die terminologie. Het woord rechtmatig(heid) valt nergens. Naar mijn idee spreek ik in meer feitelijke, constaterende termen: zo en zo heeft de overheid zich nu eenmaal ontwikkeld. Ze is zich met van alles en nog wat gaan bemoeien, maar ze heeft tegelijkertijd feitelijk ook grenzen aan de eigen bemoeizucht gesteld, met name in de vorm van grondrechten.
Erwteman betoogt bijvoorbeeld ‘dat een neutrale, redelijke, overheid niet moet treden in wat mensen geloven en vinden.’ Maar volgens mij vertelt de overheid ons op allerlei gebieden voortdurend dat we beter dit dan dat kunnen vinden, of zelfs geloven. De overheid is niet neutraal en hoeft ook niet per se te proberen dat te zijn – al kan dat streven verstandig zijn, viel ik Erwteman in mijn vorige bijdrage bij -, maar ze moet daarbij wel grenzen kennen. Ze kan me niet alles opleggen. Ik kan mijn mening tegenover die van de overheid stellen. In mijn levenspraxis kan ik me niets of weinig aantrekken van de aanmaningen van de staat. Dat is de vrijheid die de grondrechten enigszins afschermen, juist tegenover een overheid die overloopt van waardebepaalde opvattingen.
Het gaat allereerst om een feitelijke, enigszins gelijktijdige ontwikkeling. De overheid is zich met meer dingen bezig gaan houden en tegelijk heeft ze daarbij vrijheden toegestaan. ‘Als ik hem goed begrijp’, schrijft Erwteman over mij, ‘zegt hij: in een democratie doet de overheid wat hij wil, tenzij er sprake is van een grondrecht.’ Dat lijkt me feitelijk redelijk juist. De overheid doet inderdaad van alles en nog wat en laat zich door grondrechten op zijn minst enigszins inperken. Het is natuurlijk niet de enige grond. De overheid houdt zich ook gewoon aan de wet en aan internationale verdragen.
Als we daarna een normatieve invalshoek invoeren, dan lijkt me die allereerst van politieke aard. Dan gaat het dus om rechtsvorming. Het gaat dan eerder om de klassieke vraag naar de taak of taken van de overheid. In de afgelopen twee eeuwen hebben vele theoretici zich daar het hoofd over gebroken, maar een sluitend antwoord hebben ze nooit gevonden. De geschiedenis heeft laten zien dat ook regeringen die zich voornamen terughoudend op te treden, zich door de omstandigheden gedwongen voelden in te grijpen op terreinen waar ze dat liever niet deden. Soms moet je nou eenmaal even snel de landbouw of de staalindustrie of een omvallende bank redden. Maar zowel van politici, die het recht veranderen en nieuw recht maken, als van juristen en ambtenaren die met dat recht werken, mag gevraagd worden dat ze zich door grondrechten laten gezeggen. In die zin kun je ook over rechtmatigheid spreken, maar het lijkt me dat de vraag naar rechtmatigheid op zich breder is. Het recht geldt immers altijd.
Dan de grondrechten zelf. Wat is hun aard? Erwteman denk dat ik een grondrecht zie als ‘een historisch artefact dat bepaalde gebruiken canoniseert’. Het spijt me, maar ik geloof dat wat ik schreef, toch eerder in omgekeerde richting wijst. Ik merkte bijvoorbeeld op dat de klassieke grondrechten weliswaar vaak al in voorgaande eeuwen zijn geformuleerd, maar dat ze pas ‘vrij recent (…) verkeerden in afdwingbare rechten.’ En ook in een volgende alinea merk ik op dat grondrechten ‘pas in de laatste decennia’ meer geworden zijn dan ‘een leidraad voor de wetgever.’ Ik beschrijf grondrechten in hun huidige gestalte dus juist als moderne, recente verschijnselen. Dat lijkt me toch ongeveer het tegendeel van historische maaksels.
