Mogen onze 80-jarigen in vrede sterven, zonder dat we klagen over het prijskaartje?
Een hele generatie, geboren tussen 1930 en 1945, was al geboren in een rottijd van economische crisis en oorlog. Ondanks hun slechte start hebben de mensen van deze generatie meegewerkt aan opbouw uit verwoesting en armoede. Nu zij aan het end van hun leven op hun sterfbed niet omringd kunnen zijn door familie en vrienden wegens besmettingsgevaar, nu zij in stilte en afzondering begraven moeten worden hoor ik stemmen die vinden dat de zorg die nodig is, om in hen bij te staan in die laatste dagen, te veel kost.
Door marktwerking en privatisering is onvoldoende capaciteit in de zorg aanwezig om, zonder drastische maatregelen, een grote toestroom van ernstig zieken op te vangen. Een denken gericht op winstbejag en concurrentie heeft geleid tot deze tekorten.
Datzelfde denken leidt nu tot geklaag dat de prijs te hoog is, dat de economie er te veel onder leidt. Er wordt gevreesd voor financiële verliezen.
Deze stemmen moeten hun mond houden. De Kelders en Zwagermannen, de ceo’s van beleggingsfonden, de handelaren in geld. Zij moeten hun mond houden en hun verlies manmoedig incasseren. Er blijft genoeg over. Hun verlies valt in het niet bij het verlies van de families die hun dierbaren zien sterven. Een sterven met nauwelijks een mogelijkheid tot afscheid.
Waar mensen sterven past piëteit. Je gaat geen begrafenis verstoren en lopen jammeren omdat je bang bent dat je wat minder geld overhoudt in je aandelenportefeuille.
Uitgelichte afbeelding: Door Oof Verschuren – [1], CC BY 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4009179