Bas Moreel, als geen ander betrokken bij het naoorlogs anarchisme in Nederland, heeft in 2003 een tekst geschreven tegen het anarchisme als kerkleer – altijd die vaste kerkvaders op de lectuurtafel, geen of weinig verandering. Ik heb de tekst ergens op mijn site geplaatst, zoals vermeld in het stuk. In 2006 schreef Bas deze nieuwe versie voor De Vrije en De AS. Op dat ogenblik begon ik mij er aan te ergeren: de generalisatie.
En nu zijn we zestien jaar verder. Krapuul, en vooral ikzelf, heeft een hoeveelheid roddel, achterklap en laster over zich heen gekregen van lui die de mond vol hebben van solidaritijd en a-a-anticapitalista, en er intussen op los schelden tegen degenen die hun gastvrijheid hebben verleend (en uren hebben besteed aan het redigeren van ellenlange stukken). En als ik zo beschouw wie en wat er achter deze kreten zitten zou ik bijna dankbaar zijn als ze ook maar iets van de genoemde kerkvaders zouden weten.
Een boodschap waar geen beweging in zit en een beweging waaraan niemand een boodschap heeft, die kenschets die ik al eerder aan het levensstijlanarchisme heb geschonken, geldt meer dan ooit. En het is tijd om te bepalen waar het allemaal op staat: solidair met de kameraden die zich aan het front tegen fascistisch Rusland begeven of in volle eigen heiligheid zich wentelen in hoogstpersoonlijke overweginkjes.
Ik presenteer de tekst van Bas nu met instemming, wel wetende dat zich noemende anarchisten nu ook weer niet “het anarchisme” zijn, integendeel. Een dakloze of een vluchteling op de vlucht in het land waar hij of zij veilig dacht te zijn, huisvesting bieden, dat is “de goede revolutie”! In 2006 had ik hier eerlijk gezegd nog net geen ervaring mee.
Ouder, wellicht wijzer en zeker bedroefder hebben Bas en ik onze breuk hersteld.
De neokollewijnse jaren-zeventigspelling, waaraan hij in 2006 vasthield, wordt gehandhaafd. – AdR ook bekend als AJvdK.
Op de tafels geschriften van de kerkvaders (Bakoenin, Kropotkin, Malatesta) en de kerkleraren (Stirner, Proudhon), uitwerking, interpretatie en verdediging van hun gedachten, en kritiek op andere gedachten. Vragen of andere ideeën (bijvoorbeeld autoritaire, of aanvaarding van de staat, passieve en aktieve deelname aan parlement, gemeenteraad, bedrijfsraad
en andere vertegenwoordigende lichamen) in het algemeen of in bepaalde gevallen mogelijk betere resultaten beloven, en of iemand als Bakoenin in geldzaken en in zijn menselijke relaties erg betrouwbaar was, worden niet serieus behandeld.
Het anarchisme kent geen centrale figuur zoals de Boeddha, Jezus,
Mohammed, dit in tegenstelling tot de met die personen verbonden godsdiensten en in het marxisme. Maar er is een voorloper, vergelijkbaar met Johannes
de Doper (William Godwin), er zijn kerkvaders (Bakoenin, Kropotkin,
Malatesta: allerwegen hoog aangeschreven), kerkleraren (Stirner, Proudhon:
mensen die belangrijke ideeën hebben geleverd maar die niet algemeen als
kosher worden gezien), en heiligen (de martelaren van Chicago, Nestor Machno,
Sacco en Vanzetti, Ascaso en Durruti: mensen die de anarchistiese ideeën op
heldhaftige wijze in praktijk hebben gebracht). Het anarchisme kent ook
intrinsiek kwaad: staat en kapitalisme, en een hemel: de revolutie.
Evenals in de katholieke kerk (de enige die ik van binnenuit ken en nog enigszins in het oog houd) hebben anarchisten het als regel alleen over wapenfeiten en lijden van anarchisten, niet van anderen. Wel wordt bij gelegenheid het lijden van anderen, met name van arbeiders en armen, genoemd en soms ook breed uitgemeten, als dat staat of kapitaal in de schoenen kan worden geschoven.
