De eco-façade Deel 1: de aarde, de mens, het milieu en de klimaatverandering

De Franse geograaf en onderzoeker George Rossi (1946), werkzaam geweest aan de Universiteit van Bordeaux III, publiceerde in 2014 een overzicht van verschenen rapporten betreffende de aantasting van het milieu en ontwikkelingen aangaande klimaatverandering.

De verschijning van die rapporten heb ik meegemaakt, maar ik heb mij er nooit inhoudelijk mee beziggehouden. Wat ik er over hoorde of las in die tijd bevestigde wat ik al vond: het dominante productie- en handelsstelsel zag ik als verantwoordelijk voor de destructie en vervuiling die niet alleen ik ervoer. Sommige economen hadden die vervuilingsproblematiek en de op de maatschappij afgewentelde kosten die dat meebracht, al ‘doorgerekend’ (ik denk dan bijvoorbeeld aan Ezra Mishan, The Costs of Economic Growht, 1967). Ik opmerkte ook op dat de meerderheid van industriëlen en politici het geen moer kon schelen. Rivieren, zeeën en de lucht waren immers gemeengoed en omvangrijk genoeg om de vuiligheid op te nemen. Ja, in Nederland had je een handjevol initiatiefnemers om tegen die gang van zaken te protesteren, ik denk dan aan Provo (1965-1967).

Na al die jaren is het om moedeloos van te worden wanneer je de stortvloed van rapporten over de klimaatproblematiek op een rijtje ziet. Je kan je af te vragen, in relatie tot hetgeen we heden meemaken, welk rad ons voor de ogen gedraaid wordt door huidige machthebbers: politici, industriëlen (techno-, chemisch-, agro-) en mondiaal de ‘Davos-klasse’ van het ‘World Economic Forum’. Die lui hebben een perverse route opgebouwd op basis van wat hun voorgangers zoal in rapporten hebben verkondigd. Dit spreekt uit het betoog van George Rossi, welk betoog ik vertaald en bewerkt heb. Laten we eens zien wat dat voor de discussie oplevert. [ThH]

Natuurlijke selectie op de menselijke soort

Ideeën en maatschappijontwerpen hebben een geschiedenis. Ze worden min of meer snel geboren, ontwikkelen zich, verouderen en sterven min of meer snel in een bepaalde economische, sociale, politieke en culturele context. Ze zijn op een zeker moment in de geschiedenis van een sociale groep de uitdrukking van haar behoeften, haar verwachtingen, haar angsten. Het idee van de opwarming van de aarde is geen uitzondering op deze regel. Dit idee van een negatieve impact van menselijke activiteit op wat nog niet het milieu werd genoemd, werd niet geboren in wetenschappelijke kringen of in pre-ecologische kringen van het midden van de jaren zestig. Het werd ontworpen en ontwikkeld in het interbellum binnen de Angelsaksische intellectuele, politieke en economische wereld, diep doordrongen van liberalisme, malthusianisme en sociaal darwinisme. Het was toen aan de leden van deze kringen, waaronder de invloedrijke Eugenics Society of London, om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen die de elites nodig hadden om de ontwikkeling van de beschaafde wereld te bevorderen, te beginnen met het Britse rijk.

Binnen deze kringen is Julian Huxley (1887-1975) een centrale figuur. Hij is de kleinzoon van Thomas Huxley (1825-1895). De laatste was vriend en bewonderaar van Charles Darwin (1809-1882) en publiceerde in het tijdschrift Nature. Zijn kleinzoon was de eerste die de theorie van natuurlijke selectie toepaste op de menselijke soort [1], wat Darwin nooit deed, en zal het sociale Darwinisme [2] verkondigen, waarvan een van de praktische vertalingen eugenetica was (rasverbetering; verbeteren van de genetische samenstelling van een populatie van mensen). Julian Huxley, beleed zijn hele leven het sociaal darwinisme en eugenetica. Als activistische antinatalist (negatieve waarde toekennen aan geboorte; het gaat dan altijd om anderen, zelf verwekte Julian drie kinderen; thh.) drukte hij zijn overtuiging heel duidelijk uit toen hij in 1946 de eerste directeur-generaal van UNESCO werd [3] en opnieuw in 1964 [4] in bijzonder krachtige bewoordingen [5].

