De wisselwerking tussen Kartini en de Nederlandse christen-anarchisten. Krapuuls Pinksterteksten 4

Het volgende is de tamelijk vrije vertaling van een voordracht die ik heb gehouden in de werkgroep Religieus Anarchisme van het Anarchist Studies Network, Loughborough, 2016. Meestal maak ik mijn lezingen stukken langer, maar de ervaring leert dat je onderweg moet schrappen omdat de twintig minuten eigenlijk een kwartier blijken en hoe dan ook te kort zijn voor de hele tekst. De leestijd hiervan is zeker niet langer.

Wat mij bij het schrijven de tranen in de ogen bracht was het kennisnemen van de schaamteloze racistische behandeling van “de inlanders” – het ronduit verbieden van het kennisnemen van Europese techniek in de eerste plaats, door het verbod Nederlands te leren. En de vernederingen waaraan ook de inheemse adel onderworpen werd. Dat is kolonialisme dat het racisme met zich meebrengt. En “we” zijn er nog lang niet van af.

Hierin probeer ik duidelijk te maken dat de Nederlandse christen-anarchisten beslist antikolonialistisch waren maar ook vonden dat het gekoloniseerde land het jongere broertje was van de koloniserende mogendheid. Ibu Indonesia Kartini sluit hier bij aan. De mate waarin zij erdoor beïnvloed is is moeilijk te peilen maar lijkt groot.
Later in de eeuw zou het broertje zich niet meer jong betonen. Men houdt wel de geschiedenis levend in Indonesië, iets wat de Nederlandse heersende klasse nou juist niet wenst te doen.

Het werk van Kartini bestaat uit brieven in fijnzinnig Nederlands proza, zoals er meer boeken zijn die in briefvorm zijn uitgegeven. Het gaat in haar geval om concrete brieven aan concrete personen, en ze zijn niet opgenomen in de canon van de Nederlandse literatuur.
Ook de koloniale of gedekoloniseerde wereld ontkomt niet aan disneyficering: een leverbare uitgave van een Engelse vertaling van haar brieven heet Letters of a Javanese Princess.

Zij is van tamelijk hoge Javaanse adel maar wil niet dat zij naar een onverdiende status wordt benoemd. En ‘prinses” is ze al helemaal niet. Haar grootvader was pangeran van Demak, een titel die ongeveer overeenkomt met die van hertog. Hij was de eerste Javaan die zijn kinderen een Europese opvoeding gaf. Kartini’s vader was regent van Japara, eveneens in Midden-Java, en daardoor had zij recht op de titel Raden Adjeng, wat zij weigerde. (Haar brieven zijn niettemin onder die schrijversnaam uitgegeven). “Ik ben slechts Kartini”. De laatste vorst in haar famile is van vijfentwintig generaties geleden, vertelt zij. Hoe de Engelse vertalers van haar brieven zo’n “princess”-titel verantwoorden is mij een raadsel dat ik ook eigenlijk niet wil oplossen. Waarschijnlijk komt het voort uit de neiging vrouwen uit de gekoloniseerde wereld zo aan te duiden, omdat zij zich niet houden aan de rol die de gekoloniseerde mens moet spelen. Pocahontas is het Disney-voorbeeld.Chimamanda Ngozi Adichie schrijft in The thing around your neck, in het verhaal Jumping Monkey Hill: “(Ujunwa) zei – omdat zij de verleiding niet kon weerstaan – dat ze inderdaad prinses was en van een oud geslacht kwam, en dat een van haar voorouders een Portugese koopman had opgepakt in de zeventiende eeuw, en dat hij, overvoerd en geolied, in een koninklijke kooi werd vastgehouden.”

Ik ben blij dat ik het boek in papiervorm heb gelezen, Door duisternis tot licht staat op het net. Waardoor voorkomen wordt dat het ooit nog tot een papieren uitgave komt.
Kartini mocht alleen lager onderwijs volgen, zodat haar beheersing van het Nederlands degenen met wie zij correspondeerde wel verrast moet hebben: het is elegant, licht geparfumeerd in de stijl van het fin-de-siècle. Ik noem het een schandaal dat het niet is opgenomen in de Nederlandse literaire canon, maar zo gaat men met gekoloniseerde mensen om. Is Wij slaven van Suriname van Anton de Kom inmiddels wel in de canon opgenomen?

Zij is geboren in 1879, is begonnen met haar correspondentie in 1899. Deze eindigde tien dagen voor haar dood in 1904. Schrijnend is dat haar laatste brief gaat over het kind dat zij in enkele dagen zal baren, zij hoopt dat het een dochter zal zijn. Maar het was een zoon, en vier dagen na zijn geboorte stierf zij, een dood die bitter vergeleken kan worden met die van Mary Wollstonecraft of Clara Meijer-Wichmann: strijdsters voor vrouwenbevrijding die aan een biologisch noodlot ten onder gaan. Kartini was slechts 25.