EIGEN GELIJK
In het Nederlandse ekumeniese dagblad Trouw schreef theoloog Jan Greven een
paar jaar geleden over religie: ‘Voor religie lijken me twee kenmerken essentieel: de claim van het eigen gelijk en gehoorzaamheid aan een boodschap
waar de gelovige niet op zit te wachten.’
Wat de schrijver met het tweede deel van zijn stelling bedoelde begrijp ik niet maar in verband met het eerste deel citeer ik uit een tweetal anarchistiese aankondigingen.
– Uit de katalogus van de Londense anarchistiese boekenmarkt 2003:
‘In de tijd van Tony Blair hoeven we geen woorden vuil te maken aan de
armzaligheid van partijpolitiek. De mensen willen een betere wereld, maar dat heeft niets te maken met kruisjes op stembiljetten. Het anarchisme wint ter-
rein: je weet dat het zin heeft.’
– Uit het manifest voor het Libertair Sociaal Forum 2003 in Parijs:
Geen enkele regering, van links noch van rechts, kan of wil het kapitalisme aanpakken. Geen enkele regering zal ons nu of in de toekomst vrijwaren van massa-ontslagen, van onzekerheid over de toekomst, van hongerlonen, van aanvallen op de sociale zekerheid, van uitkleding van openbare diensten, van uitwassen op het gebied van veiligheidspolitiek of van racisme.’ (Wie organiseerde die sociale zekerheid en openbare diensten? Ik dacht trouwens dat die fraaiigheden slechts zoethoudertjes waren, smeermiddelen voor de kapitalistiese machine, en dat linkse partijen en vakbonden die daaraan meewerkten, de werkelijke belangen van de werkende mensen verraadden?)
‘De door de werkgevers gedragen liberale logika leidt tot zoveel ellende dat
alleen een regelrechte politiestaat het verzet ertegen in bedwang kan houden.
Velen van ons voelen de liberale ideologie, waarin ons leven slechts koopwaar
is, als ondraaglijke onderdrukking. De afwijzing van de maatschappij zoals zij nu funktioneert in ons leven en op ons werk brengt steeds meer mensen bij
elkaar. Zij vechten maar hun overwinningen zijn vaak slechts deeloverwinningen omdat zij niet het kapitalisme zelf bestrijden.
Daarnaast zien we een groei van libertaire praktijken: gecoördineerde strijd,
soevereine algemene vergaderingen, direkte demokratie, direkte aktie, anti-
kapitalisties sindikalisme, strijd tegen de globalisatie van de macht van het
kapitaal, voor onbeperkte toelating van immigranten, tegen patriarchale ver houdingen, voor gratis openbaar vervoer, tegen milieuvernietiging, voor
werklozenbewegingen.
De libertairen bouwen aan een maatschappelijk alternatief, hun eksperimenten helpen mogelijk de samenleving van morgen voorbereiden.
De libertairen doen voorstellen voor konkrete eisen die geen plaats laten
voor kapitalisme, patriarchale verhoudingen, staatsdenken, xenofoob nationalisme, militarisme, sexisme, productivisme en godsdienst.
De libertairen helpen vormen van zelfbestuur in te voeren gebaseerd op direkte aktie, op zelfstandig gevoerde strijd, op stakingskomitees, op gebonden mandaat en op kontrole op de afgevaardigden, die te allen tijde afgezet kunnen worden.’
(Al deze fraaie dingen doen de (= alle) libertairen, terwijl in de praktijk de meeste libertairen het toch vooral over dit soort dingen hebben.)
Als niet iedereen het anarchisme omarmt, is dat omdat mensen onvoldoende geïnformeerd zijn of misleid, door opvoeders, door de media, door
belanghebbenden, enz. Aan het anarchisme ligt het niet, ofschoon misschien
ook wel een beetje aan anarchisten die geen echte anarchisten zijn of die het
anarchisme gebrekkig presenteren.
Kerkelijk ingesteld zijn is overigens niet specifiek anarchisties, en ook lijden niet alle mensen die zich anarchist noemen, eraan.
