Het racisme van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft aan minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) geadviseerd het adopteren van kinderen uit het buitenland te stoppen. Een gezin in het land van herkomst zou beter zijn.

Bij adoptie behoort rekening te worden gehouden met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het kind – artikel 20 lid3, Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Dat adoptie in het land van herkomst altijd de voorkeur zou verdienen, houdt het artikel evenwel niet in. Artikel 21b van het IVRK zegt dat ook met zoveel woorden: Elk kind heeft recht om op een passende wijze in het eigen land verzorgd te worden. Slechts indien dit op geen enkele passende wijze mogelijk is, kan interlandelijke adoptie worden overwogen.

Als argument tegen interlandelijke adoptie schrijft de RSJ nota bene: “Adoptiekinderen hebben het uiterlijk van de mensen uit hun land van herkomst. Dit uiterlijk kan afwijken van dat van andere Nederlanders. Daarom lopen adoptiekinderen het risico in Nederland gediscrimineerd te worden. Door discriminatie komen kinderen niet tot ‘hun recht’“. Een beweegreden van de RSJ is met andere woorden dat in Nederland te veel wordt gediscrimineerd. Daarom moet Nederland maar ‘Nederlands’ blijven, wat dat dan ook moge inhouden.

Stiekem formuleert een onafhankelijk officieel adviesorgaan als de RSJ dus een racistisch motief.