Onder invloed van deze stroming, en in het bijzonder van Julian Huxley, werd in 1948 de eerste organisatie voor ‘natuurbescherming’ geboren, de UIPN (Union Internationale pour la Protection de la Nature), dat in 1956 de IUCN werd en in 1961 het WNF. Het werd opgericht als een organisatie voor het ‘grote publiek’ van de IUCN, met als medeoprichter Prins Bernhard (Nederland), toen vicepresident van Royal Dutch Shell en de Canadese vicepresident Maurice Strong (1929-2015), zakenman, grootondernemer en diplomaat. Hij was de eerste president van het IUCN-kantoor en achtereenvolgens president van Petro Canada, de Power Corporation of Canada, Ontario Hydro, speciaal adviseur van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Als malthusiaan en overtuigd antinatalist zou hij een centrale rol spelen.

Wat de relatie van prins Bernhard tot het Wereld Natuur Fonds pervers maakt, is dat in 2014 jachtfoto’s van hem opdoken. In de Volkskrant van 28 november 2014 is onder meer te lezen: ‘Vanaf 1953 ging prins Bernhard, die maandag tien jaar geleden overleed, op safari naar Tanganyika, het tegenwoordige Tanzania. Hij had daar met vrienden een stuk grond van ongeveer duizend hectare gepacht met de bedoeling te jagen op groot wild: olifanten, neushoorns, buffels en antilopen’.

Dit aanloopje heeft enkele elementen opgeleverd die we in het verdere verloop van de ontwikkelingen zullen zien terugkomen: het sociaal darwinisme en de intensieve bemoeienis van mensen uit de politieke en industriële toplaag van de westerse wereld.

Het idee van een menselijke bedreiging van de natuur

Het idee van een menselijke bedreiging van de natuur werd in 1967 in een andere vorm dan ‘natuurbescherming’ verpakt. Dit kwam tot uiting in een  rapport in opdracht van de US-regering [de opdrachtgever blijft toch onduidelijk; thh] en Robert McNamara (1916-2009), een ‘captain of industry’ en US-minister van Defensie [6]. De redenering in het rapport is dat in het licht van het evenwicht van nucleaire terreur, de dreiging van oorlog niet langer zijn ‘sociale functies’ op wereldschaal kan uitoefenen. Het is daarom noodzakelijk om er een substituut voor te vinden: een wereldwijde milieudreiging die door zijn mondiale karakter, oproept tot mondiale normen die de nationale soevereiniteit overstijgen. Die kan dezelfde rol spelen. De belangrijkste ‘sociale functies’ zijn technische innovatie, economische groei, sociale controle, politieke regulering (p.45 van het rapport). Dit vertaalde zich in een beweging die op gang kwam.

De eerste concrete manifestatie was in 1972 de Conferentie van Stockholm (‘One Land’) over het ‘Menselijk Leefmilieu’.Deze conferentie werd onder auspiciën van de VN georganiseerd door Maurice Strong, die de conferentie voorzat. Ze creëerde het ‘Milieuprogramma van de Verenigde Naties’, waarvan hij de eerste president was. Enkele maanden eerder was het befaamde rapport van de ‘Club van Rome, ‘De grenzen aan de groei’ verschenen. Deze club is ontstaan ​​op initiatief van David Rockfeller (1915-2017; Amerikaanse bankier) die de eerste bijeenkomsten organiseerde in zijn eigendom in Bellagio (Italië). Maurice Strong nam eraan deel en werd in 1974 voorzitter van de Canadese sectie. Het rapport richt zich naar het werk van de Amerikaanse bioloog en demograaf Paul R. Ehrlich, The Population Bomb, Population Control or Race tot Oblivion (1968). Dat betrof een apocalyptische voorspelling die niet uitkwam en tegelijk gaat het om het eerste echte manifest van neo-Malthusiaanse ideeën.