Mede naar aanleiding van enkele schandalen waarbij partijgenoten betrokken
waren, is in de Socialistiese (= sociaal-demokratiese) Partij van Wallonië een kampanje aangekondigd om de deuren open te gooien en met andere groeperingen diskussies aan te gaan. Kennelijk houdt niet iedereen daarvan. Voorzitter Elio Di Rupio op het onlangs gehouden partijkongres: ‘U hebt ook wel gehoord dat het volgens sommige afgevaardigden uit onze partij nergens goed voor is om de deuren open te gooien en dat we onze zaken beter onder elkaar kunnen bepraten. Of dat diskussies met anderen tijdverlies zijn, dat wij zelf goed genoeg weten wat goed is voor het volk.’
Evenmin als die Waalse socialisten zullen anarchisten dat laatste hardop van
zichzelf of van hun beweging zeggen: bescheidenheid siert de mens, maar zij
gedragen zich er vaak wel naar. Denk aan het inmiddels ietwat uit de mode
geraakte rijtje op anarchistiese konferenties en in anarchistiese tijdschriften:
anarchisme en de vrouw, anarchisme en kunst, anarchisme en opvoeding, anarchisme en werk, anarchisme en vrije tijd, anarchisme en militarisme, anarchisme en geweld, anarchisme en straf, anarchisme en misdaad, enz. Komt daar ooit uit dat anarchisten voor bepaalde problemen geen of niet zo gauw een oplossing hebben? Anarchisme is altijd de oplossing!
Een technies onderwerp als ‘anarchisme en armoede’ geloof ik trouwens nooit in dit rijtje gezien te hebben. Voor westerse armoede zie ik anarchisten nog wel de een of andere morele eis of wens op papier zetten: eerlijke verdeling bijvoorbeeld: ‘voor ieder naar behoefte, van ieder naar vermogen’. Maar daarbij weer niet hoe je het mensdom op afzienbare termijn zo ver krijgt.
Het was geen anarchist die in het vaak korrupte (ook dit jaar weer nummer één
op de korruptielijst van Transparency International) en meedogenloze Bangladesh althans een aantal mensen uit de ergste armoede hielp door hun een (in onze opvatting: uiterst) kleine lening te geven. Daar was het idee te onzuiver in de leer voor; het had zeker niet uit de geschriften van de kerkvaders en kerkleraren afgeleid kunnen worden (ofschoon Proudhon op een dergelijk idee gekomen zou kunnen zijn, maar hij was in de grond van zijn hart dan ook een kleinburger).
Met dank aan Albert Ledder, die het mij toestuurde, citeer ik uit een interview van Hans van Scharen met de ekonoom Muhammad Junus uit Bangladesh, initiatiefnemer van de Gramien Bank, welke zulke heel kleine leningen verstrekt om doodarme mensen uit het slop te helpen: ‘Ik zag hoe mensen voor een piepkleine lening afhingen van woekeraars. Ik vroeg me af of dat niet anders kon en deed in een dorp een onderzoekje naar het lenen van geld. Dat
resulteerde in een lijst met 42 namen van mensen die samen welgeteld 27
dollar hadden geleend. Ik dacht: mijn god, we hebben het in de hulpbusiness
over miljoenen dollars, maar bij deze mensen ging het om nog geen dollar die
ze per persoon nodig hadden maar niet bij een reguliere bank konden lenen.’
Muhammad Junus gaf in dat interview als voorbeeld dat mensen zelfs schoenpoetsmateriaal, nodig om als schoenpoetser aan de gang te kunnen, vaak
tegen een woekerprijs moesten huren, met het gevolg dat zij nooit van de woekeraars afkwamen. Een revolutionair zou in zulke omstandigheden onmiddellijk aan direkte aktie hebben gedacht, maar de geschiedenis had hem moeten leren dat de armen hem misschien bij de politie zouden hebben aangegeven leningen te geven, omdat zij bang waren dat zo’n lawaaimaker het fragiele evenwicht waarin zij boven de afgrond balanceerden, zou verstoren.
