Vijf leiders inheemse volkeren afgeslacht in Colombia, media zwijgen

Woensdag 30 oktober werden vijf Colombiaanse inheemse leiders afgeslacht in de regio Cauca. In heel Colombia werden sinds 2016 700 inheemse activisten vermoord. Dit cijfer omvat niet de moorden op journalisten, vakbondsleiders, milieuactivisten, lokale politici van oppositiepartijen. De bijna totale desinteresse van de massamedia hier voor schendingen van mensenrechten in Colombia de voorbije dertig jaar contrasteert schril met de verontwaardigde berichtgeving over buurland Venezuela van de recentste vijf jaar.

Op woensdag 30 oktober werd Cristina Bautista, leider van het inheemse reservaat Nasa Tacueyó, vermoord. Vier andere lokale leiders die haar vergezelden werden eveneens afgeslacht. Zes anderen overleefden de aanslag maar zijn zwaargewond.

Deze moordaanslag gebeurde volgens het klassieke patroon van bijna alle politieke moorden in Colombia in de voorbije vijftig jaar. Een konvooi terreinwagens begeleidde Bautista naar een van de door haar geplande bijeenkomsten. Zij waren ongewapend.

Een groep wagens met zwaarbewapende personen openden het vuur met de hierboven vermelde gevolgen. Een van de toegesnelde ambulances werd eveneens beschoten door dezelfde daders.

Een aangekondigde aanslag

Nauwelijks enkele uren voor de aanslag had Cristina Bautista op haar Instagram en WhatsApp haar onrust geuit omdat gewapende groepen hen hadden beschoten, waar ze zeer nipt aan konden ontsnappen. Ze kreeg geen enkele bescherming van de politie. Enkele uren later werd ze door dezelfde daders vermoord.

Zoals telkens weer bij dergelijke aanslagen waren politie en leger verdacht afwezig en werd urenlang getalmd om een onderzoek ter plaatse te starten, wat net zeer cruciaal is om een echt gerechtelijk onderzoek naar sporen en getuigenissen te kunnen voeren.

Ook al gebeuren de aanslagen voor de ogen van talrijk toekijkende burgers, getuigen zijn er bijna nooit. Leger en politie staan immers bekend voor het snel doorgeven van de namen van getuigen aan de groeperingen die de aanslagen plegen. Wie het toch waagt riskeert zijn leven of de beschuldiging van medeplichtigheid.

President zonder geloofwaardigheid

President Duque heeft onmiddellijk gereageerd met de beslissing om extra 2.500 soldaten naar de regio te sturen, wat door de andere inheemse leiders in de regio onmiddellijk werd afgewezen. Zij wijzen het leger aan als medeplichtig aan de terreur.

Volgens de president zou het om dissidente FARC-groepen gaan. De FARC-guerrilla heeft in 2016 een vredesakkoord gesloten met de regering, maar kleine groepen hebben zich daar nooit bij neergelegd. Dit is echter slechts één van de vele mogelijkheden. Bij gebrek aan enig ernstig forensisch onderzoek van de aanslag is een dergelijke uitspraak dus zeer voorbarig.

Duque werd verkozen tot president in zeer verdachte omstandigheden. Meerdere tegenkandidaten werden tijdens de kiescampagne vermoord, anderen trokken zich terug uit vrees voor hun leven. De grote Colombiaanse media lieten andere kandidaten nauwelijks aan bod komen.

In Colombia is dit echter geen nieuws. Het werkt er al tientallen jaren zo. Duque zelf staat voor de onverminderde verderzetting van het neoliberale beleid van zijn voorgangers. ‘Neoliberaal’ staat in Colombia voor gewelddadige semi-feodale machtsverhoudingen van grootgrondbezitters, mijnbouw- en bosbouwbedrijven tegenover de rest van de bevolking.

Leger en politie staan ten dienste van de daders

Vilma Almendra, een andere inheemse leidster uit de regio, reageerde onmiddellijk met een boodschap aan de bevolking in de VS, waarin ze deze semi-feodale realiteit in Colombia weergeeft: “De oorlog die ze tegen ons voeren garandeert de reproductie van het patriarchale, koloniale en kapitalistische systeem om winsten te accumuleren in de VS. Wie profiteert van ons bloed, onze dood, onze verdrijving, de vernietiging van onze autonomie hier?”

De regio Cauca aan de Stille Oceaan is al tientallen jaren een haard van brutaal geweld door bendes die voor grote mijn- en bosbouwbedrijven de lokale bevolking onder druk zetten om hun verzet tegen hun industriële activiteiten op te geven. Deze bendes financieren zich daarnaast ook met handel in cocaïne voor de VS, waarvoor ze grote gebieden domineren, waar de rechtstaat volledig afwezig is.

Leger en politie zijn weliswaar zeer aanwezig in het gebied, maar zijn altijd toevallig net niet in de buurt wanneer deze moordende aanslagen worden gepleegd. Het blijft opvallen dat deze aanslagen gebeuren op landelijke wegen die de enige verbinding zijn tussen ver uit elkaar liggende dorpen en dat telkens net die dag geen politie- of legerblokkade op die weg aanwezig is. Ook aanslagen in steden gebeuren volgens een gelijkaardige methodiek.