Parallel aan deze golf van waarschuwingen – maar bedenk: door wie gegeven – gaat het idee zich in zeer gesloten kringen vormen zoals de ‘Trilaterale commissie’, opgericht in 1973 door David Rockefeller en Zbigniew Brezinsky (1928-2017; Pools-Amerikaanse politicoloog en geostrateeg) [8], en, eveneens zeer gesloten, de Bilderberg Groep opgericht door Prins Bernhard [eerste conferentie gehouden in 1954, in hotel De Bilderberg in Oosterbeek; doel van dit instituut was iets te doen aan verslechterde relatie tussen de USA en Europa (ziehier; thh.]. Maurice Strong en R. Mc Namara waren lid van deze twee organisaties.

Deze discussiefora over actuele en toekomstgerichte kwesties tussen leden van regeringen, diplomaten, politici, persoonlijkheden uit de economie en de media maken het netwerken van ideeën mogelijk en bevorderen deze. Het rapport uit 1991 van de Trilaterale commissie (Beyond Interdependence) [9] is expliciet: ‘De angst voor een nucleair conflict dat aanzienlijke psychologische druk uitoefende (…) vervaagt. Maar sommige bedreigingen voor het milieu kunnen dezelfde druk uitoefenen in de hoofden van mensen.’ De publieke versie van het rapport (1992) draagt mede een redacteursnaam van een bekende Nederlander, Pieter Winsemius (bedrijfskundige, politicus (VVD), was enkele jaren minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).

Het ‘Bruntland-rapport’ [10], opgesteld door de ‘Commissie voor Milieu en Ontwikkeling’ van de VN, waarvan Maurice Strong een invloedrijk lid is, zal in 1987 het eerste document zijn dat de aard van de catastrofe oproept: de menselijke invloed op de klimaat. Het benadrukt met name het ‘broeikaseffect’, waarvan de kwalijke effecten toe te schrijven zijn aan het verbruik van koolwaterstoffen en steenkool. Het voorziet enorme rampen voor het begin van de 21e eeuw: stijging van de temperatuur, verstoringen in de landbouw, overstromingen van kustplaatsen , bodem-, water-, lucht- en bosdegradatie.

Menselijke verantwoordelijkheid opwarming van de aarde?

Het was het Brundtland-rapport dat de G7 in Toronto in 1988, op initiatief van de Commissie voor Milieu en Ontwikkeling, inspireerde. Kennisnemend van de verschillende vormen van ‘klimaatalarm’ besloten de zeven groten toen om het ‘Intergovernmental Panel on Climate Change’ (IPCC; Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering; de Franse afkorting luidt: GIEC) op te richten. De leden ervan worden niet gekozen of benoemd door de wetenschappelijke gemeenschap, maar benoemd door regeringen, en het doel, bepaald door regeringen, is niet om te bestuderen of er al dan niet sprake is van opwarming van de aarde. Dat wordt als vaststaand aangenomen. Het gaat erom te weten of en hoe de mens daaraan bijdraagt ​​en in welke verhouding.

Aangezien de opwarming van de aarde en de menselijke verantwoordelijkheid zijn aanvaard, is het een kwestie van het belang om de gevolgen ervan in te schatten: ‘De missie van het IPCC is om […] wetenschappelijke, technische en sociaaleconomische informatie te beoordelen. Het is nodig om de risico’s van door de mens veroorzaakte klimaatverandering beter te begrijpen, de mogelijke gevolgen van deze verandering nauwkeuriger te identificeren en mogelijke aanpassings- en mitigatiestrategieën te overwegen’. Het minste dat kan worden gezegd, is dat de ‘wetenschappelijke’ methode merkwaardig is en dat de onafhankelijkheid van haar leden aanleiding kan geven tot twijfels. [“Miljoenen jaren geleden, toen er nog meer broeikasgassen in de atmosfeer zaten dan vandaag, …” is een zinsnede te lezen in een verslaglegging van een wetenschappelijk onderzoek naar op hol geslagen algengroei. In dat geval vraag ik mij – retorisch – af of die toestand was toe te rekenen aan ‘menselijke verantwoordelijkheid’; thh.]