Junus besloot zulke mensen heel kleine leningen te geven, op authentiek kapitalistiese wijze tegen een doenlijke rente – zodat zij er beter van konden worden en hij zijn kapitaal vergrootte, zodat hij steeds meer leningen kon verstrekken en personeel kon betalen. (Er moeten op het ogenblik 1500 Gramien Banken in Bangladesh zijn.) Volgens Junus heeft de Gramien Bank momenteel vijf miljoen leners in Bangladesh. (Een katholieke priester in Bangladesh, ook geen anarchist, vertelde me dat hij spaargroepen in zijn dorp organiseerde omdat sommige mensen zelfs voor de Gramien Bank onaanvaardbaar zijn. De leden van zo’n groep stoppen wekelijks een bepaald bedrag, bijvoorbeeld 2 taka (1 taka = 2 dollar cent), in een gemeenschappelijke pot. Als er genoeg gespaard is, wordt het hele bedrag aan een van de leden geleend, die het binnen een bepaalde termijn moet teruggeven, waarna het aan een ander lid geleend kan worden, enz.)
ZEVEN DOGMAAS
Evenals echte kerken heeft de anarchistiese beweging dogmaas. Niet zoveel
als, bijvoorbeeld, de katholieke kerk, en ze zijn ook niet met veel indrukwekkend ceremonieel afgekondigd maar het zijn er zeven, een heilig getal, zoals in een kerk te verwachten is:
1. ‘Van ieder naar vermogen, voor ieder naar
behoefte.’
In zijn bijdrage aan het Tiende Jaarboek Anarchisme (De AS 142) gaat Thom
Holterman ervan uit dat dit het geval zal zijn in de samenleving die hij in gedachten heeft: niet alleen de maatschappij maar ook alle mensen met hun allerindividueelste gen- en hormoonsistemen en levensomstandigheden zullen
aan het anarchistiese ideaal beantwoorden: ‘eenieder draagt aan de productie
bij naar vermogen en neemt ervan naar behoefte’. Niemand is veel te goed en
andermans gek, niemand zal nog pakken wat er maar te krijgen valt, politie-
agenten en andere kontroleurs die erop toezien dat iedereen zich sociaal
gedraagt, zullen uit de tijd zijn.
2. Zelforganisatie/zelfbestuur.
Zelfs de anders zo skeptiese André de Raaij raakt in hetzelfde jaarboek in een soort religieuze vervoering over gevallen van zelforganisatie in Somalië en Irak. Ik ben het er met André over eens dat dit soort gevallen aantoont dat een samenleving zonder staat mogelijk is, maar als de noodzaak waarin die zelforganisatie ontstond, voorbij is, laat het gros van de mensen de soeza van het noodzakelijke bestuderen, zoeken en overleggen dat naast het direkte produktiewerk vereist is, weer graag aan de liefhebbers over.
Het Nederlandse Ingenieursbureau Van Steenis, met veel hoog opgeleide men-
sen in dienst, was in de jaren zeventig, en waarschijnlijk nu nog, een produktiecoöperatie, dat wil zeggen de leden van de coöperatie beslisten over de politiek en de strategie van het bedrijf. Maar de meeste leden waren alleen in hun werk geïnteresseerd en lieten dat soort beslissingen graag over aan degenen die bereid waren het ekstra werk te doen dat bij dat beslissen hoorde.
Min of meer hetzelfde was het geval in een Franse timmerfabriek die ook de
vorm van een produktie-coöperatie had en waarin ik in diezelfde jaren zeventig een paar weken heb doorgebracht (de direkteur van die fabriek deed me het idee van de anarchistiese beweging als kerk aan de hand). De sekretaris van de vereniging die geacht werd over de politiek en de strategie van de fabriek te beslissen, zei me dat de arbeiders alleen in hun loon geïnteresseerd waren.
Toen in 1997 de wijk van de stad Wrocław (Zuid-West Polen) waarin hij
woonde, bedreigd werd door hoog water van de rivier de Oder, konstateerde Piotr Borodulin Nadzieja: ineens praatte iedereen met iedereen, mensen
namen initiatieven en werkten samen om het water tegen te houden, zonder
dat iemand opdrachten gaf. Maar toen alles weer normaal was, was alles weer
als vanouds. Nood toont vaak waartoe mensen in staat zijn.
3. Anarchisme en godsdienst kunnen niet samengaan, want godsdienst betekent onvoorwaardelijke onderwerping aan een tirannieke God en aan de wetten die godsdienstige leiders zeggen van die God te hebben ontvangen.
