We hebben niets te verliezen van de bestudering van Marx dan onze onnozelheid. Naar aanleiding van de 200e geboortedag van Karl Marx op 5 mei zijn talloze commentaren verschenen. Uit een goede beschouwing van Vikas Datta stamt de eerste zin.
Datta schrijft: ‘Marx mag het mis hebben gehad over een heleboel zaken, maar had gelijk over andere. Als zodanig is zijn relevantie alleen toegenomen, niet afgenomen in ons neoliberale tijdperk.’ Zo is dat. Het is onzin om te stellen dat Marx gelijk had zoals Marx Marc Vandepitte in een door Krapuul overgenomen stuk doet. Marx heeft ons een enorm waardevolle sociaalwetenschappelijke gereedschapskist nagelaten. Maar als je een hamer gebruikt om iemands schedel in te slaan, is dat niet de fout van de hamer. Het komt erop aan Marx’ analyses op waarde te schatten en zijn miskleunen niet met de mantel der liefde te bedekken.
Dictatuur
Marx’ slogan van ‘dictatuur van het proletariaat’ is wellicht de meest controversiële. Wat bedoelde hij ermee? Dictatuur begrijpen we in ieder geval. Dat is geen democratie. Niet alleen de leninistische interpretatie van Marx had tot de verschrikkelijke aberratie van de Sovjet-Unie geleid. Het despotisme lijkt ingebakken te zitten in Marx’ klasseloze maatschappij. Ruim voor Vladimir Lenins implementatie had Michail Bakoenin in Staat en dictatuur in 1873 al fundamentele kritiek op Marx’ dictatuur geuit.
Er zal dus geen bevoorrechte klasse meer zijn, maar een regering en, let wel, een bijzonder ingewikkelde regering, die zich niet tevreden zal stellen met het politieke bestuur en beheer van de massa’s, zoals alle huidige regeringen, maar die bovendien het economisch beheer zal voeren door de productie in haar handen te concentreren, en de rechtvaardige verdeling der rijkdommen, de bebouwing van het land, de vestiging en ontwikkeling van fabrieken, de organisatie en leiding van de handel, tenslotte het gebruik van kapitaal bij de productie door de enige bankier, de staat. Dit alles zal een geweldige wetenschap en vele hoofden boordevol van hersens, in de regering vereisen. Het zal de heerschappij van het wetenschappelijk verstand zijn, het meest aristocratische, despotische, arrogante en minachtende van alle regimes. Er zal een nieuwe klasse ontstaan, een nieuwe hiërarchie van werkelijke en denkbeeldige geleerden, en de wereld zal verdeeld worden in een minderheid die heerst in naam van de wetenschap en een geweldige onwetende meerderheid. En wee dan de massa onwetenden!
Bakoenin interpreteert Marx’ opvatting over bestuur uitstekend. Verkiezingen zoals de burgerlijke maatschappijen die voorstaan, zijn volgens Marx altijd instrumenten van de heersende klasse. Henry Ford heeft over dat soort keuzes een klassieke uitspraak gedaan: ‘iedere kleur is leverbaar, zolang het maar zwart is.’ Daarentegen zou een op wetenschappelijke inzichten gebaseerde heerschappij van het proletariaat te prefereren zijn boven democratische schijn.
Plato
Lang voor Marx had een andere invloedrijke denker, namelijk Plato, al niet veel op met democratie. Plato merkt in De Ideale Staat (ca. 380 v Chr.) op dat een staat een complexe arbeidsverdeling kent. De ideale staat is vanwege de noodzakelijke arbeidsverdeling opgedeeld in verschillende maatschappelijke categorieën. Als consequentie van die verschillen wordt de ideale staat geregeerd door een filosoof-koning en niet door de massa die de noodzakelijke bestuurskwaliteiten mist. Plato argumenteerde:
Want in die staat, en in die staat alleen, zullen zij regeren die werkelijk rijk zijn, niet aan geld en goed, maar aan datgene wat men moet hebben om gelukkig te zijn, namelijk aan een goede en bezonnen levenswijze. Als echter bedelaars zich op de politiek werpen, mensen die hongeren naar persoonlijk bezit en die menen dat ze daar hun goed moeten halen, dan is die mogelijkheid uitgesloten.
Democratie
Beiden, Plato en Marx, geloven dat specifieke kennis – bezonnenheid van de filosoof voor Plato; proletarisch bewustzijn in een klasseloze gemeenschap voor Marx – voor een goed bestuur zorg zal dragen. Voor de inbreng van specifieke kennis valt veel te zeggen. Bedenk dat democratie in het antieke Griekenland vrij populistisch was. Algemene volksvergaderingen in de stadstaten hadden veel invloed. Het begrip demagoog (iemand die zich bedient van retorische middelen, leugenachtige voorstellingen en valse leuzen) is toentertijd ook ontstaan. Heden ten dage kennen wij Geert Wilders en Thierry Baudet als zodanig. Een populair middel van populisme – bijna een tautologie – is het referendum. Het instrument voorziet weliswaar in democratische directheid maar geeft demagogen ruim baan.
In de moderne parlementaire democratie vervalt een deel van Plato’s bezwaren. Parlementariërs zijn mensen die op basis van interesse voor het politieke bedrijf en meestal kunde zijn verkozen. Ze komen in de buurt van de karakteristiek van de filosoof-koning. Natuurlijk speelt corruptie bij hen een rol. Maar om dat te beperken zijn Krapuul en andere kritische pers in een democratie zo essentieel.
Marx heeft de toekomstige vorm van bestuur open gelaten, alleen zou dat zeker geen burgerlijke democratie zijn. Als ontsnappingsclausule kan evenwel het door hem gehanteerde concept van praxis dienen. Dat interpreteer ik als een soort werk van een ingenieur. Al doend in de praktijk ontwikkelt en test die gereedschap op basis van wetenschappelijke inzichten. Als in diverse landen is gebleken dat de leninistische opvatting van een (communistische) voorhoedepartij tot een despotisch regime leidt – Bakoenin voorzag het – dan ligt een heroverweging van parlementaire democratie als best mogelijke bestuursvorm voor goedgezinden ten aanzien van Marx desondanks voor de hand. Daarbij zal dan wel het concept van demos centraal moeten staan en niet tersluiks ethnos.