Mijn vermoeden is dat het misverstand is ontstaan door een voorbeeld, dat trouwens tamelijk willekeurig gekozen was: regels omtrent het slachten van dieren. Ik herinner me nog dat tijdens het schrijven me enkele voorbeelden voor de geest zweefden en ik dit koos, omdat het niet over één traditie gaat. Ik had het over ‘eeuwenoude praktijken.’ Maar dat is iets anders dan eeuwenoude grondrechten. Ik neem aan dat een groot deel van de mensheid dieren altijd onverdoofd geslacht heeft. De oude praktijk die die nu verboden dreigt worden, was, vermoed ik, geen erg specifieke praktijk van bepaalde tradities. Iedereen deed het zo. Maar een praktijk is geen grondrecht. Dat wordt het niet alleen pas nadat de gedachte aan grondrechten is opgekomen en dat is pas in de laatste eeuwen gebeurd, maar ook pas op het moment dat een ooit vanzelfsprekende praktijk omstreden raakt.
Mijn stuk was meer constaterend dan normatief. Overheidsingrijpen en grondrechtendenken horen bij elkaar. Ik constateerde slechts dat juist door verregaande bemoeienis van de overheid grondrechten ook weer aangevochten kunnen raken.
Ik zeg in mijn stukje niets over de fundering van grondrechten en dat was ook niet de bedoeling. Het is afzonderlijk en moeilijk onderwerp. Grondrechten zijn kennelijk ontwikkeld omdat er behoefte aan was. Er waren mensen met een andere religie dan de officiële – religies zijn van origine dingen die de hele gemeenschap binden – en die wilden graag vrijheid voor hun groep. Er waren mensen die andere opvattingen hadden dan die van de overheid of de meerderheid en die graag de vrijheid wilden om die toch in boekvorm te publiceren. Er wordt vaak gezegd dat er voor die rechten gestreden is en dat is soms ook wel zo, maar het is vaak ook waar dat de overheid constateerde dat het eigenlijk best ging. Er bleken meerdere religieuze groepen te zijn en die gedroegen zich vreedzaam. Waarom zou je ze dan ook niet officieel de vrijheid geven? Er waren mensen die omstreden boeken schreven, maar ze werden toch verspreid en de maatschappelijke orde bleek er echt niet door in gevaar te komen. Waarom zou je ze dan ook niet gewoon op papier hun vrijheid gunnen?
Grondrechten waren, vermoed ik, aanvankelijk vooral gunsten. Zoals de overheid vroeger specifieke privileges verleende, waren grondrechten veralgemeniseerde privileges, zou je kunnen zeggen. De overheid deed zekere beloftes omtrent haar betrouwbaarheid. Je wist waar je aan toe was. Pas door de opkomst van het bestuursrecht, dat zich ontwikkelde vanuit het beroep op de Kroon – oorspronkelijk vaak ook het vragen om een gunst –, zijn grondrechten ook echt afdwingbare rechten geworden.. En dat is nog niet lang geleden gebeurd.
Maar over de theoretische en praktische fundering van grondrechten zegt dit nog allemaal niets. Het gaat om rechten waar mensen – alle, veel, sommige – prijs op stellen, maar de vraag waarom sommige menselijke activiteiten expliciet als rechten moeten worden beschermd tegen al te grote staatsinterventie is daarmee nog niet beantwoord. En ik was ook niet van plan dat nu te gaan doen.
De observatie die me de laatste tijd bezighoudt, is dat er niet alleen sprake is van een proliferatie aan grondrechten, maar dat ze kennelijk ook omstreden kunnen raken of voor overbodig verklaard. Het is een probleem dat Erwteman ook aanstipt en waarin ik alleen maar met hem kan instemmen Maar dat is meer iets voor een volgend stukje.
Ik geloof niet dat door het pesten van de desbetreffende gelovigen ook maar 1 kip minder onder het vlijmscherpe mes gaat. Met het metselen van 1 muurtje en het aanbrengen van 1 deurke kan http://www.edeco.be/winkels/sakko/ rekenen op gouwe tijden.