Maar anarchisten en atheïsten citeren, als zij het bestaan van God willen bestrijden, vaak Ludwig Feuerbach, die geschreven heeft dat de mens God naar
zijn beeld en gelijkenis maakt. Als dat waar is – en volgens mij lijkt het daar veel op – waarom zouden mensen God dan niet kunnen zien als een moeder of vader of vriendin of vriend die niet jaloers is (in tegenstelling tot wat Jahweh volgens de joodse bijbel van zichzelf gezegd zou hebben) en de mensen alle vrijheid laat en gunt en hen daarin steunt?
In ieder geval zijn er godsdienstige mensen die zich anarchist noemen en
het als anarchist ook heel aardig doen. Voorbeelden van godsdienstige mensen
die met overtuiging anarchist zijn, zijn te vinden in de ‘Religious Anarchism’ bulletins die ik af en toe maak en die te vinden zijn op de website christianarchy.nl.
4a. Parlementen, gemeenteraden, bedrijfsraden enz. zijn slechts fopmiddelen die de burgers en werknemers een illusie van demokratie en zeggenschap moeten geven.
Anarchisten, zo wordt vaak gezegd, moeten er zich niet mee inlaten: aktieve
en passieve deelname eraan schuift de revolutie die het reilen en zeilen in
maatschappij en bedrijfsleven in handen van de burgers en werkers legt,
alleen maar op de lange baan. Een probleem met revoluties is echter
dat ze prakties niet te voorzien en niet te sturen zijn. Revoluties komen ook alleen voor in omstandigheden waarin de machthebbers niet van geven en nemen
weten en onvoldoende steun van de bevolking en de machtsorganen hebben.
De bekende Franse en Russiese revoluties toonden aan dat revoluties, althans politieke revoluties, een machtsvakuüm scheppen dat goed georganiseerde, weinig demokratiese groepen graag en vrij gemakkelijk opvullen.
Ofschoon het moeilijker is dan spekuleren over strategieën om ‘de’ revolutie
dichterbij te brengen en over revolutionaire situaties, lijkt het voor het algemeen (in de zin van: voor zoveel mogelijk mensen) welzijn vaak wel zinniger zich in te zetten voor verbeteringen die, eventueel via kompromissen en in termijnen, in afzienbare tijd bereikbaar zijn. De traagheid van zo’n proces laat voorstanders, tegenstanders en twijfelaars tijd om te zien of de veranderingen verbeteringen zijn en voor mentaliteitsveranderingen en aanpassingen, zodat zij door voldoende mensen aanvaard worden en minder kans lopen bij de eerste de beste wijziging in de machtsverhoudingen te worden teruggedraaid.
Toen ik in 1998 in het opvanghuis (house of hospitality) – een klein huis waar mensen die geen woning meer hadden tijdelijk onderdak kregen om van daar
uit werk te zoeken en genoeg te verdienen om weer voor eigen onderdak te
kunnen betalen) van de Catholic Workers in Denver, (Verenigde Staten),
werkte, schreef een anarchistiese vriendin me dat zij liever een goede revolutie zag. Ik antwoordde haar dat wij juist een oude vrouw aan de deur hadden gehad die door haar dochter op straat was gezet. Hadden wij tegen haar moeten zeggen: wacht maar op de revolutie, dan komt alles in orde? Bovendien was wat die Catholic Workers (van wie daar op dat moment er maar één, een religieuze, nog katholiek was) deden, je reinste direktie aktie: alles buiten staat en kerk om.
4b. Parlementen e.d. beslissen over het wel en wee van de burgers en werkers zonder de mening van die burgers en werkers te vragen en bevoordelen vaak bepaalde groepen en zichzelf ten koste van andere groepen of van de gemeenschap als geheel. Bij door een volksvergadering gegeven opzegbaar dwingend mandaat zou dat anders zijn.
In theorie klinkt dat mooi maar in de praktijk werkt het niet, omdat te weinig mensen de tijd en inspanning willen of kunnen opbrengen om regelmatig naar die volksvergaderingen te gaan en hun opvattingen daar met de nodige kennis van zaken en kracht naar voren te brengen. De vergaderingen zijn daardoor gemakkelijk te manipuleren. Ook doordat het aantal aanwezigen op zo’n volksvergadering te manipuleren is, bijvoorbeeld door medestanders te stimuleren om te komen en/of (mogelijke) tegenstanders ervan af te houden om te gaan.