In 1964 heeft de eerste president van Indonesië, Soekarno, Kartini uitgeroepen tot nationale heldin, haar eretitel is Ibu Indonesia, moeder van Indonesië. Opmerkelijk; zij gebruikt het woord Indonesië nooit, het werd pas gebruikelijk in de politiek in 1920. En voor haar was “Indië” min of meer gelijk aan Java. Zij vertelt nooit of zij het Maleis, de lingua franca van de archipel, beheerst, haar eerste taal was Javaans. De mensen van Celebes duidt zij aan als wilden en koppensnellers, waarmee zij een evolutionistische kijk op de volkeren van Nederlandsch Oost-Indië toont. Vergeleken met de Europeanen verkeren de Javanen nog in een kinderstadium en zij zouden Nederlands moeten leren om in aanraking te komen met de beschaving. Dit klinkt zwaarder dan zij lijkt te bedoelen: zij is zich bewust van de hoge graad van beschaving van haar eigen land, zij verwijst waarschijnlijk naar de technische aspecten van ontwikkeling. Het woord kapitalisme gebruikt zij nooit. Haar standpunt ertegen kan afgeleid worden uit haar hooggestemde woordkeuze, typerend voor het christen-anarchisme.

In de vijf jaar die haar correspondentie beslaat spreekt zij de wens uit om speciaal de inheemse vrouwen te ontwikkelen, hen in te leiden tot wat praktische wetenschappen, Nederlands te onderwijzen en meer. Onafhankelijk werken wordt bemoeilijkt door de adat, de traditionele regels die voorschrijven hoe men zich te gedragen heeft. Na de lagere school moet zij zich beperken tot een deel van het huis bestemd voor de ongetrouwde vrouwen,samen met haar zusters. De zusters, Kartinah en Roekmini, delen haar ambitie, maar er zijn geen documenten over die daarvan getuigen.

Als zij haar correspondentie begint decreteert de koloniale overheid dat Inlanders geen onderwijs in het Nederlands of zelfs maar het onderwijzen van Nederlands mogen krijgen. Als dit wordt ingetrokken, halfhartig en veel later, is het allang te laat. Stel je dit enorme land voor met slechts één universiteit en nauwelijks middelbaar onderwijs in het Nederlands – zo was de situatie toen het einde van het Nederlands kolonialisme zich aandiende.
Dus is Indonesië een van de weinige koloniale gebieden, en zeker het grootste, waar de koloniale taal nauwelijks invloed heeft nagelaten. Portugees als vroegere koloniale lingua franca was belangrijker dan Nederlands, en het Maleis als algemene verkeerstaal – veranderd in Bahasa Indonesia na de onafhankelijkheid – werd genoeg geacht voor de inlanders.

Op zeker ogenblik tijdens de correspondentie, in oktober 1900, raakt Nelly van Kol-Porreij, kortweg bekend als Nellie, Kartini met haar christen-anarchistische visie op geloof en het goddelijke. Van dat ogenblik verwijst zij naar God of Allah, zoals de Geheel Andere heet in haar oorspronkelijk mohammedaanse geloof (zij noemt het consequent zo) als Vader, het beginsel der Liefde dat ons allen leidt. Het lijkt ook ontleend aan het boek Naar het groote licht van Felix Ortt, dat zij zegt zeer te waarderen. De titel van haar boek, die zij evenwel niet zelf gekozen kan hebben, verwijst naar de reis naar het Licht. Doorheen de correspondentie kan men zien dat zij veel kracht ontleent aan deze visie op God in haar strevingen. God de hemelse Vader noemen klinkt eerder christelijk dan islamitisch, maar zij houdt vol dat het deel van haar geloof is. Christenen hebben geen monopolie op Liefde. Soms verwijst zij naar zichzelf als “kleine boeddhiste”.

Kartini spreekt ook met veel respect over Nellies echtgenoot, Henri van Kol, Kamerlid voor de SDAP, plantage-eigenaar op Java die als Kamerlid de bloedige koloniale onderwerping van Atjeh onder generaal Van Heutsz steunt. Het echtpaar zou later scheiden maar niet in Kartini’s tijd.

Kartini slaagt er in de bezwaren van haar ouders tegen het volgen van verder onderwijs opzij te schuiven, misschien in Nederland maar tenminste in Batavia (Jakarta). Zij leeft blijkbaar tussen hoop en vrees over har roeping, en op zeker ogenblik begint zij haar eigen school voor inheemse meisjes van hoge stand. Dan nemen de gebeurtenissen een nieuwe loop als zij trouwt met Raden Adipati Ario Djojo Adi Ningrat, regent van Rembang. Zij zal geen deel van een harem zijn, een aspect van de adat dat ze zeer verafschuwde. Zij verwerpt dit aspect van de islam volledig en beklemtoont dat vrouwen zich er sinds de dagen van de Profeet tegen hebben verzet. Eeuwen van lijden, noemt zij deze polygamie.

