In 1806 kwam de man wiens voornamen mijn vader als geheel ook droeg, en ik nog voor de helft, naar Nederland. Schiedam, om precies te zijn, een stad waarvan ik voordien zou zeggen: onder de rook van Rotterdam, maar ik heb begrepen dat de rook ter plaatse werd gegenereerd. De zwarte stad, van de rook van de branderijen – in tegenstelling tot het naburige Vlaardingen verviel de stad als vissershaven en zonder speciale reden schakelde Schiedam over op graanaanvoer voor het jeneverstoken. Jenever is een Nederlandse specialiteit, vrees ik. Het belangrijkste motto van degenen die ik al jaren bestudeerd heb voorzover het over Nederland gaat is: Sluit Schiedam!
Zonder “Schiedam” zou ik er niet geweest zijn. Mijn voorzaat kwam werken vanuit het Nederrijnse als zakkendrager, twee eeuwen geleden een ambacht. Schiedam liep vol arbeiders uit het Rivierengebied, ook van over de grens die in de Franse tijd toch weg was, ook al was nog niet het hele gebied inclusief het latere Nederland geannexeerd.
De jenever stond nog niet ter discussie: de Afschaffers, waar Maartje Janse op gepromoveerd is, sloegen later toe. Het jeneverstoken is nog lang doorgegaan, Schiedam heeft nog steeds de naam.
Bier en gedistilleerd waren tenminste veilig te drinken, geen bron van besmetting zoals menige waterloop in de woonomgeving. Liberalen met een welbegrepen besef van eigenbelang enerzijds en zorg voor het “volk” anderzijds hebben voor betrouwbaar drinkwater gezorgd en daarmee de alcoholische drank discutabel gemaakt.
Merkwaardig niet, dat lieden die drinkwater een luxe noemen dezer dagen zich ook met de titel “liberaal” tooien.
Ik zou me nooit verdiept hebben in die stad aan de Maas, of het Rijnmondgebied (ik vind die namen verwarrend, maar het komt er op neer dat Schelde, Maas en Rijn samen die delta vormen, De Delta) als ik niet in verband met genealogische naspeuringen mijn achtergrond als zoveelste-generatie-Migrant had ontdekt.
Van de Patriottische Brigade mag je niet zeggen dat “Nederland” van oudsher een immigratieland is – althans zeker sinds de begintijd van de Republiek.
Toch is het zo. Mijn Munsterlandse en Nederrijnse voorouders tellen niet als “buitenlanders” voor de Patriotten. “Buitenlanders zijn, nou ja, je weet best wie de buitenlanders zijn” – de mensen aan wie je durft vragen waar ze “eigenlijk” vandaan komen.
Vreemd eigenlijk, mij wordt nooit gevraagd waar ik “eigenlijk vandaan kom”.
En ook opmerkelijk is dat lui zich patriot noemen zonder er bij stil te staan dat de echte Patriotten uit de achttiende eeuw voor burgerrechten waren, in het algemeen, en dan ook van de zogenaamde immigranten en hun nazaten: (geïmmigreerde) katholieken, joden, Armeniërs (die ook al sinds de vroege zeventiende eeuw in de Republiek wonen) en meer.
De (kinderen van de) geïmmigreerde Nederduitsers stonden op de barricaden tegen de door het Geliefde Oranjehuis binnengehaalde Pruisische bezetter. Plukjes geschiedenis die het bij de nationalisten nu net niet zo goed doen.
Het meer willen weten over de streken “waar je eigenlijk vandaan komt”, Schiedam, het Land van Kleef, Munsterland en meer – het is zeker vanuit huidig standpunt allemaal niet ver, maar ver genoeg als je niet beter weet dan dat je uit Amsterdam komt.
Laat ik een andere, wellicht betere motivatie voor het bestuderen van geschiedenis maar voor de volgende keer bewaren.
Bij Lockdownlezing deel 2 tweede aflevering
Eerste deel.
Uitgelichte afbeelding: Door Michielverbeek – Eigen werk, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=47667917