Als er voldoende aktieve en kapabele burgers waren die hun parlementen,
gemeenteraden enzovoorts voortdurend op de huid zaten, zouden de anarchistiese bezwaren tegen parlementen e.d. wegvallen. Er zijn gewoon te weinig kapabele mensen die zich voor politieke en maatschappelijke zaken inzetten. In zulke omstandigheden is het zinnig in ieder geval voorlopig genoegen te nemen met parlementen, bedrijfsraden e.d. en daar zoveel mogelijk invloed op uit te oefenen, respektievelijk ze zoveel mogelijk onder druk te houden.
4c. Als je voor iemand stemt, geef je je macht uit handen.
Eerste vraag: Welke macht? Om in een volksvergadering te stemmen (voor een
zaak, natuurlijk, niet voor een mens)? Als je niet over een zeker charisma
beschikt of over een zekere overtuigingskracht en geen lid bent van een
groep met iemand met dat soort kwaliteiten, is je macht een illusie.
Tweede vraag: Als je voor iemand gestemd hebt en die iemand komt in een
parlement of gemeenteraad, blijkt dan uit de praktijk dat je niets meer kunt? En helpt het niet, als je iets wilt ondernemen, om mensen, desnoods maar één
mens in parlement of gemeenteraad te hebben met sympathie voor wat je wilt
bereiken?
5. Anarchisten hebben geen leiders.
Wie durft te ontkennen dat een groepslid dat meer charisma of overtuigingskracht heeft en/of meer weet op het gebied dat voor de groep belangrijk is en/of aktiever is in de groep of eromheen dan leden die gemakkelijker te bepraten zijn, minder weten op het gebied dat die groep aangaat en/of daarin minder aktief zijn, daar een leidersrol speelt?
6. Het ideaal van het anarchisme is een anarchistiese maatschappij.
Zoals de Petersburgse aktivist Piotr Rausch eens zei, en waarschijnlijk niet
alleen hij: anarchisme is niet voor iedereen. Veel mensen zijn blij als anderen voor hen beslissen, de ontwikkelingen in hun maatschappij voor hen volgen en zich voor het reilen en zeilen van die maatschappij inzetten. Anderzijds zijn er mensen die graag kommanderen, graag dingen voor anderen uitzoeken en/of alles weten (misschien verkeerd weten maar dat is van geen belang) en ook alleszins in staat zijn om hun wil en/of opvattingen aan anderen op te leggen.
Niets wijst erop dat genoeg mensen een anarchistiese maatschappij als ideaal
zien. Ik zou ook niet weten wat ik me daarbij zou moeten voorstellen, althans
als iets permanents en op grote-maatschappijnivo. Denk aan de kibbutzim,
waar de kinderen vaak voor de verlokkingen van de glinsterende buitenwereld zijn bezweken.
Wie wil kan bij de Tijdelijke Autonome Zones van Hakim Bey terecht of daarin
enige troost vinden. Of in de gedachte dat mensen en maatschappijen steeds
veranderen, zodat er misschien toch ooit een grote anarchistiese maatschap-
pij komt waaraan, zo niet het eeuwige, dan toch een lang leven beschoren is.
Sommige anarchisten willen het niet over een ideaal hebben maar over een
utopie: je weet dat het nooit realiteit wordt of zelfs geen realiteit kan worden, maar je kunt eraan werken, zodat je inspanningen een richting hebben en een steun in de rug. Maar waarom niet van het begin af aan zeggen: we willen zoveel mogelijk die kant uit en zijn tevreden met ieder stapje in de goede richting. Dat houdt de stress eruit en het gezeur over wel of niet genoeg gedaan te hebben of te doen.
Voorlopig moeten anarchisten er in ieder geval vanuit gaan dat zij aanhangers
zijn van een in zichzelf verdeelde stroming binnen het geheel van stromingen
in de gemeenschappen waarin zij leven.
Misschien is dat maar goed ook want andere stromingen hebben vaak oog voor belangrijke problemen en mogelijkheden die buiten het gezichtsveld
van anarchisten liggen. Als anarchisten naar mensen van andere stromingen
luisteren (en mensen van andere stromingen naar hen), resulteert dat waarschijnlijk in een in veel opzichten rijkere maatschappij dan wanneer die anarchisten of die anderen het allemaal alleen voor het zeggen hadden gehad.
