David Graeber heeft ons een begin van een opmerkelijke klassenanalyse nagelaten die misschien voldoende is en misschien ook niet. Kortweg: de werkende klasse, noem haar het proletariaat, is een zorgende klasse geworden. Loonafhankelijk nog steeds, al wil de neoliberale wanorde graag doen alsof men zelfstandige zonder personeel kan zijn in allerlei branches. (Als marcuseaan merk ik op dat deze woorden ongetwijfeld niet toevallig steeds alleen als afkorting worden gebruikt – “zonder personeel”, dat moet je niet benadrukken).
Zorgende klasse. Proletariaat wordt niet alleen bepaald door industrie, maar door het losmaken van beschikking over productiemiddelen. Men is in loondienst en wordt als zodanig behandeld. De maakindustrie (het woord alleen al) is grotendeels verhuisd naar waar negentiende-eeuwse toestanden worden getolereerd van hogerhand. En als hogerhand op dat punt dreigt te falen organiseer je een staatsgreep vanuit Washington, Parijs, Londen – Brussel? Zie bijvoorbeeld Honduras en Haïti. Maar laten we het bij de zorgende klasse houden.
Dat de voedingsmiddelenindustrie (nog) niet is uitbesteed aan de neokoloniale wereld bevestigt dat het werken daarin ook een zorgaspect heeft. Al moet je daar bij zoiets als Vion natuurlijk niet aan denken. En ja, naar ik begrepen heb beschouwde Graeber ook bijvoorbeeld de beveiligings- en bewakingsdiensten vanuit dat gezichtspunt. Net als met dat ene paginaatje in Das Kapital zijn we verweesd achtergebleven met de dood van Graeber en mogen we “zelf” verder aan de slag met het idee.
*
Bij “zorg” denkt men in het algemeen niet aan de vuilnisman of de trambestuurder die ook in het klasseparadigma van Graeber vallen. Zorg gaat om één-op-één bezigheid van mens tot mens. Het hoeft niet steeds dezelfde zorgende te zijn en wellicht is er meer dan één persoon bij een bezigheid betrokken.
Laat ik mijn aarzelingen opzij zetten en opschrijven wat ik de afgelopen week heb meegemaakt en welke gedachten dit oproept.
Een als routineus bedoelde controlevisite aan de huisarts deed mij binnen een dag op een ziekenhuisbed belanden. Precies twee maanden na de vorige, weer een cardioversie: een elektrieke schok die het hartritme moet normaliseren. Nog voor elven lag ik aan een monitor en ik kreeg te horen – ik had ontbeten en gold dus als “niet nuchter” – dat om drie uur de schok zou plaatsvinden. De tijd moet ruim bemeten worden om een wat ik zelf maar noem Jimi-Hendrix-effect te voorkomen.
Gelukkig had ik een boek van Simone Weil bij me (voor in de wachtkamer, dacht ik) waar ik maar moeilijk door leek te komen maar nu in deze wachttoestand geen problemen mee had en zelfs een paar keer moest lachen, wat niet de specialiteit van Weil is. Toen ik het uithad was het ongeveer tijd.
De eerste keer dat ik de behandeling onderging kon ik na afloop bijna niet ophouden met lachen. Ik was even “weg” en de schok had zijn effect bereikt. Als je het voor de vierde keer binnen twee jaar meemaakt is het routine en ook niet leuk meer, ook al slaagt het nog.
Ik noem deze persoonlijke ondervinding om mijzelf ruimte te geven hartgrondig uit te vallen tegen CDA-schorriemorrie, tevens voorradig binnen de VVD en nog wat van die clubs. Die lui die voortdurend weten dat “de zorg” nu even niet op opslag hoeft te rekenen. “Bestuurders” en “managers” natuurlijk uitgezonderd. Die vallen niet onder de zorgende klasse. Ja, de door sommigen zo bewonderde Omtzigt hoort ook tot de opslagweigeraars, laat u toch niet bedonderen. En weer, voor de vierde keer binnen twee jaar, maak ik mee wat het is om verpleegd te worden en wie dat doen en hoe. Rot op met je “handen aan het bed”, je hebt het over mensen, niet over handen. Handjes zijn er om in te knijpen dat er nog mensen voor dit werk te vinden zijn, ja de zorgende klasse bij uitstek.
Op mijn oprecht verwonderde vraag hoe het kan dat ik zo snel weer behandeld word in deze coronatijden krijg ik te horen dat cardiologie niet veel met intensive care van doen heeft, maar “we zijn wel 24 uur per dag in touw”.
En laat dan zo’n bedrieger als die Van Lienden quasi-zalvende praatjes verkopen over helden in de zorg die hij voor miljoenen tilt. Terwijl ik zwoeg op deze tekst verschijnt op De Wereld Morgen een stuk dat we nu eens niet mogen overnemen. Maar ik pluk er wat passages uit:
‘Ik ben heel optimistisch over de nieuwe generatie. Zij hebben begrepen dat het oude systeem op de schop moet. En het zullen deze keer de verpleegsters en niet de arbeiders in de auto-industrie zijn, die op de barricaden staan.’(…)
“De voorhoede van morgen zal gevormd worden door de verpleegsters en verplegers die vandaag in de frontlinie staan. Zij zijn enorm geradicaliseerd door de ervaringen van de pandemie. De verpleegsters zijn trouwens nu al goed georganiseerd in een van de meest actieve vakbonden van het land: Nurses United. Zij kunnen de leiding nemen in de sociale strijd, net zoals de arbeiders in de auto-industrie dat deden in de vorige eeuw.”
Voorwaarts! Het is alweer dertig jaar geleden dat de verplegenden vooraan stonden in de zelfstandige strijd in Nederland, het heeft geleid tot de oprichting van een eigen losse vakbond, NU91, die dezelfde afkorting oplevert als Nurses United. Maar mag ik u aanmoedigen vooral wel de barricaden op te gaan? De zorgende scharen winnen de strijd. Om mijn favoriete hypochonder Bilderdijk te citeren: Stervend heb ik het u gemeld!
- Uitgelichte afbeelding: Photo by Piron Guillaume on Unsplash