Haar echtgenoot is weduwnaar en voor haar overlijden drong zijn vrouw al aan op zijn huwelijk met Kartini, vanwege diens opstandige instelling. Het paar paste goed bij elkaar en haar echtgenoot steunt haar ideeën en zij gaat verder met het oprichten van een school.

En dan slaat het biologische lot toe. Zij mag geslaagd zijn in haar gevecht tegen de onderdrukking van de vrouw en de koloniale discriminatie in het onderwijs, kraamvrouwenkoorts kan zij niet verslaan.

Haar boek Door duisternis tot licht haalt drie drukken in 1911 en 1912. De samensteller, de koloniale officier J.J. Abendanon, besteedt de winsten van het boek in investering i nde school die haar naam draagt na haar overlijden.

 

*

Zoals gewoonlijk kan het antikolonialisme en internationalisme van ten minste de Nederlandse sociaal-democraten, zoals eerdergenoemde Van Kol al toont, bepaald niet overtuigend genoemd worden. Wanneer het sociaal-democratische antikolonialisme echt op de proef gesteld wordt – in de naoorlogse jaren als zij deel uitmaken van de regering – blijkt het niets waard. Zij steunden de koloniale oorlog tegen de Indonesische onafhankelijkheid, tot vandaag volhardend in het verhaal dat de oorlog geen oorlog was maar een “politionele actie”. De anarchisten van alle richtingen, verenigd in de Internationale Antimilitaristische Vereeniging, ware nofficieel geheel tegen het kolonialisme, zonder acht te geven aan excuses over de ontwikkeling van het land der gekoloniseerden. Christen-anarchisten wezen zending af om deze reden, omdat zij begunstigd werd door het kolonialisme. Een nogal bijzondere positie neemt de prominentste Nederlandse christen-anarchist Felix Ortt in. Als redacteur van het tijdschrift De Vrije Mensch, het tijdschrift van de christen-anarchisten na het debacle van de kolonie in Blaricum, schrijft hij voor het eerst over het Nederlands kolonialisme in de Oost naar aanleiding van de publicatie van Kartini’s boek. Blijkbaar speelde Indië naast de strijd tegen het militairsme en de dienstplcht geen rol in het begin van de vorige eeuw. Hij neemt een evolutionistisch standpunt in: over het groeiende begrip dat “wij” de oudere broer zijn die de jongere koestert.
Een bloemlezing uit het onderhavige artikel, ‘Onze plicht tegenover de Indische volken’, De Vrije Mensch 1912, p.193 vv.

  • Wij individuën zijn, of wij willen of niet, deelen van den Staat, en iets van de medeverantwoordelijkheid voor de gedragingen en verkeerdheden van onzen Staat rust op ons allen. Dus ook ten opzichte van de verhouding van Nederland tot Indië en zijn volken. VM194
  • (H)et geluk van het Javaansche volk zal het beste gediend worden door volkomen zelfregeering – dus zal Nederland zijn ambtenaren uit Java moeten terugtrekken, zijn vlag van Java’s bodem wegnemen. Dan zal de jongere broeder volwassen naast de andere staan, en zal niet het gezag maar de broederliefde de band zijn die hen nog lang verbindt. Zóó ver is het nog lang niet. Maar wij, die vinden dat het daarheen moet, moeten op dat einddoel zien en ons daarnaar richten. VM204
    [Verwijst naar Fil. 2:12: Dus, mijn geliefden, zoals gij altijd gehoorzaam zijt geweest, niet alleen in mijn tegenwoordigheid, maar nu nog veeleer in mijn afwezigheid, werkt aan uw eigen redding met vrees en beving]
  • Neen, zendingswerk is prachtig, wanneer het zich niet opdringt. Laat zendelingen gaan naar alle oorden der wereld; laat zij daar zóó liefdevol, zóó gelukkig, zoo Gode welgevallig leven en werken dat men in hun omgeving overal, waar de innerlijke vrede niet volkomen is, tot hen uitgaat om ook dat geluk, die vrede, die geloofsverzekerdhied te mogen deelachtig worden als waarvan het leven der zendelingen getuigt. (p.205)
  • (L)aat ons trachten hun zieleleven mee te voelen, hun zielsbehoeften te verstaan. Laat ons onszelf dan in hùn plaats denken: in de plaats der eenvoudige inheemsche dessalieden van de kern der bevolking, en vragen wat wij hèn zouden wenschen dat hun hoofden deden n dat het Europeesche Gouvernement deed; laat ons nagaan welke omstandigheden hen doen lijden, hun geluk belemmeren, : armoede, ziekte, droogte en overstroming, opium, speelzucht, domme verkwisting enz. – en allerlei oorzaken meer, die ik niet weet op te noemen, maar die door verstandige belastingen, goede bestuursleiding, goed onderwijs, opvoeding, toewijdende, liefdevolle behandeling geheel of gedeeltelijk te verhelpen zjn. VM206

Enige tijd na het verschijnen van haar boek bevat De Vrije Mensch citaten van Kartini als bladvulling.

