Als het klooster nog bestaat – het lijkt mij sterk – en er zijn nog bijbels, dan kan ik u vertellen dat de Nederlandse bijbel er door mijn toedoen is. Ik heb gekozen voor de nieuwe vertaling van 1951, statig genoeg en toch modern. Geen dank, het gaat er om mijn betrokkenheid te illustreren.
De tocht via een bergrichel langs een droge wadi was nogal een onderneming. Het was tevens een kennismaking met de activiteiten van het regime: die kwamen nogal knullig over. Twee mannetjes in leren jassies die ons volgden maar snel achter een struik doken als ze gezien meenden te worden. Wat in het open steppelandschap onvermijdelijk was. Ik moet ook denken aan oud-collega van De Waarheid Harald Doornbos, die zo dom was geweest te laten weten dat hij Syrië als journalist bezocht. Hij vroeg aan zo’n lerenjassiesman die hem voortdurend volgde wat hij van hem wilde. “Ik houd u in de gaten,” geen omwegen. Daar hoefde je overigens geen er voor uit komende journalist te zijn dus.
Wij waren er om rond te kijken voor een eventueel boek over de christenen van Syrië. Aleppo was daarvoor een goed uitgangspunt. De christelijke aanwezigheid in de stad was nogal duidelijk. Het openluchttheater was bijvoorbeeld nog niet lang geleden ontworpen door een Syrisch-Orthodoxe architect. De stad was een mozaïek van minderheden die overigens wel door de hele stad bewogen. De Armeense/Orthodoxe jonge vrouwen waren herkenbaar aan hun tamelijk korte rokken, maar de vrouwelijke moslims waren in doorsnee niet per se ingepakt zoals het de afgelopen decennia is geworden. Er werd gezegd dat de hijabdraagsters toeristen uit de Emiraten waren.
De muren hadden oren, liet een geestelijke weten. Onder het onvermijdelijke portret van Hafez al-Assad maakte hij een keelafsnijgebaar. Paradoxaal evenwel: men gaf de voorkeur aan de dictatuur van de Alewietenfamilie Assad omdat verwacht kon worden dat wat er voor in de plaats zou komen alleen maar erger kon worden. Dat andere regime kreeg contouren na wat toch wel degelijk de revolutionaire trend in de Arabische wereld was, de Arabische Lente van 2011. Net als met betrekking tot Libië moest de buitenwereld zich er zo nodig in mengen. Het werd een verwoestende en moordende oorlog (daar zijn wel gradaties in, kon men concluderen).
Van de stichter en abt van het klooster in de bergen wordt gezegd dat hij onthoofd is. Het wikipedia-lemma waaraan ik het portret ontleen zegt dat dit niet zeker is, maar padre Paolo is wel “verdwenen”. En ongetwijfeld met hem de gemeenschap, gedragen door vooral vrouwelijke christenen en mannelijke moslims, die de geiten en schapen hoedden in de bergen. Ik heb mij jarenlang voorgehouden dat ik in een niet helemaal omlijnde toekomst een maand of zo in retraite zou verblijven in de wildernis ter plaatse.
Dit idee werd al enigszins doorkruist doordat een Nederlandse schrijver wiens naam mij ontschoten is en die ik niet ga opzoeken, het klooster noemt in een bestseller getiteld Islam is een sinaasappel. Hoe moeilijk bereikbaar ook, het is naar ik vernam een Nederlandse toeristische bestemming geworden. Het zal, bedenk ik nu, ook weer niet heel druk zijn geworden, maar ik kan mij zo goed voorstellen dat men er niets van die NBG-bijbel zal willen weten.
Maar er zijn andere zorgen.
Op deze eerste Assadloze ochtend tovert mijn geliefde een boek van/over padre Paolo tevoorschijn. Het is zeer ongelezen, zij durfde het niet aan bij de gedachte aan het vermoedelijk gruwelijke lot dat onze overste heeft ondergaan. Ik denk dat ik mij er wel aan moet zetten nu. Het heet Uit liefde voor de islam. Uit het bijschrift van de portretfoto verneem ik dat de gemeenschap is verhuisd naar Soeleimaniyeh in Iraaks Koerdistan.
Eerste notities over Syrië na Assad. Over het oorlogstoneel heb ik de afgelopen jaren niet willen schrijven.
– Uitgelichte afbeelding: By Fritzbokern – Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=23350712.
De zwartwit-foto’s zijn mooi analoog prutswerk van eigen hand, een mandje als transportmiddel voor het klooster en de binnenplaats.