Patrijzen nestelen liefst in ruige grasrandjes. Vroeger ruimschoots voorhanden op het gevarieerde boerenland. Tegenwoordig nauwelijks meer te vinden. Eigenlijk kunnen ze in het strak aangeharkte boerenland alleen nog maar terecht in wegbermen en slootkanten. Tussen de naadloos aan elkaar grenzende, grote, landbouwpercelen is geen ruig randje meer te vinden.
In het wuivende gras van weg- en slootkanten zitten de patrijzen in deze periode dus op hun nest. Maar waterschappen en boeren maaien juist nu slootkanten en bermen kaal. De algemeen heersende opvatting is nog steeds dat watergangen in het voorjaar kaal moeten zijn, want regenwater moet snel weg kunnen. En dat gaat natuurlijk ten koste van nog veel meer vogels dan alleen de patrijs.
– Lees verder bij de bron, Vogelbescherming
- Uitgelichte afbeelding: Door Marek Szczepanek – Eigen werk, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=13404871