Links in Nederland begrijpt de huidige era onvoldoende

De verkiezingen in Nederland hebben voor links inmiddels een bekend plaatje opgeleverd. Het staat aan de zijlijn. Merijn Oudenampsen heeft op New Left Review weer eens een poging gedaan de misère te verklaren. Lovenswaardig is in ieder geval dat hij links vrij breed beschouwt en de problematiek niet alleen op de sociaaldemocratische PvdA betrekt.

De verkiezingen vonden plaats tijdens de Coronapandemie. De crisis die daardoor heerst, levert als eerste gevolg een ‘rally round the flag’-effect op. De regeringsleider van een land komt veel in het nieuws en een groot deel van de bevolking tendeert die persoon te zien als redder in nood. Hoeveel extra stemmen dit effect Mark Rutte heeft opgeleverd is niet na te gaan. Feit is dat de VVD met overmacht de grootste partij is. Soit, dat verklaart deels haar overwinning maar niet de resultaten van de oppositie.

De van oudsher sterkste linkse oppositiepartij, de PvdA, is afgezakt naar plek twee, na de SP, met beide even weinig (9) zetels. Terecht merkt Oudenampsen op dat ze lijdt onder haar implosie van 2017 toen ze 29 zetels verloor van de 38. Meer dan driekwart van je zetels verliezen is belachelijk veel. Haar commitment aan de bezuinigingen tijdens haar regeringsperiode in Rutte II brak haar op. Te meer daar toenmalig minister van Financiën en voorzitter van de Eurogroep Jeroen Dijsselbloem een ongekend harde houding tentoonspreidde ten aanzien van de op zich redelijke voorstellen van de Griekse minister van Financiën Yanis Varoufakis, die de gevolgen van de eurocrisis het hoofd wilde bieden. Deze politiek was een keuze voor het volgen van de Derde Weg, waarbij het ideaal van de verzorgingsstaat ondergeschikt is aan marktconforme maatregelen.

Geen problemen zijn er met Oudenampsens analyse tot dusver. Maar waarom koos de PvdA voor de Derde Weg, de socialistische veren afschuddend, en met haar tal van andere sociaaldemocratische partijen? Dit is een kernvraag. Een antwoord kan het belang van profileren op de sociaal-economische dan wel op de culturele component verduidelijken. Als je als land almaar minder mogelijkheden hebt om de economische koers te bepalen, wordt de culturele poot, waarop je wel invloed hebt, steeds belangrijker. En inderdaad, in Europa bepaalden de EU en daarvoor haar voorgangers langzaamaan de speelruimte meer en meer. In Frankrijk, als groot land, hebben François Mitterrand en François Hollande geprobeerd de koers naar links af te buigen. Twee grandioze mislukkingen volgden.

Maar Nederland heeft toch zeker nog wel mogelijkheden tot een eigen politiek? Jawel, maar overschat die niet. Neem drie belangrijke kwesties (de belangrijkste?) voor de verkiezingen: migratie, belastingen en huisvesting. Alleen op het gebied van huisvesting kan de Nederlandse politiek substantieel zaken regelen. Migratie binnen de EU is gebonden aan het vrij verkeer van personen en met betrekking tot vluchtelingen is de Dublinverordening, over het land waar asiel kan worden aangevraagd, een zaak van de EU. Over hogere belastingen voor multinationals bestaat brede steun onder de bevolking, maar effectief kun je die alleen in EU-verband regelen. Als PvdA-leider Lilianne Ploumen dan hogere belastingen voor multinationals, miljonairs en ‘pandjesbazen’ voorstelt, ontvangt ze meewarige sympathie. Kun je zo’n plan serieuzer nemen dan een willekeurig plan van Geert Wilders? Voorts besprak ik al in Gaat links het voorbeeld van Volt volgen? de zeer directe invloed van EU-richtlijnen. Die moeten in wetten worden omgezet en Nederland kan daarop maar zeer ten dele invloed uitoefenen.

De mate van invloed van de EU op de politiek in Nederland kan uiteraard slechts worden ingeschat; er bestaat geen maatstaf voor. En in een artikel kun je niet alles bespreken, keuzes maken is onvermijdelijk. Doch de impact van de EU is dermate groot dat een omissie ervan een beschouwing over de politieke stand van zaken in Nederland weinig relevant maakt. Zo lijkt al dan niet voortzetting van de bezuinigingspolitiek nu een voornaam discussiethema, zoals Oudenampsen aanstipt met het noemen van Krugman en Stiglitz. Maar die discussie speelt dus niet slechts hier; het gaat er hoogstens om hoe traag of snel Nederland de consensus in de EU volgt. ABN-AMRO economen Piet Rietman en Albert Jan Swart stellen dan ook: Linksom of rechtsom naar een hoger minimumloon.

Als de marges van sociaal-economische politiek in Nederland miniem zijn, dan zouden linkse opiniemakers, zoals Oudenampsen, daarvan gewag dienen te maken en hun ideeën daarmee in overeenstemming moeten brengen. Dit geldt voor links in het algemeen, voor ideologen die ofwel meer de PvdA, GL of de SP – de voornaamste exponenten van de linkse stroming – zijn toegedaan. Verandering begint nu eenmaal met gedegen – en gedurfde – analyses. Houden ze vast aan traditionele ideeën over de macht en mogelijkheden van de natiestaten, dan is dit links gedoemd voort te kwijnen (het communistische gedachtegoed achterna).

  • Uitgelichte afbeelding van Pixabay