7. Vrijheid is het wezen van het anarchisme.
Gezien de verklaring die in anarchistiese kringen voor het woord ‘anarchie’
gegeven wordt (‘zonder iemand boven je’), vinden we het wezen van het anarchisme veel vollediger en juister weergegeven in de leuze ‘noch knecht noch meester’. ‘Noch knecht noch meester’ houdt in dat je alles zelf doet of als gelijke samen met anderen. Het houdt daarmee verantwoordelijkheid voor de
samenleving in.
(Het ‘noch God noch meester’ is een kinderlijke gedachte evenals Bakoenins
uitspraak ‘als God bestond zouden we hem moeten afschaffen’. Ik ga er daarbij
vanuit dat het begrip ‘God’ in eerste instantie staat voor ‘bron en drager van alle bestaan’ en niet voor een afgeleide van de stamgod van het oude Israel of voor een soortgelijk bedenksel. Hoe kun je bestaan zonder die God op wie je bestaan berust? Het eventueel erkennen van het bestaan van zulk een god houdt niet in dat mensen die god op de een of andere manier zouden moeten aanbidden of zich zouden moeten onderwerpen aan de wetten die godsdienstige leiders soms zeggen van die god ontvangen te hebben.)
In populaire praatjes wordt ook wel gezegd dat vrijheid het hoogste menselijke ideaal is. Niettemin: toen diktator Mahathir van Maleisië een tijd geleden aankondigde dat hij zou aftreden, waren de straten van Kuala Lumpur vol mensen die hem hun dankbaarheid wilden betonen voor de ekonomiese voorspoed die hij had gebracht. Dat daar een vrijheidsprijskaartje aan had gehangen speelde kennelijk geen grote rol.
President Poetin van Rusland geniet veel steun uit de bevolking, ondanks de
vrijheidsbeperkingen die hij heeft ingevoerd, omdat veel burgers tevreden zijn over zijn ekonomiese politiek (en over zijn oorlog tegen Tsjetsjenië). En veel mensen in Rusland hebben nog naar de tijden van Stalin en Brezjnew terugverlangd: ‘Toen kostte worst een paar kopeken, nu is worst haast niet meer te betalen’.
Ook, zoals Thom Holterman onlangs op een redactievergadering van De AS
opmerkte, kan het belang van de gemeenschap eisen dat onwillige mensen tot medewerking gedwongen worden, bijvoorbeeld als de boel voor hun deur moet worden opengebroken voor het leggen van kabels. Ook kan het nodig zijn om in te grijpen als mensen met hun opvatting van het ‘noch knecht noch meester’ op een katastrofe aansturen.
Een achtste dogma, dat in anarchistiese kringen weinig ter sprake komt, maakt
dat de zeven over het algemeen erkende anarchistiese dogmaas in de lucht
komen te hangen, maar ontdoet het anarchisme, waar aangenomen, van zijn
heilige onbetekenendheid.
Dit dogma luidt: maatschappelijke aktiviteiten dienen gericht te zijn op het grootst mogelijke welzijn voor het grootst mogelijke aantal mensen.
De anarchistiese dogmaas zijn alleen houdbaar voorzover zij aan dit uitgangspunt beantwoorden.
En tenslotte: het is normaal dat mensen graag met mensen met overeenkomstige
opvattingen samen zijn. Maar als zij geen ideologiese inteelt willen, doen zij er goed aan ook het gezelschap op te zoeken van mensen met andere opvattingen om zo een goede mix te krijgen.
Ideologies gemengde organisaties die voor het algemeen welzijn werken, zijn
in beginsel te verkiezen boven ideologies eenkennige organisaties, die gevaar
lopen propaganda voor het eigen gelijk te bedrijven, zoals wel van kerkelijke
liefdadigheidsinstellingen en andere kerkelijke initiatieven (bijvoorbeeld
scholen in arme landen of stadswijken) wordt gezegd.
– Uitgelichte afbeelding: Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1056995 (Errico Malatesta)
Het Catholic Workerlogo is van Ade Bethune, CC