Geert Wilders, Thierry Baudet, Jan Marijnissen, Nigel Farage, Marine Le Pen, Viktor Orbán en Carles Puigdemont, president van Catalonië, verkondigen in de kern eenzelfde boodschap: leve het nationalisme. Daartegenover zet Paul De Grauwe, tegenwoordig hoogleraar politieke economie aan het European Institute van de London School of Economics, zijn visie. De gebeurtenissen in Catalonië en voorts Brexit hebben zijn gemoed doen overlopen. Zijn commentaar is treffend. Ik heb het gevoel dat ik het zelf ook zo uitgedrukt zou kunnen hebben. Voor hem geldt echter het argumentum ad auctoritatem, het autoriteitsargument. Als een van ’s werelds meest vooraanstaande economen is De Grauwe een autoriteit.
Ik citeer in extenso uit zijn weblog, weliswaar vertaald uit het Engels. Het eerste citaat gaat over identiteit.
De tweede mythe is dat het volk dat voor zijn onafhankelijkheid vecht een duidelijk gedefinieerde identiteit heeft. De taak van nationale politici is om naar de wil van het volk te luisteren. Er kan maar één stem zijn. Er is geen ruimte voor tegenspraak. De Britse regering roept nu op tot patriottisme. De tegenstanders van Brexit zijn geen ware patriotten.
En er is de belofte van welvaart.
De derde mythe is dat onafhankelijkheid onvermoede welvaart zal opleveren. Wanneer het volk ‘de controle weer overneemt’, zal het de middelen bezitten om maximale welvaart te bereiken. Dat is tegenwoordig het argument van Brexiters als Boris Johnson. Wanneer Brexit gerealiseerd wordt (bij voorkeur zo snel mogelijk), zal Groot-Brittannië zijn ware bestemming hebben bereikt. ‘Werelds Brittannië’ zal het van de protectionistische EU overnemen. Groot-Brittannië zal vrolijk vrije handelsovereenkomsten met de rest van de wereld sluiten die tot ongeziene welvaart zullen leiden. Een soortgelijk argument over meer welvaart voor een onafhankelijk Catalonië wordt tegenwoordig van Catalaanse nationalisten gehoord.
Maar de realiteit is hard. In het volgende citaat gaat De Grauwe in op door mij toevallig een dag voordien in Plan om inkomstenbelasting én BTW te beperken besproken bedrijfsbelastingen.
De realiteit is dat globalisering nationale soevereiniteit ondermijnt. Dit gebeurt op allerlei manieren. Een voorbeeld. Grote multinationals chanteren nationale overheden in Europa met als resultaat dat bedrijfsbelastingen haast overal afnemen. In echter geen enkel land is er een wil van het volk ten gunste van het verminderen van deze belastingen. Toch is deze uitkomst er omdat regeringen als nationale entiteiten handelen. Zouden ze gezamenlijk over bedrijfsbelastingen beslissen, dan zouden multinationals niet in staat zijn deze regeringen te chanteren en er zou geen sluipende afname van bedrijfsbelastingen bestaan.
Slechts drie economische entiteiten zijn in staat de wereldeconomie in enige mate te reguleren.
Ander voorbeeld. Internationale handel wordt tegenwoordig niet zozeer door tarieven beïnvloed als wel door non-tarifaire belemmeringen. Grote landen beslissen over standaarden en het regelgevend kader die handel regeren. Er zijn nu in wezen drie landen, de VS, de EU en China, die kunnen ambiëren over de aard van deze standaarden te beslissen. De andere landen spelen geen rol in dit spel. Dus wanneer Groot-Brittannië uit de EU treedt om meer soevereiniteit te verwerven (‘weer controle overnemen’), is de winst alleen formeel. In feite neemt zijn echte soevereiniteit af. Vanzelfsprekend geldt hetzelfde voor Catalonië.
De Grauwe besluit met een paradox:
Wanneer nationalisten meer formele soevereiniteit nastreven, bewerkstelligen ze minder echte soevereiniteit van het volk.
Opgemerkt dient te worden dat deze paradox geldt onder de randvoorwaarde van democratie. Voor Koerdistan, dat grotendeels met (semi-)dictaturen te maken heeft, ligt de situatie geheel anders.