Vrij socialisme in Groningen, Friesland en Drenthe (1890-1940)

Het leek er op dat Arie (Arend) Hazekamp ging promoveren op het anarchisme in Noord-Nederland. Het werd deze pil, stilistisch geen hoogstandje! En de geraadpleegde bronnen, voorzover het bronnen zijn, zijn ze raadpleegbaar? Dat is maar de vraag! Er is evenwel zo weinig geschiedschrijving op dit gebied dat we hoe dan ook dit boek moeten verwelkomen, of het helaas is of niet. Ron Blom schreef er voor socialisme.nu een recensie over! Pikant: Ron was in ieder geval in de tijd dat het kampeerterrein in Appelscha “vermarkt” moest worden een van de kampeerders…

Over de bezwaren tegen boek en schrijver hier.
AJvdK acht zich hierbij ontheven van de verplichting er zelf een recensie aan te wijden.

Het zogeheten vrije socialisme heeft in het Noorden van Nederland lange tijd een grote aanhang gekend. De invloed van de charismatische oud-dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis als aartsvader van het Nederlandse socialisme en voorman van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) is hierbij essentieel.

De latere rechtse afscheuring van de heren van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), vooral rond het vraagstuk van het belang van het kiesrecht in de strijd voor het socialisme, zorgde in ieder geval in grote delen van het Noorden ervoor dat de meer radicale en meer volkse delen van de ontwakende arbeidersbeweging onderdeel vormden van wat het vrije socialisme zou gaan heten. Dit vrije, anarchistisch geïnspireerde socialisme was voor een groot deel schatplichtig aan de oude beweging, te karakteriseren als een socialisme van onderaf.

Arend, voorheen bekend als Arie, Hazekamp onderzocht dertig jaar lang dit vrije socialisme in Groningen, Friesland en Drenthe in de periode 1890-1940. Het resultaat is een fraai vormgegeven en rijk geïllustreerd kloek werk onder de titel Geestverwanten van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Het vrije socialisme in Groningen, Friesland en Drenthe 1890-1940.

Vroeg hoogtepunt

Het hoogtepunt van de vrij socialistische beweging ligt eigenlijk in het begin van het boek, de aanvangsjaren van de onderzochte decennia. Daarna neemt de invloed steevast af, zoals steeds per hoofdstuk geconcludeerd wordt, maar dan toch nog afgesloten met een paar positieve woorden.

Het boek vertelt het verhaal van arbeiders en kleine zelfstandigen die geen genoegen namen met hun miserabele leefomstandigheden en streden voor een beter leven. Domela Nieuwenhuis hield hen voor dat ook zij recht hadden op een menswaardig bestaan. Een rechtvaardige en vrije socialistische samenleving was mogelijk, maar daar moesten ze zelf wel wat voor doen.

Met behulp van weekblad De Arbeider werd het vrije, niet partijpolitiek gebonden socialisme bijna vijftig jaar lang tot in de kleinste gehuchten verspreid en gepropageerd. Het vormt ook de belangrijkste bron van het boek, naast de digitale krantenbank Delpher.

De beweging van de vrije socialisten was authentiek en op tal van terreinen maatschappelijk zeer actief. Onder haar aanhang telde zij tal van bijzondere en getalenteerde persoonlijkheden. Veel van de opvattingen die zij verkondigden, zijn volgens de auteur nog verrassend actueel.

Dat het vrije socialisme een ‘vergeten’ sociale beweging in Nederland zou zijn zoals beweerd op de achterflap lijkt me tamelijk overtrokken. Iedereen die onderzoek doet naar het linkse socialisme in de drie Noordelijke provincies, weet beter. Hoe fel soms ook tegenover elkaar, de verschillende (radicaal-)linkse stromingen werkten niet zelden met elkaar samen en menig vrije socialist of anarchist zou later terecht komen bij de SDAP, de linkse afsplitsing Onanfhankelijke Socialistische Partij (OSP) of bij de Communistische Partij en de linkse afsplitsing daar van, de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP). Naast deze verkiezingslijsten bestonden ook zogeheten vrije lijsten van niet partijgebonden voorlieden, meestal mannen, die wel degelijk aan lokale verkiezingen deelnamen.

Een belangrijke bijdrage was over het algemeen wel dat deze plaatselijk of regionaal bekende persoonlijkheden een antiburocratisch en eerder revolutionair dan parlementair gericht socialisme voorstonden.

Cultureel opbouwwerk

Uitgebreid komen aan bod de diverse organisaties van geheelonthouders, de vrijdenkers van de Dageraad en de Vereniging Gemeenschappelijk Grondbezit die aan de basis stond van vele coöperaties. De Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV) was sterk geworteld in Friesland. Overigens waren het niet alleen vrije socialisten die hierin actief waren. Ook andere linkse krachten maakten hier deel van uit. De vrije socialistische beweging deed veel aan wat later cultureel opbouwwerk zou heten in gebieden waar verder niet veel aan ontspannings- en vormingsactiviteiten voorhanden was. Denk aan de vele zang- en muziekverenigingen, de koren, bibliotheken en de toneelverenigingen.

