Kennisnemen van arbeidersleven in heden en verleden is naar mijn ondervinding heilzaam in dagen waarin ideologische verhalen ongegrond worden rondgestrooid: over de Heilige Markt maar ook een loze zelfkwalificatie als Antikapitalist. Wij staan allen op de schouders van reuzen en reuzinnen, en hoezeer dit het geval is dringt pas goed tot mij door bij het lezen van de gebundelde verhalen van Hans Boot over de Zaanse losse ploegen. Zaadsjouwers heten ze in de Zaankant, Cor Bruijn die begonnen is als onderwijzer in christen-anarchistische kring heeft er een gelijknamige roman over geschreven. “Die vertelt alles over ons” zeggen de voormalige sjouwers die Boot spreekt over het werk en het georganiseerd ongeorganiseerd zijn. Sjouwers hoorden bij ploegen van wisselende omvang.
Degenen die in de Zaanstreek zaadsjouwers heten worden in Schiedam, Rotterdam en Dordrecht (onder andere, vermoed ik, in de Utrechtse binnenstad is er een Zakkendragerssteeg) zakkendragers genoemd, in Amsterdam korendragers en ik meen te mogen veronderstellen dat de Nijmeegse kaaiwerker overeenkomstige werkzaamheden verrichte.
Het beeld aan de Waalhaven en het hierboven afgebeelde Schiedamse beeld laten duidelijk zien dat die zakken steunden op de nek van de drager en verder op het hoofd. Ik moet eerlijk bekennen dat in mijn gedachten mijn Schiedamse voorouders met die zakken over hun schouder liepen, terwijl het beeld toch duidelijk iets anders laat zien.
Korenmeters, korenwegers, in het schip waarvan de lading gelost moest worden waren er de aanpikkers, de lui die het ophijsen van de aan boord al gevulde zakken mogelijk maakten en tenslotte de sjouwers of dragers.
In 1906 was er een fameuze staking in Rotterdam tegen de mechanisering van dit werk. Zij die het zware werk van generatie op generatie deden staakten tegen het invoeren van de elevatoren die het eerlijke hand- en sjouwwerk overbodig maakten. De “modernen”, de aan de sociaal-democratische partij verbonden vakbeweging (het NVV) waren voor de vooruitgang en dus voor de elevatoren en tegen de staking. Een rol kan ook spelen dat de harde werkers niet of syndicalistisch waren georganiseerd. Zakkendragers hadden als laatsten een gilde dat nog tot ver in de afgelopen eeuw uitkeringen verstrekte.
In de Zaanstreek werd het werk van de sjouwers net anders georganiseerd dan in Amsterdam of het Zuidhollandse havengebied. Er waren geen gilden, Boot vermoedt (zekerheid ontwaar ik niet in wat hij er over schrijft) dat dit onder invloed van hoofdzakelijk Amsterdamse kooplieden is. Het opmerkelijke aan de gilden is dat het werk ongeschoold was (men moest wel kunnen lezen en schrijven), er was dus geen meester/leerlingverhouding, ten hoogste telde de geoefendheid.
En er is de beroepstrots en het gevoel van ongebondenheid, “de losse ploegen” speciaal in de Zaanstreek.
Dit is geen bespreking althans zeker geen recensie van het boek van Hans Boot. Als nazaat van een gildegebonden vrije jongen heb ik mij veroorloofd zelf wat losse gedachten op te schrijven.
Ik beveel lezing van de bundeling van stukken van de site Solidariteit in boekvorm van harte aan.
Kijk hier voor de mogelijkheden het in boekvorm thuis te krijgen.
– Hans Boot, De Zaanse losse ploegen. Een zoektocht naar hun (voor)geschiedenis.