Tot zover het betoog van George Rossi, dat tot 2014 liep. We zijn inmiddels een kleine tien jaar verder en we mogen verwachten dat alle zeilen bijgezet zijn om de aangekondigde rampspoed te keren. Maar zijn opsomming van rapporten leert ons een aantal dingen die daar haaks op staan en daarmee komt de façadevorming in beeld. Het valt bijvoorbeeld op dat het merendeel van de hierboven genoemde personen die er toe doen, uit kringen afkomstig zijn die direct of indirect verwant zijn aan het grootkapitaal en/of aanhanger zijn van sociaal-darwinistische ideeën.

Hun instelling wekt het vermoeden van partijdigheid op bij de vraag omtrent het laten voortbestaan van het kapitalistischemaatschappijbestel. Dit laten voortbestaan heeft zulke consequenties dat daadkrachtige maatregelen die principieel met consuminderen, genoeg is genoeg, ambachtelijke arbeid, afwijzen van financiële accumulatiezucht en inherente groei, enzovoort, samenhangen, niet genomen worden. Maatregelen die wel worden genomen, passen voornamelijk in ‘greenwassing’. De term ‘duurzaamheid’ wordt daarbij te pas en te onpas gebruikt. Daarmee blijven we binnen een kapitalistische structuur zitten, terwijl die juist moet worden geëlimineerd.

Kortom, in geen van de rapporten waarin allerlei oproepen worden gedaan om aandacht te schenken aan de milieu- en klimaatproblematiek, vindt men een oproep tot afbreken van het kapitalistisch stelsel. Dit maakt ‘duurzaamheid’ en ecosysteem verdachte termen. ‘Ecosysteem’ betekent in het geval van her-industrialisatie met het oog op ‘groene’ transitie: economisch systeem. Bovendien is in het kapitalistische denken niets als ‘duurzaam’ gedacht (behalve het eigen bestaan), vanwege het inherente vooruitgangsdenken (progress): elk gebied moet worden opengelegd om het uit te zuigen. Eenmaal opengelegd moet de investering eruit komen, ook al gaat dit ten kosten van (tien)duizenden mensenlevens per jaar.

Ik spreek in zo’n geval over het ‘asbest-paradigma’: hoewel men 100 jaar eerder al wist dat asbest kankerverwekkend was (vooral longkanker), ging men een eeuw door met delven en verwerken van asbest. Met de term paradigma verwijs ik naar: het denkkader van waaruit geanalyseerd wordt, hoe in de maatschappelijke werkelijkheid het zo lang mogelijk is vol te houden ten eigen bate te ‘opereren’. Er bestaat zelfs een Paradigma Groep, die pretendeert heel Nederland duurzaam inzetbaar te maken (‘duurzame inzetbaarheid). Zo pikt iedereen zijn graantje mee.