Johannes Henri François, die enige tijd op Java gewoond heeft, schrijft voor De vrije Mensch over wat er beweegt in Indië, dat hij kan beperken tot Java. Hij meldt onder andere het volgende (‘De Indische Beweging’, De Vrije Mensch, 1914, p.33vv):
In 1899 is de School tot Opleiding van Inlandsche Artsen opgericht, die als de geboorteplaats van het nationalistisch verzet gezien kan worden. Men kan zich vergissen wat betreft die naam, de school biedt een cursus in verpleegkunde. Mannelijke verpleegkundigen die hun examen gehaald hebben heetten Doctor Djawa, Java doctor. De blijkbaar geheel witte koloniale Bond van Geneesheeren in Nederlandsch-Indië weigerde Indo-Europeanen, de zogenaamde halfbloeden en Chinezen de toegang tot een volledige academische vorming tot arts. De “volbloed”-Inlanders waren geheel van de opleiding uitgesloten. Vrouwen werden opgeleid tot vroedvrouw.

Op deze school wordt in 1908 de organisatie Boedhi Oetomo, Ons Streven, opgericht, die in 1912 omgezet wordt in de Indische Partij, de eerste organisatie van inlanders die onafhankelijkheid in een afzienbare toekomst nastreeft. De partij beoogt allen die in Indië wonen op te roepen tot patriottisme en liefde voor het land dat hen voedt. De krant die de partij ondersteunt is De Expres, gesticht door Ernst Douwes Dekker, familielid van Eduard Douwes Dekker, Multatuli. Deze krant publiceert regelmatig wat nu racistische taal heet in de andere kranten, die niet specifiek bestemd waren voor de inlanders.

De Indische Partij wordt rechtspersoonlijkheid geweigerd en in koloniale kringen steeket gehuil op dat de welvaart va nhet vaderland in gevaar is (van Nederland uiteraard). De partijleiders worden gedeporteerd naar Banda zonder vorm van proces. De functie van de partij wordt overgenomen door de Sarikat Islam, niet oorspronkelijk een islamitische organisatie maar een gilde van kooplieden, dat evenwel uiteenvalt in een Chinees en een Inlands, of Islamitisch, deel. Sarikat Islam eist beter onderwijs voor de inheemse bevolking. De eerste en enige koloniale medische faculteit wordt opgericht in 1927.

François stelt dat “vrije” mensen in het Westen afkerig zijn van wapengeweld, zelfs als het “vaderland” daarmee verdedigd zou moeten worden.

(T)och meen ik dat die zelfde vrije menschen die, en met reden, afkeuren alle oorlogen, het zullen kunnen begrijpen den nog steeds niet ophoudenden weerstand van den “niet-vrije” Atjeher b.v., voor wien het eigen land nog wèl iets is, waard om voor te strijden.VM 46

het is onbillijk dat de Europeanen de Indo-Europeanen als inferieur zien, terwijl zij dezen in het leven hebben geroepen. De Indo- Europeanen zullen onvermijdelijk gaan begrijpen dat zij niets te verwachten hebben van de witte kolonialen. François’conclusie:

Meer en meer zal men moeten prijs geven de meening, dat de Inlanders er zijn voor ons.
Meer en meer zal men gaan begrijpen, dat thans het tijdperk vaan nemen voorbij is, dat we nu hebben te geven, wat dan bovendien nog niets meer is dan terugbetalen. VM p.49

Hiermee eindigt de getoonde interesse van Nederlandse christen-anarchisten voor Indië, dat, moet ik nogmaals zeggen, nooit Indonesië genoemd wordt in die dagen. Terug in Nederland zal François het eerste voorlichtende boek voor homoseksuele mannen schrijven, onder de naam Een Hunner, met een voorwoord van Felix Ortt. Dat is een interessant verhaal maar het staat los van de nogal kleine interventie voor de gekoloniseerde mensen van de archipel, die een nieuwe generatie weer zou hervatten, twintig jaar later.

LITERATUUR OVER ANARCHISTEN EN KOLONIALISME (zoals opgegeven in 2016):

  • Maia Ramnath, Decolonizing anarchism
  • Benedict Anderson, Under Three Flags: Anarchism and the Anti-Colonial Imagination

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.