Door het benadrukken van de principiële lijn en het becritiseren van de pragmatische politiek van het linksradicale vakverbond Nationaal Arbeids-secretariaat (NAS) ‘verloor de vrij socialistische beweging aan invloed binnen de arbeidersbeweging’. Het sociaaldemocratische Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) werd steeds sterker in het Noorden en het nieuw opgerichte Nederlandsch Syndicalistisch Vakverbond (NSV) stelde nauwelijks iets voor.

Op politiek terrein werd de SDAP steeds dominanter. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was het perspectief van sociale revolutie volgens de auteur verdwenen. ‘Het speelveld en de maatschappelijke invloed van het vrije socialisme gingen verloren.’ Dit is een zinsnede die eigenlijk wel kernachtig de teloorgang samenvat van de vrij socialistische beweging en haar tanende invloed in het Noorden. Een gewenste landelijke organisatie werd niet meer gerealiseerd. Uiteindelijk overvleugelden gedurende het interbellum de sociaaldemocratie en het communisme het vrije socialisme.

Waar het gaat om de Eerste Wereldoorlog wordt gesuggereerd dat er sprake was van een breedgedragen antioorlogsstemming, maar in werkelijkheid bleken grote delen van de bevolking aanvankelijk blij te zijn door de gewapende neutraliteit buiten de vijandelijkheden van de oorlog te blijven. Ook schrijft Hazekamp abusievelijk dat het samenwerkingsverband Revolutionair Socialistisch Comité landelijk geen belangrijke rol speelde in het anti-duurte verzet en tegen de mobilisatie.

Nieuwe ontwikkelingen

Vanwege de toenemende rol van de overheid in het maatschappelijk leven gingen grotere delen van de sociaalanarchisten zich sterker organiseren. Bovendien was er zeker in de begintijd een zekere bewondering voor de ontwikkelingen in het Rode Rusland. Zo ontstonden de Federatie van Revolutionaire Socialisten en de Socialistische Partij met Kamerlid Harm Kolthek. Deze libertair socialistische SP vormde met twee communisten en een christensocialist een zogeheten Revolutionaire Kamerclub!
Hazekamp behandelt de doorgaans ondergeschikte rol van vrouwen en ‘meisjes’ met ook enkele uitzonderingen en gaat in op het zogeheten vrije huwelijk. Een huwelijk gebaseerd op kameraadschap en niet gesanctioneerd door de staat.

Het opkomende rechtsextremisme en fascisme in Nederland en Europa stelde de vrij socialistische beweging voor nieuwe uitdagingen. Vooral de Spaanse burgeroorlog zorgde voor een schisma in de beweging. Wel of geen gewapend verzet steunen van de linkse oppositie inclusief de in Spanje sterk vertegenwoordigde anarchistische kameraden tegen Franco?

Jammer is dat de zienswijze van de vrije socialisten ten aanzien van bijvoorbeeld homoseksualiteit niet beter uitgewerkt wordt. Nog sterker, her en der in het boek zijn er voldoende aanzetten, maar het wordt niet bij elkaar gebracht, laat staan geanalyseerd. Dat heeft te maken met de opzet en het karakter van de publicatie. Het boek bevat geen al te diepgravende samenhangende analyses en kent vooral een beschrijvend karakter. Bijna elke persoon, dorp, regio (maar Het Bildt bijvoorbeeld weer nauwelijks!) wordt genoemd. Het boek is vaak langdradig en het duizelt je van de namen. Een persoonsregister voor een boek van bijna 700 pagina’s zou dan ook voor hand hebben gelegen.

Verder blijken de namen van de opgevoerde archiefinstellingen in dertig jaar behoorlijk veranderd te zijn, want die worden bijna allemaal onjuist genoemd, namelijk met de oude namen. Opmerkelijk genoeg komt het anarchistisch archief op de camping tot Vrijheidsbezinning in Appelscha dan weer nauwelijks aan bod. Veel gebruikt materiaal blijkt privébezit van Hazekamp te zijn.

Verrassende inspiratie

Hazekamp beschrijft tevens de oorsprong van het anarchistisch kampeerterrein en de mobilisatie voor de jaarlijkse Pinksterlanddagen. Decennia later dreigde hij als autoritaire stichtingsbestuurder de politie af te sturen op een nieuwe en jongere lichting kampeerders die zich niet langer konden vinden in de beslissingsstructuur op het door een aparte stichting beheerde terrein. Uiteindelijk werd deze nieuwe generatie kampeerders gedwongen het terrein van de oude stichting te kopen. Dat geld stopte Hazekamp in een nieuwe eigen stichting, die opmerkelijk genoeg ook als een van de financiers van het boek wordt genoemd.

Klaarblijkelijk is van de genoemde inspiratie, waar het gaat om een socialisme van onderaf en zelfbeheer toch een groot deel niet overgekomen bij de auteur. Terwijl de achterflap van het boek eindigt: ‘De beweging van de vrije socialisten was authentiek en op tal van terreinen maatschappelijk zeer actief. Onder haar aanhang telde zij tal van bijzondere en getalenteerde persoonlijkheden. Veel van de opvattingen die zij verkondigden, zijn verrassend actueel.’

Laat het geboekstaafde streven van deze beweging een van de inspiratiebronnen vormen van een hedendaagse moderne antikapitalistische beweging.

Arend Hazekamp,
Geestverwanten van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Het vrije socialisme in Groningen, Friesland en Drenthe 1890-1940, 
Uitgeverij Louise /  688 pagina’s / € 39,50