Dominant paradigma: kapitalisme ergo destructie gegarandeerd

Het ‘Rapport van Rome’ (1972) spreekt narratief  ernstig over milieu en klimaat. Wie deze ernst serieus neemt, kan er een uitnodiging in lezen tot het nemen van onmiddellijke maatregelen om het kapitalisme te ontmantelen. We zijn nu een halve eeuw en een pakket van dito rapporten en tientallen mondiale klimaatconferenties verder. Maar de kapitalistische productie uitgedrukt in termen van destructie van het milieu, van het aantasten van het leefmilieu van inheemse volken, gaat door en het zal niet stoppen. Zo wijst men voor de aantasting van het leefmilieu van volken al tientallen jaren op allerlei regio’s in Zuid-Amerika (waaronder het Amazonegebied). Nu we de elektrische auto krijgen opgedrongen, is men in Noord-Zweden wat blij dat daar zeldzame aardmetalen zijn gevonden om te delven voor het maken van…accu’s voor de elektrische automobiel. Dat zal onder meer ten koste gaan van het leef- en trekgebied van de Sámi’s met hun tienduizenden elanden en hun Sámische cultuur (lees daarover in Buiten de Orde, nr. 1, 2023, p. 11-13). ‘Groene energietransitie’? Een term dus die het uitroeien van inheemse volken dekt!

Inherent aan kapitalistische productie is kapitaalsaccumulatie en uitbuiting van mens en natuur. Dat blijft ‘duurzaam’, want onaangetast, zo hebben we in de afgelopen tien jaar bij herhaling kunnen opmerken. De opwarming gaat dan ook vrolijk door op de muziek van Bob Dylan’s song Tempest. En we kunnen ervaren dat het niet uitmaakt of dat maatschappelijk berust op een zogenaamde ‘westers democratische basis’ of op een autoritair Poetin-regime dan wel op grondslag van een Chinees communistische eenheidspartij. Overal groeit (of groeide) het aantal miljardairs en verpaupert een steeds groter deel van de wereldbevolking.

Dit zet de discussie over het halen van de klimaatdoelen (terugdringen van de CO2 uitstoot; opwarming van de aarde met x aantal graden Cº) in een dubieus daglicht. Je hoeft helemaal geen klimaatscepticus te zijn om te zien dat we worden belazerd door het gros van politici en de top van het grote bedrijfsleven. De bedoelde klimaatdiscussie blijkt grotendeels fake. Daarmee zeg ik niet dat er niets aan de hand is. Ik wijs echter liever op concrete zaken, zoals onlangs nog de constatering dat het Nederlandse oppervlaktewater sterk vervuild is door stoffen die de industrie en de agrarische industrie nog steeds in het oppervlaktewater loost.

Wat stikstof en fosfaat in oppervlaktewater doet, was veertig jaar geleden toch ook al bekend? Hoewel dit wetende is men door gegaan met vervuiling, en oeps overmatige ‘algengroei’ door stikstof- en fosfaatlozing die in zee terecht komt… (onderzoek Universiteit Utrecht, juli 2022). Een citaat uit het verslag van het onderzoek: ‘In zeewater geven deze voedingstoffen een groeistoot aan algen. Spectaculaire, maar soms ook schadelijke, algengroei is vervolgens het resultaat wat kan leiden tot het vormen, of vergroten, van dode zones.’ Hier werkt dus het ‘asbest-paradigma’…

Kapitalisme = groei stimuleren

George Rossi heeft een andere route gevolgd om bij het punt uit te komen waarom het mij ook gaat. ‘De in de rapporten tot uitdrukking komende urgentie van klimaatrisico’s, vervult de dwingende plicht om de CO2-uitstoot te verminderen in naam van ‘toekomstige generaties’, om energie te besparen op alle gebieden, om ons dagelijks gedrag te veranderen. Er zijn evenwel ook andere fundamentele functies. Zo is daar de economische functie omdat het op wereldschaal een enorme behoefte creëert aan vernieuwing van methodes, materialen, allerhande uitrustingen. Het wordt, door innovatie, de belangrijkste motor van industriële investeringen en consumptie die de wereldeconomie aandrijven. Het kapitalisme heeft soms oorlog nodig gehad om groei te stimuleren, vandaag speelt het milieu zo’n rol.’

  • Thom Holterman (mede gebaseerd op mijn vertaling en bewerking van het artikel van George Rossi, ‘Histoire d’une réussite: le réchauffement climatique’ opgenomen op de Franse site kiosquenet. De noten van het artikel zijn aldaar te vinden.)
  • Eerder verschenen bij Libertaire Orde