Vergeten vrouwen 7: Yezidi -Verkocht, verkracht, vergeten

De Yezidi-vrouwen die werden ontvoerd, verkracht en verkocht als oorlogsbuit door IS, overleefden het onvoorstelbare. Maar wat kwam daarna?

Op 3 augustus 2014 viel Islamitische Staat de stad Sinjar binnen, in het noorden van Irak. Tienduizenden Yezidi’s, een kleine religieuze minderheid met wortels die teruggaan tot voor de islam, sloegen op de vlucht en trokken het omliggende gebergte in – een onherbergzaam gebied zonder voedsel, water of beschutting. Velen zouden die dagen in de bergen niet overleven. De aanval markeerde het begin van een geplande campagne van geweld: mannen en jongens werden geëxecuteerd, vrouwen en meisjes ontvoerd, opgesloten en verkocht. Wat volgde, werd later door de Verenigde Naties erkend als genocide, maar door de rest van de wereld grotendeels genegeerd.

IS rechtvaardigde haar daden met religieuze taal. Onder het kalifaat werd slavernij niet alleen toegestaan, maar officieel georganiseerd. Vrouwen en meisjes uit de Yezidi-gemeenschap, sommigen nog maar kleine kinderen, werden tot eigendom verklaard en als ‘sabiya’ verhandeld op markten in steden als Mosul en Raqqa. Ze werden verkocht, geruild of cadeau gedaan aan strijders, met een prijskaartje en een stempel van religieuze goedkeuring. Verkrachting werd niet verboden, maar gereguleerd. Er waren regels: bidden voor de daad en naleving van eigendomsrechten. Wat voor de buitenwereld onvoorstelbaar was, werd voor IS dagelijkse praktijk. De ontmenselijking was systematisch. Families werden gescheiden, vrouwen keer op keer misbruikt. Het geweld was geen incident, maar beleid.

– door Domicela Heijmeriks, lees hier verder

– Uitgelichte afbeelding: By Levi Clancy – Own work, CC0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=85914888