In Colombia (en Honduras) geldt nog steeds de modus operandi van de jaren 1970 en 1980, waarbij paramilitaire bendes het vuile werk opknappen in opdracht van leger en politie 1, hoewel die zich ook regelmatig zelf te buiten gaan aan gruwelijke moordpartijen.

Terreur heet hier ‘strijd tegen het terrorisme’

Voor slachtpartijen op mannelijke slachtoffers gebruiken leger en politie meestal het argument dat ze in een gewapend treffen gewapende privé-milities of guerrillero’s hebben gedood. Daarbij aarzelen ze niet om de gedode burgers uniformen aan te doen en er wapens bij te leggen (‘falsos positivos’, valse positieven).

Dit heeft als bijkomend effect dat ze hun statistieken opsmukken van de ‘strijd tegen het terrorisme’, de geliefkoosde omschrijving sinds het einde van de Koude Oorlog, die sindsdien ‘de strijd tegen het goddeloze communisme’ vervangt.

Met vrouwen en kinderen lukt dat moeilijker. De aanslagen tegen inheemse leiders (en tegen iedereen die het opneemt voor de gewone Colombianen, journalisten, priesters, vakbondsmilitanten, strijders voor de mensenrechten, advocaten) zijn niet lukraak. Ze passen in een stramien van terreur tegen de eigen bevolking.

Ook nu stelt de regering van president Duque het voor alsof de regering en de overheid machteloos zou staan tussen het geweld van extreem-rechts en extreem-links. Het is een strategie van ‘plausible deniability’ die in de jaren 1970 en 1980 zowat in elk Latijns-Amerikaans land werd ingezet, maar in Honduras, Paraguay en Colombia nog steeds wordt toegepast.

In Honduras en Paraguay werd dit terreurregime tegen de eigen bevolking terug ingevoerd na door de VS ondersteunde staatsgrepen waarbij de legitiem verkozen president werd afgezet. Colombia is het enige land in Latijns-Amerika waar dat regime na het einde van de Koude Oorlog zonder enige onderbreking is doorgegaan.

Buurland Venezuela

Buurland Venezuela heeft nooit de intensiteit van bruut politiek geweld gekend zoals in Colombia, maar heeft desalniettemin ook zijn doodseskaders gehad en gewapende verzetsorganisaties. In 1989 werden duizenden Venezolanen tijdens sociale protesten vermoord op enkele dagen tijd. Aanleiding was toen de plotse stijging van de prijzen van het openbaar vervoer en het opheffen van de subsidies voor brandstof.

Net als in 1989 in Venezuela hebben de internationale media het nu ook niet over het ‘regime’ in Colombia als uitleg voor deze geweldspiraal. Niet zo voor Venezuela vandaag. De overheid functioneert daar allesbehalve vlekkeloos, maar in Colombia is het veel erger (en al veel langer).

Toch is alleen het ‘regime’ in Venezuela een probleem. Het is niet zo dat de wreedheden in Colombia volledig worden verzwegen. De kadering en context die de media er aan geven is echter volledig anders.

Deze selectieve verontwaardiging van de media over schendingen van de mensenrechten naargelang het over een met het westen bevriende of vijandige regering gaat heeft meerdere consequenties. Eerst en vooral ondermijnt dergelijke selectiviteit de geloofwaardigheid van de berichtgeving.

Daarnaast zendt deze selectiviteit een niet mis te verstane boodschap aan daders én slachtoffers. De daders begrijpen dat zij met hun gruwelijke misdaden kunnen doorgaan zolang ze aan de juiste kant staan. De slachtoffers krijgen ingewreven dat ze niet op enige internationale solidariteit moeten rekenen.

Begin 2019 poogde de rechtse Venezolaanse oppositie president Maduro af te zetten. Hun leider Juan Guaidó liet zich bereidwillig fotograferen met medestanders in buurland Colombia. Het bleken leiders van drugsbendes en gewapende milities te zijn, verantwoordelijk voor tientallen aanslagen op onder meer inheemse leiders in de Colombiaanse provincies aan de grens met Venezuela.

Even dreigden de VS met militaire interventie in Venezuela maar ze vingen bot bij hun Latijns-Amerikaanse bondgenoten. Alleen president Duque van buurland Colombia toonde zich bereid om militair tussenbeide te komen voor ‘mensenrechten en democratie’.

Cristina Bautista wordt hier een zoveelste naamloos cijfer in de statistieken. Niet ginder. In Colombia wordt zij een icoon, een voorbeeld voor vele anderen die haar werk onverminderd zullen verder zetten. De Colombiaanse bevolking geeft de strijd voor rechtvaardigheid niet op. In dergelijke omstandigheden blijven doorgaan, dwingt respect en bewondering af.

1   Het onderscheid tussen ‘leger en politie’ in Colombia (net als in vele andere Latijns-Amerikaanse landen) bestaat in feite niet. De federale politie is een onderdeel van de strijdkrachten, naast landmacht, luchtmacht en zeemacht. Het landleger wordt ‘ejército (‘leger’) genoemd. Voor het geheel zegt men ‘las fuerzas armadas’ (‘de strijdkrachten’).

Bronnen:

Five Indigenous Leaders Massacred in Colombia; New Wave of Violence Feared as 2,500 Troops Deployed

– door Lode Vanoost, oorspronkelijk voor De Wereld Morgen